Was heißt »sehen« auf Niederländisch?
Das Verb »sehen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- zien
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Es gibt da ein Problem, das du nicht siehst.
Er is een probleem dat je niet ziet.
Es hat mir fast Angst gemacht, dich einen ganzen Tag nicht online zu sehen.
Ik vond het haast eng om je een hele dag niet online te zien.
„Das sieht ziemlich interessant aus“, sagt Hiroshi.
"Dat ziet er behoorlijk interessant uit," zegt Hiroshi.
"Dit ziet er best interessant uit," aldus Hiroshi.
Beim Verlassen des Bahnhofs sah ich einen Mann.
Toen ik het treinstation uitging, zag ik een man.
Es wäre lustig zu sehen, wie die Dinge sich im Lauf der Jahre ändern.
Het zou leuk zijn om te zien hoe de zaken in de loop der jaren veranderen.
Het zou leuk zijn om te zien hoe alles in de loop der jaren wijzigt.
Wir sehen die Dinge nicht, wie sie sind, sondern wie wir sind.
We zien de dingen niet zoals ze zijn, maar zoals we zelf zijn.
Du siehst dumm aus.
Ge ziet er dom uit.
Je ziet er dom uit.
Ich habe noch nie einen roten Kühlschrank gesehen.
Ik heb nog nooit een rode koelkast gezien.
Wir konnten den Sonnenuntergang vom Fenster aus sehen.
We konden de zonsondergang door het raam zien.
Ich habe gerade gesehen, dass der Botschafter Saudi-Arabiens in Washington zurückgetreten ist.
Ik heb juist gezien dat de ambassadeur van Saoedi-Arabië in Washington ontslag genomen heeft.
Da haben die Einheimischen zum ersten Mal ein Flugzeug gesehen.
De inheemsen zagen toen voor de eerste keer een vliegtuig.
Der Busfahrer sah den Fußgänger nicht.
De buschauffeur zag de voetganger niet.
Die Nachbarn sehen, dass der Briefkasten nicht geleert ist.
De buren zien dat de brievenbus niet leeggemaakt is.
Peter sieht, dass das Garagentor offen ist.
Peter ziet dat de garagedeur open is.
Pieter ziet dat de garagedeur open is.
Ich möchte diesen Film sehen.
Ik wil deze film graag zien.
Ik wil die film zien.
Ich erinnere mich daran, diesen Film gesehen zu haben.
Ik weet nog dat ik de film gezien heb.
Schalte das Licht an. Ich kann nichts sehen.
Doe het licht aan. Ik zie niks.
Ich habe nie so einen schönen Sonnenuntergang gesehen.
Ik heb nog nooit zo een mooie zonsondergang gezien.
Katzen können im Dunkeln sehen.
Katten kunnen in het donker zien.
Man kann den ganzen Park vom Restaurant aus sehen.
Je kan vanaf het restaurant het hele park zien.
Meine Tante sieht jung aus.
Mijn tante ziet er jong uit.
Ich höre dich, aber ich kann dich nicht sehen.
Ik hoor je maar ik kan je niet zien.
Ich sah es als selbstverständlich an, dass sie kommen würde.
Voor mij was het vanzelfsprekend dat zij zou komen.
Wegen des dichten Nebels war kein Mensch zu sehen.
Door de dichte mist, was er geen mens te zien.
Das Bild sieht besser von weitem aus.
Vanop afstand lijkt de afbeelding beter.
Sie sah aus, als wäre sie lange krank gewesen.
Ze zag eruit alsof ze lange tijd ziek geweest was.
Ich habe sie seither nicht mehr gesehen.
Sindsdien heb ik haar niet meer gezien.
Ken und sein Bruder sehen sich sehr ähnlich.
Ken en zijn broer lijken erg op elkaar.
Ich habe ihn gesehen.
Ik heb hem gezien.
Ich habe ihn schwimmen sehen.
Ik zag hem zwemmen.
Ich habe ein Flugzeug gesehen.
Ik heb een vliegtuig gezien.
Hast du meinen Fotoapparat gesehen?
Heb je mijn fototoestel gezien?
Er sieht blass aus.
Hij ziet er bleek uit.
Ich würde sie gerne sehen.
Ik zou haar graag willen zien.
Kann ich Ihren Führerschein sehen, mein Herr?
Mijnheer, mag ik uw rijbewijs zien?
Du siehst gut aus mit kurzen Haaren.
Je ziet er goed uit met je korte haar.
Es sieht aus wie Schnee, oder?
Het lijkt op sneeuw, is het niet?
Gestern traf ich einen alten Freund, den ich schon lange nicht mehr gesehen hatte.
Gisteren heb ik een oude vriend ontmoet, die ik al lang niet meer gezien had.
Ich habe so etwas noch nie zuvor gesehen.
Zoiets heb ik nog nooit gezien.
Ich möchte die Freiheitsstatue sehen.
Ik wil het Vrijheidsbeeld zien.
Ich habe dich schon lange nicht mehr gesehen, Bill.
Ik heb je lang niet gezien, Bill.
Ich sah meinen Großvater letzte Woche.
Ik zag mijn opa vorige week.
Wir sehen jeden Tag fern.
Wij kijken alle dagen tv.
Ich möchte heute niemanden sehen.
Vandaag wil ik niemand zien.
Mit diesem Teleskop kann man Sterne und Träume sehen.
Met deze telescoop kun je sterren en dromen zien.
Ich sehe ihn morgen Nachmittag.
Ik zie hem morgennamiddag.
Ik zie hem morgenmiddag.
Schön, dich zu sehen!
Ik ben blij je te zien.
Blij u te zien.
Het is goed je te zien.
Het is goed u te zien.
Leuk je te ontmoeten.
Jim sah nach rechts und links, bevor er über die Straße ging.
Jim keek links en rechts voor hij de weg overstak.
Ich sehe schlecht.
Ik kan niet goed zien.
Ik zie niet zo goed.
Er sieht so als, als wäre er krank gewesen.
Hij ziet eruit alsof hij ziek is geweest.
Das ist der schönste Strauß, den ich je gesehen habe.
Dat is de mooiste struisvogel die ik ooit gezien heb.
Dat is het mooiste boeket dat ik ooit gezien heb.
Kein Stern war am Himmel zu sehen.
Je kon geen ster aan de hemel zien.
Heute habe ich einen Star gesehen.
Ik heb vandaag een spreeuw gezien.
Heute habe ich einen Stern gesehen.
Ik heb vandaag een ster gezien.
In dem Moment, als sie ihre Mutter sah, begann sie mit lauter Stimme zu schreien.
Toen zij haar moeder zag, begon zij luid te schreeuwen.
Ich habe sie schon seit einer Ewigkeit nicht mehr gesehen.
Ik heb haar in geen eeuwigheid gezien.
Du siehst blass aus.
Je ziet er bleek uit.
Ich sehe Tränen in deinen Augen.
Ik zie tranen in je ogen.
Du siehst heute blass aus.
Ge ziet er bleek uit vandaag.
Du siehst sehr müde aus.
Je ziet er erg moe uit.
Ich persönlich habe nie ein UFO gesehen.
Ik heb persoonlijk nooit een ufo gezien.
Erinnerst du dich an den Tag, an dem wir den Unfall gesehen haben?
Weet je die dag nog, dat we dat ongeluk gezien hebben?
Ich habe noch nie so etwas gesehen.
Ik heb nog nooit zoiets gezien.
Eigentlich muss ich Englisch lernen, aber ich würde gerne einen Film sehen.
Eigenlijk moet ik Engels leren, maar ik zou graag een film kijken.
Ich war überrascht, so viele Leute auf dem Konzert zu sehen.
Ik was verrast, zoveel mensen te zien op het concert.
Ich war ruhig, bis ich die Spritze sah.
Ik was kalm totdat ik de spuit zag.
Ik was rustig totdat ik de injectienaald zag.
Er sieht krank aus.
Hij lijkt ziek.
Ich habe noch nie einen lebenden Wal gesehen.
Ik heb nog nooit een levende walvis gezien.
Da die Lichtgeschwindigkeit höher ist als die Schallgeschwindigkeit, sehen einige Leute brillant aus, bevor sie dumm klingen.
Dat sommige mensen er geniaal uitzien voordat ze dom klinken, komt doordat licht zich sneller voortplant dan geluid.
Ich habe ihn rennen sehen.
Ik heb hem zien rennen.
Nancy sieht müde aus.
Nancy ziet er vermoeid uit.
Nancy ziet er moe uit.
Unser Lehrer sieht sehr jung aus.
Onze leraar ziet er heel jong uit.
Er erklärte detailliert, was er gesehen hatte.
Gedetailleerd vertelde hij wat hij gezien had..
Zwischen den Bäumen kann man ein Haus sehen.
Tussen de bomen kan je een huis zien.
Lass mich sehen.
Laat me eens zien.
Willst du es jetzt sehen?
Wilt ge het nu zien?
Hast du ihn schon schwimmen sehen?
Heb je hem ooit zien zwemmen?
Darf ich bitte Ihren Pass sehen?
Mag ik uw paspoort, alstublieft?
Lange nicht gesehen.
Lang niet gezien.
Ich sah 5 Männer.
Ik zag vijf mannen.
Ich sah den Hügel.
Ik zag de heuvel.
Morgen sehen wir weiter.
Morgen zien we wel verder.
Hast du sie dort gesehen?
Heb je haar daar gezien?
Mal sehen, was passiert!
Laten we zien wat er gebeurt.
Er sieht den Wald vor lauter Bäumen nicht.
Hij ziet door de bomen het bos niet meer.
Ich habe John in der Bibliothek gesehen.
Ik heb John gezien in de bibliotheek.
Ik zag John in de bibliotheek.
Sie sehen Dan.
Zij zien Dan.
Ich würde gerne deine Briefmarkensammlung sehen.
Ik wou graag jouw postzegelverzameling zien.
Ik wou graag je postzegelverzameling zien.
Ik zou graag een blik werpen op je postzegelverzameling.
Koalas kann man nur in Australien sehen.
Koala's kan men alleen in Australië zien.
Hast du gesehen, wie er mich angeschaut hat?
Heb je gezien hoe hij me bekeken heeft?
Wie siehst du diese Angelegenheit?
Wat denk jij over deze zaak?
Wie sehen Sie diese Angelegenheit?
Wat denkt ge over deze zaak?
Wat denkt u over deze zaak?
Er behauptete, den Unfall gesehen zu haben.
Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.
Er sah den Unfall auf seinem Weg zur Schule.
Hij zag het ongeval onderweg naar school.
Hast du schon mal einen Wal gesehen?
Hebt ge al een walvis gezien?
Wir konnten nichts sehen, außer Nebel.
We konden niets zien dan mist.
Wij hebben niets anders dan mist gezien.
We konden niets zien, behalve mist.
Ich kam, sah und siegte.
Ik kwam, ik zag, ik overwon.
Ich bin jetzt so besoffen, dass ich zwei Tastaturen sehe.
Ik ben nu zo dronken dat ik twee toetsenborden zie.
Ich möchte meinen Vater sehen.
Ik zou mijn vader willen zien.
Wo hast du diese Frauen gesehen?
Waar heb je die vrouwen gezien?
Synonyme
- anschauen:
- aankijken
- ansehen:
- aanzien
- begegnen:
- ontmoeten
- finden:
- vinden
- gucken:
- kijken
- kommen:
- komen
- wahrnehmen:
- waarnemen
- zeigen:
- tonen
Sinnverwandte Wörter
Antonyme
- tasten:
- tasten
Niederländische Beispielsätze
Je kan veel sterren aan de hemel zien.
Ik ben verrast je te zien.
Natuurlijk wou ik je niet kussen, ik wou enkel zien hoe je zou reageren.
Ik wil je niet meer zien.
Van de Grote Chinese Muur hebben vele mensen al gehoord of gelezen, sommigen hebben hem zelfs al bezichtigd, maar echter weinigen weten dat men dit bouwwerk vanaf de maan kan zien.
Alleen door haar aan te kijken, kan je zien dat ze van je houdt.
Laat me de weg naar de bushalte zien.
Ik kan er niet tegen dieren te zien lijden.
Ik wil je nog zien voor ik naar Europa vertrek.
Katten kunnen zelfs op donkere plaatsen zien.
In alle geval, ik zal hem zien.
De tweelingbroers zien er precies hetzelfde uit.
Tom hoopt je in oktober te zien.
Deze wolken zien eruit als een kudde witte schapen.
Uilen kunnen in het donker zien.
We konden de zonsondergang vanuit ons raam zien.
Ze kwam voorbij, zonder mij te zien.
De soldaten konden hem nu zien.
Er is niemand te zien op straat.
Dit is mijn geheim, het is heel eenvoudig: alleen met het hart kun je goed zien. Het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar.
Übergeordnete Begriffe
- wahrnehmen:
- waarnemen
Untergeordnete Begriffe
- ansehen:
- aanzien
- einsehen:
- inzien
- zusehen:
- toezien