Was heißt »auf­bre­chen« auf Niederländisch?

Das Verb »auf­bre­chen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • opbreken
  • opstappen
  • vertrekken
  • zich op weg begeven

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Selbst wenn es regnen sollte, werde ich morgen aufbrechen.

Zelfs als het regent: morgen vertrek ik.

Sie sind früh aufgebrochen.

Ze zijn vroeg vertrokken.

Zij zijn vroeg vertrokken.

Ze zijn vroeg weggegaan.

Sie fragte, ob wir nicht etwas früher aufbrechen sollten.

Ze vroeg of we niet beter wat vroeger zouden weggaan.

Wir mussten die Tür aufbrechen.

We moesten de deur openbreken.

Wir sind uns darin einig, dass wir früh aufbrechen müssen.

We zijn het erover eens dat we vroeg moeten vertrekken.

Wir können aufbrechen.

We zijn klaar om te gaan.

We zijn klaar om te vertrekken.

Synonyme

ab­fah­ren:
wegrijden
ab­hau­en:
opsodemieteren
auf­ma­chen:
opendoen
openen
openmaken
los­fah­ren:
wegrijden
um­ge­hen:
vermijden

Sinnverwandte Wörter

bers­ten:
barsten
bersten
ent­ste­hen:
ontstaan
er­bre­chen:
overgeven
uitbraken
ge­hen:
gaan
lopen
rijzen
set­zen:
neerzitten
zetten
zitten
sich:
zich
ver­las­sen:
verlaten
weggaan
weg­ge­hen:
weggaan

Niederländische Beispielsätze

  • Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.

  • Niemand mag vertrekken zonder toestemming.

  • Het is al laat, laat ons vertrekken!

  • We moeten vertrekken.

  • We moesten rennen om onze overstap te halen. Om twee voor half drie kwamen we aan op spoor één, en om één over half zou onze trein vertrekken van spoor achttien.

  • Wanneer ben je klaar om te vertrekken?

  • Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?

  • De premier moest opstappen.

  • Wij moeten onmiddellijk vertrekken.

  • Tom kan morgen vertrekken.

  • De trein zal binnenkort vertrekken.

  • Hij staat op het punt naar Londen te vertrekken.

  • Je mag vertrekken.

  • We vertrekken nu.

  • We moeten vroeg vertrekken.

  • Ik zie Tom vaak vroeg vertrekken.

  • Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken!

  • Wanneer wilt u vertrekken?

  • Vooruit, laten we vertrekken!

  • Ik moet onmiddellijk vertrekken.

Übergeordnete Begriffe

öff­nen:
openen

Aufbrechen übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: aufbrechen. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: aufbrechen. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 693583, 761512, 1682442, 3075445, 4141793, 7978790, 1125432, 650046, 604069, 1497375, 391663, 384451, 377825, 3680825, 4688524, 4704415, 5161807, 5895584, 7266639, 7350109, 7814734, 8254523, 8438795, 8473500, 8588225 & 8589403. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR