Was heißt »gut« auf Niederländisch?

Das Adjektiv »gut« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • goed

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ende gut, alles gut.

Eind goed, al goed.

Meine Mutter spricht nicht sehr gut Englisch.

Mijn moeder spreekt niet zo erg goed Engels.

Was auch immer ich tue, sie sagt, ich kann es besser.

Wat ik ook doe, zij zegt dat ik het beter kan.

Du hast mir die Augen dafür geöffnet, wie es ist, wenn alles gut geht.

Je hebt me doen realiseren hoe het is wanneer alles goed gaat.

Je hebt me laten zien hoe het is wanneer alles goed verloopt.

Du bist an meiner Seite, jetzt ist alles gut.

Je staat aan mijn zijde, nu is alles goed.

Je staat aan mijn kant, nu is alles goed.

Je doet met me mee, nu is alles goed.

Es gefällt mir sehr gut.

Dat vind ik erg leuk.

Warum sagt man "Guten Tag!", wenn der Tag nicht gut ist?

Waarom zegt men "Goedendag" wanneer de dag niet goed is?

Wenn man weiß, dass etwas Unangenehmes geschehen wird, dass man zum Beispiel zum Zahnarzt oder nach Frankreich gehen wird, dann ist das nicht gut.

Het is niet goed te weten dat iets onaangenaams ons zal overkomen, zoals bijvoorbeeld een bezoek aan de tandarts, of aan Frankrijk.

Es ist gut, Ideale zu haben, findest du nicht?

Het is goed idealen te hebben ..., denk je niet?

Die Polizei ist gut darin zu verstehen, dass jemand meine Kreditkarte gestohlen hat und viel Geld abgehoben hat. Es ist viel schwieriger, ihnen beizubringen, dass „jemand mein magisches Schwert gestohlen“ hat.

De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft".

Wer zuletzt lacht, lacht am besten.

Wie het laatst lacht, lacht het best.

Schau gut hin. Ich werde dir zeigen, wie man es macht.

Kijk goed. Ik zal je laten zien hoe je dit doet.

Ann spielt sehr gut Tennis.

Ann speelt heel goed tennis.

Schwarz steht dir gut.

Zwart staat je goed.

Er spricht Spanisch genauso gut wie Französisch.

Hij spreekt even goed Spaans als Frans.

Grün steht dir total gut.

Groen staat je erg goed.

Welches Buch ist besser?

Welk boek is beter?

Jenes Haus ist viel besser als dieses.

Dat huis is veel beter dan dit.

Aoi tanzt gut.

Aoi danst goed.

Ich habe gut geschlafen.

Ik heb goed geslapen.

Meine Mutter kocht gut.

Mijn moeder kookt goed.

Wie gut Aoi tanzt!

Wat danst Aoi goed!

Mein Vater spricht gut Englisch.

Mijn vader spreekt goed Engels.

Es wäre besser für dich, wenn du mit ihm redest.

Het zou beter zijn voor u als ge met hem zoudt spreken.

Sie kann gut Klavier spielen.

Ze kan goed piano spelen.

Er kann nicht gut singen.

Hij kan niet goed zingen.

Das Fleisch ist gut gebraten.

Het vlees is goed gebraden.

Als Kind konnte sie gut singen.

Als kind kon ze goed zingen.

Das Bild sieht besser von weitem aus.

Vanop afstand lijkt de afbeelding beter.

Die Butter riecht gut.

De boter ruikt goed.

Ich verstehe mich sehr gut mit meiner Schwiegermutter.

Ik kom heel goed overeen met mijn schoonmoeder.

Ik kan erg goed opschieten met mijn schoonmoeder.

Ich verstehe mich sehr gut mit meiner Stiefmutter.

Ik kom heel goed overeen met mijn stiefmoeder.

Aber ich kann gut kochen.

Maar ik kan goed koken.

Ich war immer gut in Mathe.

Ik was altijd al goed in wiskunde.

Die Krawatte steht dir gut.

De stropdas staat je goed.

Verstehst du dich gut mit deinem Chef?

Kun je goed opschieten met je baas?

Statt der Crème fraîche können Sie auch gut Ricotta oder Mascarpone nehmen.

In plaats van de crème fraîche kun je ook ricotta of mascarpone gebruiken.

Ich verstehe mich gut mit ihm.

Ik kan goed met hem opschieten.

Sie kann sehr gut nähen.

Ze kan heel goed naaien.

Er ist einer meiner besten Freunde.

Hij is een van mijn beste vrienden.

Er ist besser als ich in Mathematik.

Hij is beter dan ik in wiskunde.

Der Mann ist im ganzen Dorf gut bekannt.

De man is goed gekend in het hele dorp.

John kann nicht gut Französisch sprechen.

John kan niet goed Frans spreken.

Du siehst gut aus mit kurzen Haaren.

Je ziet er goed uit met je korte haar.

Er kann gut kochen.

Hij kan goed koken.

Der Kaffee riecht gut.

De koffie ruikt goed.

Mir geht es auch gut.

Met mij gaat het ook goed.

Ich kenne deinen Vater sehr gut.

Ik ken jouw vader zeer goed.

Ik ken je vader heel goed.

Sie spricht gut Englisch.

Ze spreekt goed Engels.

Akira spielt gut Tennis.

Akira speelt goed tennis.

Nein, chinesische Gerichte sind die besten.

Nee, Chinees is het beste.

Nachdem er drei Wochen lang nach einem Job gesucht hatte, fand er eine gut bezahlte Stelle.

Na drie weken op zoek te zijn geweest naar een baan, vond hij een goedbetaalde betrekking.

Fühlst du dich heute besser?

Voelt ge u beter vandaag?

Voel je je beter vandaag?

Er spielt sehr gut.

Hij speelt zeer goed.

Hij speelt erg goed.

Er spielt gut Tennis.

Hij speelt goed tennis.

Das Vorstellungsgespräch ist so gut verlaufen, dass er die Stelle bekommen hat.

Het sollicitatiegesprek verliep zo goed dat hij de baan kreeg.

Diese Kleidung steht dir gut.

Deze kleding staat je goed.

Danke, mir geht's gut.

Dank u, met mij gaat het goed.

Diese Blume riecht gut.

Deze bloem ruikt lekker.

Er kennt Herrn Davidson sehr gut.

Hij kent de heer Davidson goed.

Aber der Kaffee ist nicht gut.

Maar de koffie is niet goed.

Ja, die Milch ist sehr gut.

Ja, de melk is heel goed.

Das Wasser ist gut.

Het water is goed.

Es ist viel besser, von Vögeln statt von einem Wecker geweckt zu werden.

Het is veel beter wakker te worden van de vogels dan van de wekker.

Ich kann gut Ski fahren.

Ik ben goed in skiën.

Ich spiele gut Tennis.

Ik speel goed tennis.

Ich hoffe, es wird Ihnen bald besser gehen.

Ik hoop dat het snel beter met u gaat.

Ich spreche nicht gut Englisch, obwohl ich es sechs Jahre in der Schule gelernt habe.

Ik spreek niet goed Engels, ook al heb ik het zes jaar lang op school geleerd.

Es ist besser, reich zu leben als reich zu sterben.

Het is beter rijk te leven, dan rijk te sterven.

Er spricht sehr gut Englisch.

Hij spreekt zeer goed Engels.

Es wäre besser, wenn Sie mit mir mitkommen.

Het zou beter zijn als u met me meekomt.

Sie sprach gut Japanisch.

Zij sprak goed Japans.

Ze sprak goed Japans.

Yumi spricht sehr gut Englisch.

Yumi spreekt heel goed Engels.

Rache ist ein Gericht, das am besten kalt serviert wird.

Wraak is een gerecht dat het best koud geserveerd kan worden.

Frisches Obst ist gut für deine Gesundheit.

Vers fruit is goed voor uw gezondheid.

Vers fruit is goed voor je gezondheid.

Marie tanzt gut.

Maria danst goed.

Er liebt ihre Haare, ihr Lächeln, ihre Augen? Wow, er ist verdammt gut im Lügenerzählen!

Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!

Unser Restaurant ist besser als das andere.

Ons restaurant is beter dan dat andere.

Da ich tief geschlafen habe, geht es mir wieder sehr gut.

Daar ik diep geslapen heb, ben ik opnieuw goed.

War der Film gut?

Was de film goed?

Ich werde dir so gut ich kann helfen.

Ik zal je zoveel als ik kan helpen.

Diese Scheren schneiden nicht gut.

Deze scharen knippen niet goed.

Ich kenne deinen Bruder sehr gut.

Ik ken je broer heel goed.

Sag mir, welche der beiden Kameras besser ist.

Vertel me welke van de twee camera's beter is.

Der neue Plan funktionierte gut.

Het nieuwe plan werkte goed.

Ich werde dir so gut helfen wie ich kann.

Ik zal je zo goed helpen als ik kan.

Das Problem ist so gut wie erledigt.

Het probleem is zo goed als afgehandeld.

Ich fühle mich gut.

Ik voel me goed.

Ich spreche so gut Französisch wie sie.

Ik spreek Frans even goed als zij.

Er spielt besser Klavier als ich.

Hij kan beter pianospelen dan ik.

Hast du gut geschlafen?

Heb je goed geslapen?

Er kann gut lesen.

Hij kan goed lezen.

Dein Fahrrad ist besser als meins.

Jouw fiets is beter dan de mijne.

Ihr Fahrrad ist besser als meins.

Uw fiets is beter dan de mijne.

Haar fiets is beter dan die van mij.

Trockenes Holz brennt gut.

Droog hout brandt goed.

Du solltest dich besser verziehen, bevor ich meinen Teppichklopfer raushole.

Je kunt beter maar verdwijnen vooraleer ik mijn mattenklopper bovenhaal.

Ich fühle mich in den letzten Tagen nicht so gut.

Ik voel me de laatste dagen niet zo goed.

Geht es dir gut?

Gaat het goed met je?

Gaat het?

Fühlst du dich gut?

Voel je je goed?

Ich bin nicht einverstanden mit der Theorie, laut der man Latein lernen muss, um besser Englisch zu verstehen.

Ik ben geen aanhanger van de theorie dat je Latijn moet leren om Engels beter te begrijpen.

Synonyme

er­klär­lich:
verklaarbaar
för­der­lich:
bevorderlijk
frucht­bar:
vruchtbaar
glück­lich:
fortuinlijk
gelukkig
voorspoedig
güns­tig:
goedkoop
gü­tig:
goedhartig
klar:
sereen
okay:
OK
oké
po­si­tiv:
positief
satt:
verzadigd
vol
schön:
leuk
mooi
ta­del­los:
onberispelijk
treff­lich:
prachtig
über­zeu­gend:
overtuigend

Antonyme

bö­se:
boos
kwaad
knapp:
krap
schaars
schlecht:
slecht
zwak

Niederländische Beispielsätze

  • Dat is een goed idee!

  • Hij ziet er tamelijk goed uit, niet?

  • Ik kon altijd goed opschieten met Tom.

  • Windenergie is een goed voorbeeld van een natuurlijke energiebron.

  • Een goede vraag. Ik zal proberen een goed antwoord te geven.

  • Was het goed?

  • Gelukkig is het goed afgelopen.

  • Tom spreekt net zo goed Frans als jij.

  • De pomp werkte niet goed.

  • Hij ziet er goed uit voor zijn leeftijd.

  • Net goed!

  • Je zou er goed aan doen, nu naar huis te gaan.

  • Tom speelt heel goed piano.

  • Het is een goed beleid.

  • Het is goed u te zien.

  • Het is goed je te zien.

  • Gelieve u ervan te vergewissen dat uw veiligheidsgordel goed toe is.

  • Kun je goed geheimen bewaren?

  • Hij kan niet goed werken zolang hij zijn kopje troost niet gehad heeft.

  • Hij tracht wanhopig de achterstand goed te maken.

Gut übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: gut. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: gut. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 369223, 264, 274, 445, 447, 453, 587, 652, 736, 862, 1141, 1159, 135743, 140009, 236463, 331660, 340918, 341162, 341454, 341455, 341461, 342293, 344689, 344929, 347962, 348867, 349884, 349918, 350897, 351219, 351573, 351574, 351748, 351816, 351845, 353049, 353377, 358116, 358602, 359657, 360569, 360581, 361016, 361405, 361614, 362711, 363448, 364964, 365447, 367934, 370340, 374378, 375502, 375959, 380147, 391517, 394446, 394836, 395149, 396353, 403137, 403144, 403149, 403418, 404762, 406109, 406163, 406904, 411204, 412331, 413596, 414341, 417146, 418675, 421637, 424240, 425083, 435698, 437370, 443192, 443952, 448638, 450528, 450747, 451137, 451499, 452205, 465923, 469537, 473636, 475877, 476096, 481887, 481889, 484798, 495156, 501428, 515856, 520265, 520268, 3859739, 3851874, 3804242, 3785859, 3760884, 4081941, 4085936, 4142602, 3677579, 4160415, 3652742, 3645178, 3645098, 3636976, 3635500, 3635499, 4216342, 4235427, 3587636 & 4245904. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR