Was heißt »kom­men« auf Niederländisch?

Das Verb »kom­men« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • komen

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich wusste nicht, woher es kam.

Ik wist niet waar het vandaan kwam.

Warum kommst du uns nicht besuchen?

Waarom kom je niet bij ons op bezoek?

Ich fragte mich, ob du heute kommen würdest.

Ik vroeg me af of je vandaag zou komen opdagen.

Ich muss einkaufen gehen, ich komme in einer Stunde zurück.

Ik moet boodschappen doen. Ik ben over een uur terug.

Ich bin zu spät in die Schule gekommen.

Ik was te laat op school.

Ik kwam te laat op school.

Wenn wir klein sind, kommt uns alles so groß vor.

Wanneer men klein is, lijkt alles zo groot ...

Aus welchem Land kommst du?

Uit welk land kom je?

Wieso kommst du nicht mit uns?

Waarom komt ge niet met ons mee?

Waarom kom je niet met ons mee?

Er ist mehrmals gekommen.

Hij kwam verschillende keren.

Wer kommt mit mir?

Wie komt er met mij mee?

Hier kommt die Braut!

Daar komt de bruid!

Ich will wissen, wer mit uns kommt.

Ik wil weten wie met ons mee komt.

Lucy kommt aus Amerika.

Lucy komt uit Amerika.

Seine Frau kommt aus Kalifornien.

Zijn vrouw komt uit Californië.

Ich hoffe doch, dass du wieder kommen wirst.

Ik hoop wel dat je nog een keer komt.

Er wird kommen, wenn du ihn anrufst.

Hij zal komen als ge hem roept.

Ich komme aus Singapur.

Ik kom uit Singapore.

Ich werde kommen, falls nötig.

Ik kom, indien nodig.

Sie kommt, wenn Sie sie darum bitten.

Ze zal komen als ge het haar vraagt.

Papa kommt morgen heim.

Papa komt morgen thuis.

Ich weiß nicht, wann sie kommen kann.

Ik weet niet wanneer zij kan komen.

Ich komme aus Japan.

Ik kom uit Japan.

Ich sah es als selbstverständlich an, dass sie kommen würde.

Voor mij was het vanzelfsprekend dat zij zou komen.

Er konnte nicht kommen, weil er krank war.

Hij kon niet komen, omdat hij ziek was.

Ist Herr Davis nach Japan gekommen, um Englisch zu unterrichten?

Is meneer Davis naar Japan gekomen om Engels te onderwijzen?

Wann kommt der Flieger in Tokyo an?

Wanneer komt het vliegtuig in Tokio aan?

Soweit ich weiß, kommt er mit dem Auto.

Voor zover ik weet komt hij met de auto.

Meine Mutter kann nicht kommen.

Mijn moeder kan niet komen.

Er hat mir versprochen, um vier zu kommen.

Hij beloofde me om vier uur te zullen komen.

Wieso bist du nach Japan gekommen?

Waarom ben je naar Japan gekomen?

Waarom zijt ge naar Japan gekomen?

Ist er mit dem Bus oder mit dem Zug gekommen?

Is hij met de bus of met de trein gekomen?

Nimm die Dinge, wie sie kommen.

Neem de dingen zoals ze zijn.

Er kommt oft zu spät.

Hij komt dikwijls te laat.

Ich wollte gerade einen Brief schreiben, als er nach Hause kam.

Ik wilde net een brief schrijven, toen hij thuiskwam.

Ich komme aus Saitama.

Ik kom uit Saitama.

Ich komme aus Australien.

Ik kom uit Australië.

Ich komme.

Ik kom.

Herr Wang kommt aus China.

Meneer Wang komt uit China.

Jane kommt aus Australien.

Jane komt uit Australië.

Er kommt aus England.

Hij komt uit Engeland.

Er kommt fast jeden Tag hierher.

Hij komt hier bijna dagelijks.

Er kommt einmal pro Monat her.

Hij komt hier eens per maand.

Jedes Mal, wenn er hierher kommt, bestellt er das gleiche Gericht.

Telkens als hij hier komt, bestelt hij hetzelfde gerecht.

Er kam hierher, um mir zu helfen.

Hij is hier gekomen om mij te helpen.

Wer zuerst kommt, mahlt zuerst.

Die het eerst komt, die het eerst maalt.

Wie eerst komt, eerst maalt.

Wie het eerst komt, het eerst maalt.

Dein Name kommt mir bekannt vor.

Je naam komt me bekend voor.

Ein Baseball kam durch das Fenster geflogen.

Een honkbal kwam door het raam gevlogen.

Beeilt euch, sonst kommt ihr zu spät zum Mittagessen.

Haast u, of ge mist het middagmaal.

Er kam zurück aus Amerika.

Hij kwam terug uit Amerika.

Im Laufe des Tages kam mich ein Freund besuchen.

In de loop van de dag kwam een vriend mij bezoeken.

Sie beeilte sich, um nicht zu spät zu kommen.

Ze haastte zich zodat ze niet te laat zou zijn.

Ich weiß nicht, ob er kommt oder nicht.

Ik weet niet of hij komt of niet.

Ja, ich komme sofort.

Ja, ik kom dadelijk.

Er kam hinter dem Vorhang hervor.

Hij kwam van achter het gordijn.

Bitte komme herunter.

Kom naar beneden, alsjeblieft.

Kom alstublieft naar beneden.

Tut mir leid, dass ich so spät komme.

Het spijt me dat ik zo laat ben.

Eine Katze kam unter dem Auto hervor.

Een kat kwam van onder de auto tevoorschijn.

Ich warte hier bis sie kommt.

Ik zal hier wachten tot ze komt.

Ich komme sofort.

Ik kom onmiddellijk.

Er fragte den Polizisten, wie viele Menschen am Vortag bei Verkehrsunfällen ums Leben gekommen waren.

Hij vroeg aan de politieman hoeveel mensen de vorige dag omgekomen waren bij verkeersongevallen.

Ich weiß nicht, wann er kommt.

Ik weet niet wanneer hij komt.

Hochmut kommt vor dem Fall.

Hoogmoed komt voor de val.

Ein Unglück kommt selten allein.

Een ongeluk komt zelden alleen.

Er ist noch nicht gekommen. Er hat bestimmt den Bus verpasst.

Hij is nog niet aangekomen. Hij heeft vast de bus gemist.

Er kommt immer zu spät zur Schule.

Hij komt altijd te laat op school.

Vater kam vor ungefähr zehn Minuten nach Hause.

Vader is ongeveer tien minuten geleden thuisgekomen.

Warum kannst du nicht kommen?

Waarom kan je niet komen?

Ah, der Bus ist gekommen.

Ah, de bus is er.

Da kommt ein Bulle.

Daar komt een smeris.

Daar is een flik.

Ich weiß nicht, wann Bob nach Japan gekommen ist.

Ik weet niet wanneer Bob naar Japan gekomen is.

Um wie viel Uhr soll ich kommen?

Hoe laat moet ik komen?

Hoe laat zal ik komen?

Ja, komm bitte.

Ja, kom alstublieft.

Er kommt bestimmt nicht.

Hij komt zeker niet.

Schneller, sonst kommst du zu spät.

Vlugger, anders ben je te laat.

Es kommt nicht in Frage, bei diesem Regen rauszugehen.

Geen sprake van om met deze regen weg te gaan.

Der Zug kam rechtzeitig in Kyoto an.

De trein kwam op tijd aan in Kyoto.

Beeil dich, sonst kommst du zu spät zur Schule.

Haast u of ge zijt te laat op school.

Haast je, of je bent te laat op school.

Fällt im Stall die Heizung aus, kommt die Milch in Würfeln raus.

Valt in de stal de verwarming uit, dan komt de melk in blokjes eruit.

Er wird im Juni Tokyo verlassen und nach Kansai kommen.

Hij zal Tokio verlaten in juni en naar Kansai gaan.

Er kommt in zehn Minuten.

Hij komt over tien minuten.

Sie kam bei einem Flugzeugabsturz ums Leben.

Ze is omgekomen bij een vliegtuigongeluk.

Wann kommst du zurück?

Wanneer komt ge terug?

Er soll sofort kommen!

Hij moet onmiddellijk komen.

Er kommt nach dem Essen.

Hij komt na het eten.

Er kam als Lehrer nach Berlin.

HIj kwam als leraar naar Berlijn.

Hij kwam naar Berlijn als een leraar.

Ich komme gerade aus Großbritannien.

Ik ben zojuist uit Groot-Brittannië gekomen.

Als ich in die Küche kam, machte sie gerade Hühnercurry mit Reis.

Toen ik de keuken binnenliep was ze kip curry met rijst aan het klaarmaken.

Das kommt davon!

Dat komt ervan!

Ich komm im Moment nicht auf seinen Namen.

Ik kan even niet op zijn naam komen.

Ich kam vergangenes Jahr nach Japan.

Ik ben vorig jaar naar Japan gekomen.

Wann kommst du nach Japan?

Wanneer kom je naar Japan?

Sie kam aus dem Zimmer.

Zij kwam uit de kamer.

Ich komme aus Norwegen.

Ik kom uit Noorwegen.

Mein Vater kommt gewöhnlich um sechs nach Hause.

Mijn vader komt gewoonlijk om zes uur thuis.

Weißt du, wann sie kommt?

Weet je wanneer ze komt?

Der Bus kam zehn Minuten zu spät.

De bus kwam tien minuten te laat.

Seine Beschreibung kam der Wahrheit nahe.

Zijn beschrijving kwam in de buurt van de waarheid.

Wieso seid ihr nicht gekommen?

Waarom kwamen jullie niet?

Nach dem Regen kommt Sonnenschein.

Na regen komt zonneschijn.

Ich weiß nicht, wie man dorthin kommt.

Ik weet niet, hoe je daar komt.

Synonyme

ab­sprit­zen:
nat maken
aus­kom­men:
uitkomen
be­su­chen:
bezoeken
brin­gen:
brengen
den­ken:
denken
er­klä­ren:
uit de doeken doen
uitleggen
er­rei­chen:
bereiken
fin­den:
vinden
ge­hö­ren:
behoren
ge­nü­gen:
voldoen
voldoende
ha­ben:
hebben
hin­ge­hen:
heengaan
kos­ten:
kosten
Kos­ten­punkt:
kostenpost
lau­fen:
hollen
lopen
rennen
werken
lie­gen:
liggen
schaf­fen:
scheppfen
se­hen:
zien
wan­dern:
lopen
trekken
zei­gen:
tonen

Antonyme

auf­bre­chen:
opbreken
opstappen
vertrekken
zich op weg begeven
ge­hen:
gaan
lopen
rijzen
weg­ge­hen:
weggaan

Niederländische Beispielsätze

  • Dit boek zal van pas komen voor al wie zijn geheugen en zijn logisch denken wil verbeteren.

  • Ik had niet verwacht dat je zo vroeg zou komen.

  • Wanneer komen ze?

  • De oude vrouw viel en kon niet meer overeind komen.

  • Laten we erachter komen waar Tom is.

  • We kunnen onze tenten niet op het strand laten waar ze nu staan. Als we dat doen, zullen ze bij vloed onder water komen te staan.

  • In Tokio zal het deze zomer weer tot een watertekort komen.

  • We gingen in de rij staan om aan kaarten voor het concert te komen.

  • Dit boek zal ons zeer van pas komen.

  • Hij moet komen.

  • Wanneer kunt ge komen?

  • Tegen welk uur kunt ge komen?

  • Ik had eerder moeten komen.

  • Het spijt me dat ik vandaag niet kan komen.

  • Zeg hem niet te dicht bij de hond te komen.

  • Het is zonde dat je niet kan komen.

  • We hopen dat de waarheid aan het licht zal komen.

  • Japan heeft nog steeds moeite om uit de recessie te komen.

  • Ik zou graag hebben dat jullie terug naar Boston komen.

  • Je kan alleen naar China komen als je een visum hebt.

Kommen übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: kommen. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: kommen. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 185, 241, 266, 451, 815, 823, 871, 1223, 1225, 1259, 6064, 6105, 136425, 136446, 338461, 341963, 342019, 342989, 343542, 343569, 344374, 344961, 347938, 347958, 348131, 348145, 348412, 351628, 351732, 352027, 352086, 354523, 357453, 358343, 358400, 358402, 358404, 359045, 359046, 359048, 359055, 359059, 359064, 360797, 361081, 361970, 362118, 362750, 363367, 363917, 364446, 364459, 364475, 365256, 366391, 367028, 367433, 368257, 369801, 369938, 370204, 370463, 371806, 380688, 383901, 386336, 392876, 394496, 394578, 397508, 397797, 401991, 405774, 407722, 410759, 410968, 412940, 414335, 414604, 417799, 424255, 436000, 440912, 441015, 441044, 441292, 442481, 442525, 443717, 444892, 444988, 446159, 446653, 448643, 450277, 450598, 457365, 457927, 459360, 473546, 2521782, 2224206, 2109879, 2800529, 2807678, 2810651, 2811817, 2813719, 2889637, 2969340, 1788614, 1788613, 3062032, 3062084, 3124388, 1678285, 3162438, 1555357, 3251133 & 1544754. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR