Was heißt »ab­fah­ren« auf Niederländisch?

Das Verb »ab­fah­ren« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • wegrijden

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Der Bus ist gerade abgefahren.

De bus is juist vertrokken.

De bus is net vertrokken.

Als ich am Bahnhof ankam, war der Zug schon abgefahren.

Toen ik in het station aankwam, was de trein al vertrokken.

Der Zug wird in Kürze abfahren.

De trein zal binnenkort vertrekken.

Wir müssen sofort abfahren.

Wij moeten onmiddellijk vertrekken.

Tom kann morgen abfahren.

Tom kan morgen vertrekken.

Wir mussten laufen, um unseren Anschluss zu erreichen. Zwei Minuten vor halb drei kamen wir auf Gleis eins an, und eine Minute nach halb sollte unser Zug von Gleis achtzehn abfahren.

We moesten rennen om onze overstap te halen. Om twee voor half drie kwamen we aan op spoor één, en om één over half zou onze trein vertrekken van spoor achttien.

Er kann morgen abfahren.

Hij kan morgen vertrekken.

Synonyme

ab­hau­en:
opsodemieteren
ab­schie­ben:
over de grens zetten
terugsturen
van zich afschuiven
verwerpen
auf­bre­chen:
opbreken
opstappen
vertrekken
zich op weg begeven
fah­ren:
rijden
ge­hen:
gaan
lopen
rijzen

Sinnverwandte Wörter

lie­ben:
liefhebben
mö­gen:
mogen

Übergeordnete Begriffe

fah­ren:
rijden

Abfahren übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: abfahren. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: abfahren. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 1203992, 1507896, 5161815, 5689202, 6047570, 6464978 & 8841332. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR