Was heißt »hören« auf Niederländisch?
Das Verb »hören« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- horen
- luisteren
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Wenn ihr fernseht oder Radio hört, ist die Musik, die ihr hört, oft afrikanischen Ursprungs.
Wanneer je naar televisie kijkt of naar de radio luistert, is de muziek die je hoort vaak van Afrikaanse origine.
Er wäre froh, das zu hören.
Hij zou blij zijn dat te horen.
Ich freue mich darauf, Ihre Gedanken zu diesem Thema zu hören.
Ik wacht met ongeduld op uw ideeën over dat thema.
Ich will dein Gejammer nicht mehr hören.
Ik wil je gejank niet meer aanhoren.
Wem gehört das?
Van wie is dat?
Van wie is dit?
Ich lerne oft, während ich Musik höre.
Vaak leer ik terwijl ik naar muziek luister.
Ich höre Musik.
Ik hoor muziek.
Es gehört meinem Bruder.
Het is van mijn broer.
Ich hörte eine Frau schreien.
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Man hört nur Gutes über ihn.
Iedereen spreekt goed over hem.
Wir konnten das Läuten einer nahegelegenen Kirche hören.
We konden het klokgelui van een nabijgelegen kerk horen.
Dieses Fahrrad gehört unserer Schule.
Die fiets is van onze school.
Ich höre dich, aber ich kann dich nicht sehen.
Ik hoor je maar ik kan je niet zien.
Hast du meinen Sohn beim Geigespielen gehört?
Heb je mijn zoon viool horen spelen?
Es tut mir leid, das zu hören.
Het spijt me dat te horen.
Het is spijtig om dat te horen.
Wir hören dich oft singen.
We horen je vaak zingen.
Wem gehört diese Tasche?
Van wie is deze tas?
Wisst ihr, wem dieses Auto gehört?
Weten jullie van wie deze auto is?
Ich höre mit meinen Ohren.
Ik hoor met mijn oren.
Die Armbanduhr auf dem Schreibtisch gehört mir.
Het horloge op het bureau is van mij.
Ich habe von ihm gehört, aber ich kenne ihn nicht persönlich.
Ik heb van hem gehoord maar ik ken hem niet persoonlijk.
Ich habe dich nie so reden hören.
Ik heb je nog nooit zo horen praten.
Ich höre gerne klassische Musik.
Ik luister graag naar klassieke muziek.
In der Ferne höre ich den Laut leise rauschender Wege.
In de verte hoor ik het geluid van zacht ruisende wegen.
Glaub nicht alles, was du hörst.
Geloof niet alles wat je hoort.
Er hörte ein Geräusch aus der Küche.
Hij hoorde een geluid uit de keuken.
Mike, hast du das Gespräch gerade gehört?
Mike, heb je dat gesprek net gehoord?
Halt den Mund und hör zu.
Hou je mond en luister.
Dieses Fahrrad gehört mir.
Deze fiets is van mij.
Er hört gerne Radio.
Hij luistert graag naar de radio.
Ich möchte Popmusik hören.
Ik wens pop-muziek te beluisteren.
Er hörte einen Hilferuf.
Hij hoorde een noodkreet.
Hij hoorde hulpgeroep.
Ich habe gehört, dass Robert krank ist.
Ik heb gehoord dat Robert ziek is.
Hör auf zu reden und hör mir zu.
Stop met spreken en luister naar mij.
Gestern Nacht hörte ich Hunde heulen.
Gisternacht heb ik honden horen huilen.
Ich weiß, du denkst, du hättest verstanden, was du dachtest, was ich gesagt hätte, aber ich bin nicht sicher, ob dir klar ist, dass das, was du gehört hast, nicht das ist, was ich gemeint habe.
Ik weet dat je denkt dat je hebt begrepen wat je dacht dat ik gezegd heb, maar ik weet niet zeker of je je wel gerealiseerd hebt dat wat jij gehoord hebt niet is wat ik bedoelde.
Mein Hobby ist Musik hören.
Mijn hobby is muziek beluisteren.
Haben Sie sie je auf der Bühne singen hören?
Hebt ge haar al horen zingen op een podium?
"Wem gehört dieser Stuhl?" "Das ist meiner."
?Van wie is die stoel?” „Het is de mijne.”
Wenn ich dieses Lied höre, denke ich an dich und vermisse dich.
Wanneer ik dit lied hoor, denk ik aan jou en mis ik je.
Wir hören mit unseren Ohren.
We horen met onze oren.
Ich frage mich, wem die Schere gehört.
Ik vraag mij af van wie de schaar is.
Ich habe schon viel von Ihnen gehört.
Ik heb veel over u gehoord.
Ich will keine Ausflüchte mehr hören.
Ik wil geen smoesjes meer horen.
Ich hörte das Telefon klingeln.
Ik hoorde de telefoon rinkelen.
Ich habe gehört, dass du ein guter Tennisspieler bist.
Ik heb gehoord dat je een goede tennisspeler bent.
Das habe ich im Radio gehört.
Ik heb dat gehoord op de radio.
Als er die Neuigkeit hörte, wurde er blass.
Toen hij het nieuws hoorde, werd hij bleek.
Ich habe seit damals nichts von ihm gehört.
Ik heb sindsdien niet meer van hem gehoord.
Das Mädchen schloss seine Augen und hörte dem Pfarrer zu.
Het meisje sloot haar ogen en luisterde naar de pastoor.
Hast du nicht den Schrei gehört?
Heb je geen schreeuw gehoord?
Sie hören Radio.
Ze luisteren naar de radio.
Dieses Buch gehört der Bibliothek.
Dit boek behoort toe aan de bibliotheek.
Dieses Haus gehört ihm.
Dit is zijn huis.
Haben Sie das gehört?
Heeft u dat gehoord?
Das ist die absurdeste Idee, die ich je gehört habe.
Dat is het meest absurde idee dat ik ooit heb gehoord.
Wem gehört das Buch?
Van wie is dat boek?
Ich habe nichts gehört.
Ik heb niets gehoord.
Weil ich es sooft gehört habe, kann ich das Gedicht jetzt auswendig hersagen.
Omdat ik het zo dikwijls gehoord heb, kan ik het gedicht nu uit het hoofd opzeggen.
Der weiße Sonnenschirm gehört ihr.
Die witte parasol is van haar.
Das Haus am See gehört mir.
Het huis bij het meer is van mij.
Diese CD gehört ihm.
Deze cd is van hem.
Diese CD gehört ihr.
Deze cd is van haar.
Es hört bald auf zu regnen.
Het zal gauw stoppen te regenen.
Ich höre etwas.
Ik hoor iets.
Ihr einziges Vergnügen ist Musik zu hören.
Haar enige genoegen is naar muziek te luisteren.
Ich höre gern Musik, vor allem Jazz.
Ik luister graag naar muziek, naar jazzmuziek boven alles.
Du solltest auf deine Mutter hören.
Je zou naar je moeder moeten luisteren.
Kein Laut war in dem Konzertsaal zu hören.
Je kon een speld horen vallen in de concertzaal.
In de concertzaal kon je een speld horen vallen.
Ken hörte zu sprechen auf und begann zu essen.
Ken hield op met praten en begon te eten.
Als sie die Nachricht hörte, brach sie in Tränen aus.
Toen ze het nieuws hoorde, barstte ze in tranen uit.
Denkst du, dass Fische hören können?
Denk jij dat vissen kunnen horen?
Seit damals habe ich nichts von ihm gehört.
Daarna heb ik niets meer van hem gehoord.
Ich hörte die Kinder gemeinsam singen.
Ik hoorde de kinderen samen zingen.
Ich antwortete automatisch, als ich meinen Namen hörte.
Ik antwoordde automatisch toen ik mijn naam hoorde.
Als es das hörte, wurde er blass.
Toen hij dat hoorde, werd hij bleek.
Habt ihr gehört, ob Tom die Stelle bekommen hat?
Heb je gehoord of Tom nu de baan heeft gekregen?
Dieses Buch gehört dir.
Dit boek is van jou.
Hört auf zu quatschen und hört zu.
Stop met praten en luister.
Das Fahrrad unter dem Baum gehört mir.
De fiets onder de boom is van mij.
Er war in seinem Zimmer und hörte Musik.
Hij luisterde naar muziek op zijn kamer.
Woher soll ich wissen, was ich sage, bevor ich gehört habe, was ich denke?
Hoe moet ik weten wat te zeggen, voordat ik heb gehoord wat ik denk?
Tom hört gerne klassische Musik.
Tom luistert graag naar klassieke muziek.
Endlich hört die Regierung auf das Volk.
Eindelijk luistert de regering naar het volk.
Ich habe viel von dir gehört.
Ik heb veel van jou gehoord.
Du hörst mich.
Je hoort me.
Je hoort mij.
Jij hoort me.
Sei ruhig und hör mir zu.
Wees stil en luister naar mij.
Viele Kinder hören den Unterschied nicht sehr gut.
Veel kinderen horen het verschil niet zo goed.
Ich weine jedes Mal, wenn ich dieses Lied höre.
Ik ween elke keer wanneer ik dat lied hoor.
Wir hören Radio.
We luisteren naar de radio.
Ich konnte meinen Ohren kaum trauen, als ich die Nachrichten gehört habe.
Ik kon mijn oren nauwelijks geloven toen ik het nieuws hoorde.
Er hörte der Musik mit geschlossenen Augen zu.
Hij beluisterde de muziek met gesloten ogen.
Hast du von dem gestrigen Feuer gehört?
Heb je over de brand van gisteren gehoord?
Wem gehört das Essen hier?
Van wie is het eten hier?
Sie hört ihm nicht zu.
Ze luistert niet naar hem.
Schweige und höre zu, Junge!
Zwijg en luister, jongen!
Er fuhr gerade mit seinem Fahrrad vorbei, als er einen Hilfeschrei hörte.
Hij reed net met zijn fiets voorbij toen hij om hulp hoorde roepen.
Wir können jeden Morgen die Kirchenglocke hören.
We kunnen elke morgen de klok van de kerk horen.
Ich habe nicht gehört, was du gesagt hast.
Ik heb niet gehoord wat je zei.
Ich höre sie oft von ihrer Kindheit reden.
Ik hoor haar vaak over haar jeugd praten.
Synonyme
- annehmen:
- veronderstellen
- folgen:
- volgen
- folgsam:
- volgzaam
- fragen:
- vragen
- gehorchen:
- gehoorzamen
- horchen:
- afluisteren
- konsultieren:
- consulteren
- lauschen:
- afluisteren
- vernehmen:
- ondervragen
Antonyme
- taub:
- doof
Niederländische Beispielsätze
Spreek luider, zodat iedereen u kan horen.
Ik ben blij te horen dat je ondanks de kou niet verkouden bent geworden.
Tom wil beide kanten van het verhaal horen.
Ik heb haar een lied horen zingen.
Als je minder zou praten en meer zou luisteren kun je misschien iets leren.
Ben je klaar om het slechte nieuws te horen?
Denkt ge dat vissen kunnen horen?
Ge hadt naar mij moeten luisteren.
Zou je eens niet een andere plaat willen opzetten? We luisteren al gedurende twee uren naar deze hier.
Ik ben het beu om naar haar gezaag te luisteren.
We zien met de ogen en horen met de oren.
Ik kan u nauwelijks horen.
Er bestaan verschillende manieren om dingen uit te drukken die men van horen zeggen heeft.
Ik deed de deur dicht, zodat ze ons niet konden horen.
Het was een opluchting om het nieuws te horen.
Kun je me horen, Tom?
Je had naar haar waarschuwing moeten luisteren.
Wie niet horen wil, moet voelen.
De ouders luisteren.
Ik ben blij over je succes te horen.
Untergeordnete Begriffe
- gehören:
- behoren