Was heißt »set­zen« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich kann meine Handflächen auf den Boden setzen, ohne meine Knie zu beugen.

Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen.

Ich setzte mich neben ihn.

Ik zette mij naast hem.

Ik ging naast hem zitten.

Bitte setzen Sie sich.

Alstublieft, zet u.

Er wurde unter Narkose gesetzt.

Hij werd onder narcose gebracht.

Er setzte sich neben mich.

Hij zette zich naast mij.

Hij ging naast me zitten.

Das Schiff setzte seinen Anker.

Het schip gooide zijn anker uit.

Sie können sich auf den Stuhl setzen.

U mag op de stoel gaan zitten.

Ich setze meine Kinder jeden Morgen an der Schule ab, bevor ich mich zur Arbeit begebe.

Ik zet mijn kinderen iedere morgen bij de school af vooraleer ik ga werken.

Wenn ich das Alphabet neu ordnen könnte, würde ich das U und das I nebeneinander setzen.

Als ik het alfabet een nieuwe volgorde kon geven, zou ik de letters U en I naast elkaar zetten.

Er setzte sich neben sie.

Hij zette zich naast haar.

Hij ging naast haar zitten.

Möchten Sie sich nicht setzen?

Wilt u niet zitten?

Der Zug war so voll, dass niemand von uns sich setzen konnte.

De trein zat zo vol, dat niemand van ons kon zitten.

Ich habe mich zwischen Tom und John gesetzt.

Ik zette mij tussen Tom en John.

Ik ben tussen Tom en John gaan zitten.

Er setzte sich auf das Bett.

Hij ging op het bed zitten.

Ken setzte sich neben mich.

Ken zette zich naast mij.

Der Doktor hat sie auf eine strenge Diät gesetzt.

De dokter zette haar op een streng dieet.

Ein riesengroßer Hund setzte seine Vorderpfoten auf mich und vor Schreck wusste ich nicht, was ich tun soll.

Een enorme hond zette zijn voorpoot op mij, en van schrik wist ik niet wat te doen.

Sie haben ihn auf die Straße gesetzt.

Ze hebben hem op straat gezet.

Bitte setzt euch!

Ga alstublieft zitten!

Er setzte seine Arbeit nach einer kurzen Pause fort.

Hij hervatte zijn werk na een korte pauze.

Na een korte pauze begon hij opnieuw te werken.

Ich möchte gerne, dass mein Name wieder auf die Liste gesetzt wird.

Ik zou graag hebben dat mijn naam weer op de lijst geplaatst wordt.

Ich habe die Maschine in Gang gesetzt.

Ik heb de machine aan de praat gekregen.

Tom setzte unsere Namen auf die Liste.

Tom zette onze namen op de lijst.

Beethoven ging ans Klavier, setzte sich und begann zu spielen.

Beethoven ging naar de piano, zette zich, en begon te spelen.

Ich schlage vor, hier ein Komma zu setzen.

Ik stel voor hier een komma te plaatsen.

Ich schlage vor, ein Komma zu setzen.

Ik stel voor een komma in te voegen.

Tom setzte sich.

Tom ging zitten.

Im vergangenen Jahr wurde ein Mieter aus dem Haus nebenan auf die Straße gesetzt.

Vorig jaar werd een huurder uitgezet uit het huis hiernaast.

Ich setzte mich und öffnete meinen Klapprechner.

Ik ging zitten en opende mijn laptop.

Du setzt sehr viel aufs Spiel.

Je neemt veel risico's.

Ein widerliches Insekt setzte sich auf meine Schulter.

Een walgelijk insect zette zich op mijn schouder.

Er setzte dafür sein Leben aufs Spiel.

Hij zette daarvoor zijn leven op het spel.

Französisch ist die einzige Sprache, in der vor Satzzeichen, die aus zwei Elementen bestehen, ein Leerzeichen gesetzt wird: der Strichpunkt (;), der Doppelpunkt (:), das Anführungszeichen (« »), das Fragezeichen (?) und das Ausrufezeichen (!).

Frans is de enige taal waar een spatie wordt gezet voor de tekens die uit twee elementen bestaan: de puntkomma (;), de dubbelepunt (:), de aanhalingstekens ("), het vraagteken (?) en het uitroepteken (!).

Anfang März setzte Tauwetter ein, und der See war schnell voller Eisschollen, und auf einer davon saß ein kleines, einsames Kätzchen.

Begin maart viel de dooi in en lag het meer al gauw vol ijsschotsen, en op één daarvan zat een klein, eenzaam poesje.

Nach dem Tode setzt bald die Leichenstarre ein.

Rigor mortis komt vlug na de dood.

Lijkstijfheid treedt vlug na de dood in.

Die Polizei setzte Pfefferspray und Schlagstöcke ein.

De politie maakte gebruik van pepperspray en de wapenstok.

Tom setzte sich zwischen Maria und ihren Mann.

Tom ging tussen Maria en haar man zitten.

Tom setzte sein eigenes Leben aufs Spiel, um den ertrinkenden Jungen zu retten.

Tom zette zijn leven op het spel om de verdrinkende jongen te redden.

Wissenschaftler glauben, dass sich vor 13,7 Milliarden Jahren eine gewaltige Explosion namens "Big Bang" ereignete. Diese gewaltige Explosion hat das Wachstum des Universums in Gang gesetzt, welches auch heute noch immer andauert.

Wetenschappers geloven dat 13,7 miljard jaar geleden een geweldige explosie heeft plaatsgehad, namelijk de "Big Bang". Die geweldige ontploffing heeft de uitbreiding van het heelal tot gevolg gehad, een uitbreiding die ook vandaag nog steeds voortduurt.

Wie setzt man Hauptwörter in die Mehrzahl?

Hoe maak je het meervoud van de zelfstandige naamwoorden?

Ich weiß, wer dieses Gerücht in die Welt gesetzt hat.

Ik weet wie dit gerucht de wereld ingestuurd heeft.

Er setzte seine Brille auf und betrachtete sie noch einmal.

Hij zette zijn bril op en bekeek haar nog eens.

Tom setzte sich auf die Couch.

Tom ging op de bank zitten.

Ein Zwiegespräch setzt vier aufmerksame Ohren voraus.

Voor een gesprek onder vier ogen heb je ook vier luisterende oren nodig.

Du bist vor die Tür gesetzt worden.

Je bent buitengegooid.

Je bent aan de deur gezet.

Die Ehe ist eine Lotterie, in der die Männer ihre Freiheit und die Frauen ihr Glück aufs Spiel setzen.

Het huwelijk is een loterij, waarin de mannen hun vrijheid en de vrouwen hun geluk op het spel zetten.

Ich hätte ganz gerne gewusst, wer dieses Gerücht in die Welt gesetzt hat.

Ik zou wel eens willen weten wie dat gerucht verspreid heeft.

Die Sekretärin setzt gerade eine neue Tintenpatrone in den Drucker ein.

De secretaresse doet net een nieuwe inktpatroon in de printer.

Pünktlich um zwölf Uhr setzte der vorhergesagte Regen ein.

Exact om twaalf uur begon de voorspelde regen.

Wir müssen uns setzen.

We moeten gaan zitten.

Tom setzte sich mit Maria hin.

Tom ging met Mary zitten.

Ich habe heute keinen Fuß vor das Haus gesetzt.

Ik heb vandaag nog geen voet buiten de deur gezet.

Ich will mein Leben nicht aufs Spiel setzen.

Ik wil mijn leven niet op het spel zetten.

Eine Woche, nachdem Tom bei seiner Freundin eingezogen war, setzte diese ihn vor die Tür.

Een week nadat Tom bij zijn vriendin was ingetrokken, zette ze hem de deur uit.

Ich setze mich nicht gerne unter Kronleuchter. Ich habe Angst davor, dass sie mir auf den Kopf fallen.

Ik zit niet graag onder kroonluchters. Ik ben bang dat ze op mijn hoofd vallen.

Er ließ dem Aschenputtel keine andere Wahl, als sich zu setzen, und als er das Pantöffelchen ihrem kleinen Füßchen anlegte, sah er, dass es nur so hineinschlüpfte und passte, als wäre es von Wachs.

Hij liet Assepoester geen andere keus dan te gaan zitten, en toen hij het pantoffeltje aan haar kleine voetje deed, zag hij dat het er gewoon ingleed en paste als ware het van was.

Ich hoffe, es setzt sich niemand vor uns.

Ik hoop dat niemand voor ons gaat zitten.

Tom setzte den Kessel auf.

Tom zette de ketel op.

Sie setzte sich und rauchte.

Ze zette zich en rookte.

Er setzte sich auf den Tisch.

Hij ging op de tafel zitten.

Der Rechtsanwalt setzte einen Vertrag auf.

De advocaat heeft een contract opgesteld.

Synonyme

ge­bä­ren:

baren

bevallen

his­sen:

hijsen

spie­len:

spelen

wer­fen:

werpen

wet­ten:

wedden

zie­hen:

trekken

zo­cken:

afdingen

afdokken

gamen

gokken

spelen

Antonyme

schrei­ben:

schrijven

stel­len:

plaatsen

stellen

Niederländische Beispielsätze

• De meisjes zitten naast elkaar.

• Tom zegt dat het nu jouw beurt is om het vuilnis buiten te zetten.

• Het is leuk hier gewoon te zitten en met jou te praten.

• Wil je zo vriendelijk zijn de tv aan te zetten?

• Twee kikkers zitten op de oever. Het begint te regenen. Zegt de ene: "Kom, snel het water in, anders worden we nat."

• We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.

• Er zitten gaten in mijn zakdoek.

• Ga op die stoel zitten, alsjeblieft.

• Ik moet mijn horloge twee minuten vooruit zetten.

• Kan ik hier zitten?

• Bij een oude samowaar zitten een Rus en een Hongaar.

• Al mijn twee-euromunten zitten in mijn spaarvarkentje.

• Dat liedje blijft in je hoofd zitten.

• Feitelijk heb ik het altijd al vervelend gevonden, aan de zee te zitten en niets te doen.

• Een hond sprong in de stoel en bleef daar vijf minuten onbeweeglijk zitten.

• De bank is breed genoeg, zodat vier personen erop kunnen zitten.

• Ga snel zitten, kinderen, de film is al begonnen.

• Appelen zitten vol vitamines.

• We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.

• We zitten in hetzelfde schuitje.