Was heißt »fernsehen« auf Niederländisch?

Das Verb »fernsehen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich habe gestern Abend ferngesehen.: Gisteravond heb ik tv gekeken.
Lasst uns hier fernsehen.: Laten we hier televisiekijken.
Tom hat gestern ferngesehen.: Gisteren heeft Tom tv gekeken.
Ich würde gerne fernsehen.: Ik zou graag tv kijken.
Weil sie fernsehen.: Omdat zij teevee aan het kijken zijn.; Omdat ze tv aan het kijken zijn.; Omdat ze naar de televisie zitten te kijken.
Als sich das Erdbeben ereignete, habe ich gerade ferngesehen.: Toen de aardbeving toesloeg, keek ik televisie.; Toen de aardbeving plaatsvond, keek ik televisie.
Hast du gestern Abend ferngesehen?: Hebt gij gisteravond televisie gekeken?; Heb je gisteravond naar de tv gekeken?
Tom lässt Mary nach 22 Uhr nicht fernsehen.: Tom laat Maria geen tv-kijken na tien uur 's avonds.
Dann habe ich ferngesehen.: Dan keek ik televisie.
Du kannst fernsehen.: Je kan tv-kijken.
Sie können fernsehen.: U kunt tv-kijken.
Ihr könnt fernsehen.: Jullie kunnen tv-kijken
Ich will nicht fernsehen.: Ik wil niet tv kijken.
Meine Kinder dürfen nicht fernsehen.: Mijn kinderen mogen geen televisie kijken.
Lasst mich in Frieden, Tom und Maria, ich will fernsehen.: Laat me met rust, Tom en Marie, ik wil televisie kijken.
Wenn es morgen regnet, werde ich fernsehen.: Als het morgen regent, kijk ik tv.