Was heißt »Jun­ge« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Jun­ge« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • jochie
  • jongen (männlich)
  • joch (sächlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Manchmal kann er ein seltsamer Junge sein.

Soms kan hij een vreemde jongen zijn.

Soms kan hij een rare kerel zijn.

Ich bin Japaner, antwortete der Junge.

"Ik ben Japanner", antwoordde de jongen.

Der Junge schmiss einen Stein nach dem Frosch.

De jongen gooide een steen naar de kikker.

Der Junge hat einen Apfel in seiner Tasche.

De jongen heeft een appel in zijn zak.

Sei kein schlechter Junge.

Wees geen slechte jongen.

Der Junge traf den Ball mit seinem neuen Schläger.

De jongen sloeg de bal met zijn nieuwe knuppel.

Ich bin ein Junge.

Ik ben een jongen.

Der Junge saß auf einem Stuhl.

De jongen zat op een stoel.

Die anderen Jungen lächelten.

De andere jongens glimlachten.

Der Junge wurde von allen ausgelacht.

De jongen werd door iedereen uitgelachen.

Dieser Junge hat schwarze Haare.

Die jongen heeft zwart haar.

Ich bin ein schüchterner Junge.

Ik ben een verlegen jongen.

Ik ben een schuchtere jongen.

Ihr seid kleine Jungs.

Jullie zijn jochies.

Der Junge ist sehr ehrlich.

De jongen is heel eerlijk.

Junge Japaner lieben Rock und Jazz.

Jonge Japanners houden van rock en jazz.

Beide Jungen riefen.

Beide jongens schreeuwden.

Die zwei Jungen begannen, sich gegenseitig Vorwürfe zu machen.

De twee jongens begonnen elkaar te verwijten.

Jene zwei Jungen sind Cousins.

Die twee jongens zijn neven van elkaar.

Du bist so ein niedlicher Junge!

Je bent zo'n schattige jongen.

Wo ist deine Mama, mein Junge?

Waar is je mama, jongetje?

Jeder lobt den Jungen.

Iedereen looft de jongen.

Manche Jungen spielen Tennis und andere spielen Fußball.

Sommige jongens spelen tennis en anderen spelen voetbal.

Junge Männer neigen dazu, Opfer ihrer eigenen Gier zu werden.

Jonge mannen zijn geneigd slachtoffer te worden van hun eigen gretigheid.

In ihren ersten zwanzig Lebensjahren wurde sie oft für einen Jungen gehalten.

In haar twintig eerste levensjaren werd ze dikwijls voor een jongen gehouden.

Der Junge änderte seine Meinung nicht.

De jongen veranderde niet van gedacht.

Er ist ein schlauer Junge.

Hij is een slimme jongen.

Der Junge kauft einen Hund.

De jongen koopt een hond.

Der mutige Feuerwehrmann rettete einen Jungen aus dem brennenden Haus.

De moedige brandweerman redde een jongen uit het brandende huis.

Jungs, ich muss los.

Jongens, ik moet ervandoor.

Ohne auf die Leute um sie herum zu achten, sprachen die Jungen laut miteinander.

De jongeren spraken luid onder elkaar en letten niet op de mensen rondom hen.

Der Lehrer ließ den Jungen nach Hause gehen.

De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.

Der Junge verneinte, dass er das Fahrrad gestohlen hat.

De jongen ontkende de fiets gestolen te hebben.

Der kleine Junge ist im Zoo.

Het jongetje is in de dierentuin.

Ein siebzehnjähriger Junge ist oft so groß wie sein Vater.

Een jongen van zeventien is vaak even groot als zijn vader.

Der Junge kämpfte gegen eine schwere Krankheit.

De jongen vocht tegen een zware ziekte.

Wo sind die Jungen?

Waar zijn de jongens?

Der Junge schwieg.

De jongen zweeg.

Ich rufe den Jungen, und er kommt.

Ik roep de jongen, en hij komt.

Mehr als zwanzig Jungen sind dorthin gegangen.

Meer dan twintig jongens gingen erheen.

Er ist kein Junge mehr.

Hij is geen jongen meer.

Der Junge rannte weg.

De jongen liep weg.

De jongen rende weg.

Schau, die Jungen laufen barfuß im Wasser.

Kijk, de jongens lopen met blote voeten in het water.

Der Junge springt.

De jongen springt.

Wie viele Jungs gibt es in eurer Klasse?

Hoeveel jongens zijn er in jullie klas?

Ich sehe den Jungen.

Ik zie de jongen.

Das Fahrrad des Jungen ist in der Garage.

De jongen zijn fiets is in de garage.

Alle anderen Jungen haben ihn ausgelacht.

Alle andere jongens lachten hem uit.

Schweige und höre zu, Junge!

Zwijg en luister, jongen!

Jack wurde von allen Jungen ausgelacht.

Jack werd door alle jongens uitgelachen.

Er ist ein guter Junge und er ist sehr stark.

Het is een goede jongen en hij is heel sterk.

Ich kenne den Jungen, von dem du nichts weißt.

Ik ken deze jongen waarvan jij niets weet.

Jungen sind in der Regel größer als Mädchen.

Jongens zijn in de regel groter dan meisjes.

He, Jungs, hört auf, euch zu raufen. Los, auseinander!

Hé, jongens, stop met vechten. Kom op, ga uit elkaar!

Wo hast du den Jungen gesehen?

Waar heb je de jongen gezien?

Wo habt ihr den Jungen gesehen?

Waar hebben jullie de jongen gezien?

Wo haben Sie den Jungen gesehen?

Waar heeft u de jongen gezien?

Das ist nicht der Junge, der gestern hier war.

Hij is niet de jongen die hier gisteren kwam.

Der kleine Junge saß auf den Schultern seines Vaters.

De kleine jongen zat op de schouders van zijn vader.

Ich kenne diesen Jungen.

Ik ken deze jongeman.

Ich habe zwei Kinder, einen Jungen und ein Mädchen.

Ik heb twee kinderen, een jongen en een meisje.

Der Junge, der gerade das Auto wäscht, ist mein Bruder.

De jongen die de auto aan het wassen is, is mijn broer.

In diesem Dorf lebte einmal ein gewisser ungezogener Junge.

Er leefde eens een ondeugende jongen in dit dorp.

Guter Junge!

Goede jongen.

Die Jungen haben eine Münze gefunden.

De jongens vonden een geldstuk.

Der Junge ritt zum ersten Mal auf einem Pferd.

De jongen reed voor het eerst op een paard.

Junge Männer und Frauen haben gekämpft, um ihr Land zu verteidigen.

Jonge mannen en vrouwen vochten om hun land te verdedigen.

Anders als die Vögel, die ihre Jungen füttern und beschützen, verlassen die Fische ihren Nachwuchs.

Anders dan vogels, die hun jongen voeden en beschermen, verlaten vissen hun kroost.

Dieser Junge rennt.

Die jongen loopt.

Er ist der größte Junge.

Hij is de grootste jongen.

Der Junge warf einen Stein.

De jongen heeft een steen gegooid.

Ich bin bloß ein kleiner Junge.

Ik ben maar een kleine jongen.

Der Junge war so müde, dass er keinen Schritt weitergehen konnte.

De jongen was zo moe dat hij geen voet meer kon verzetten.

Ich gab dem armen Jungen eine Kleinigkeit.

Ik gaf die arme jongen een kleinigheid.

Der Polizist nahm dem Jungen das Messer ab.

De politieman nam de jongen het mes af.

Alle Jungen sind gleich alt.

Al de jongens zijn even oud.

"Um mit Insekten zu spielen bin ich zu alt", sagte der Junge.

"Om met insecten te spelen ben ik te oud" zei de jongen.

Dieser Junge zeigte keine Angst.

Die jongen toonde geen angst.

Sie ist in diesen Jungen verliebt.

Ze is verliefd op deze jongen.

Wie hieß der Junge noch mal?

Hoe heette die jongen nu weer?

Hoe was de naam van de jongen ook alweer?

Wie hieß der Junge?

Hoe heette die jongen ook alweer?

Der Junge trinkt Milch.

De jongen drinkt melk.

Der Junge warf das Glas um.

De jongen gooide het glas om.

Der Junge kam zurück.

De jongen kwam terug.

Kennst du den weinenden Jungen da?

Ken je dat jongetje dat aan het huilen is?

Der Künstler ist ein ewiger Junge.

De kunstenaar is een eeuwige jongen.

Wie die Alten sungen, so zwitschern auch die Jungen.

Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen.

Alle Jungen tanzten.

Alle jongens dansten.

Das ist ein Junge.

Dit is de jongen.

Tom ist ein sehr kluger Junge.

Tom is een erg slimme jongen.

Wie viele Jungen gibt es in dieser Klasse?

Hoeveel jongens zijn er in deze klas?

Der Junge hat eine Zeitung.

De jongen heeft een krant.

Unsere Klasse besteht aus 40 Jungs.

Onze klas bestaat uit 40 jongens.

Alle Jungen spielen gerne Baseball.

Alle jongens spelen graag honkbal.

Der Junge wäscht sich im Bad.

De jongen wast zich in de badkamer.

Der Junge ist mir absichtlich auf den Fuß getreten.

De jongen stapte met opzet op mijn voet.

Er ist ein sehr pfiffiger Junge.

Hij is een heel slimme jongen.

Der Großvater bat den Jungen, ihm seinen Stock zu holen.

De grootvader vroeg de jongen zijn stok te brengen.

Sie kaufte dem Jungen ein Spielzeug.

Ze kocht een stuk speelgoed voor de jongen.

Ich weiß nicht so recht, wem ich das Geschenk geben soll: dem Mädchen oder dem Jungen.

Ik weet niet zeker aan wie ik dit cadeau moet geven: aan het meisje of aan de jongen?

Ein Junge ist ein männliches Kind.

Een jongen is een mannelijk kind.

Synonyme

Aus­zu­bil­den­der:
leerling
stageair
Bau­er:
agrariër
boer
landbouwer
pion
Bub:
jonge
knaap
Bu­be:
knaap
Bur­sche:
knaap
Kna­be:
knaap
Sohn:
zoon

Antonyme

Mäd­chen:
meid
meisje
Mann:
echtgenoot
man
Meis­ter:
baas
groot vakman
kampioen
meester
patroon

Niederländische Beispielsätze

  • Volgens wat zij zeggen kan die jongen heel goed zingen.

  • Die jongen eet niet.

  • De jongen groef een graf voor zijn hond die gestorven was.

  • Ik vond hem een bekwame jongen.

  • De jongen opende het venster, hoewel zijn moeder het hem verboden had.

  • Hij ziet er niet uit als een intelligente jongen.

  • Elke jongen heeft een fiets.

  • Een jongen steekt de straat over.

  • Ik zie een jongen.

  • Ook al was hij ziek, de jongen ging toch naar school.

  • Ben jij een meisje of een jongen?

  • De jongen is acht dagen niet op school geweest.

  • Deze jongen is mijn zoon.

  • De jongen heeft een vleermuis onder zijn arm.

  • De jongen is met zijn vrienden aan het zwemmen.

  • De jongen slaapt.

  • Waar is de jongen?

  • De jongen was nog klein en begreep niet veel dingen.

  • Tom is de slimste jongen in onze klas.

  • De jongen bestreed de fiets gestolen te hebben.

Übergeordnete Begriffe

Kind:
kind
Mensch:
mens

Untergeordnete Begriffe

Heul­su­se:
huilebalk

Junge übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Junge. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Junge. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 105, 139095, 139523, 341287, 343636, 360625, 360793, 365025, 368598, 370336, 393013, 395114, 401995, 426306, 426453, 427244, 457166, 509357, 518787, 521227, 527122, 527551, 547240, 548996, 571588, 574617, 589714, 604997, 608679, 642917, 646815, 676221, 682546, 689103, 689483, 700641, 711996, 741248, 753163, 757130, 767011, 784723, 868972, 882632, 903585, 904381, 912886, 913887, 932376, 937410, 947902, 966112, 967112, 976019, 976022, 976024, 979624, 984806, 1006088, 1043996, 1057679, 1112954, 1129807, 1177382, 1223716, 1272633, 1284814, 1287830, 1318102, 1339064, 1354543, 1356098, 1389883, 1432963, 1500222, 1508175, 1527669, 1699237, 1729738, 1729739, 1787406, 1798246, 1798609, 1833406, 1854256, 1860049, 1898582, 1898891, 1941094, 2082899, 2085198, 2159770, 2256123, 2345432, 2366167, 2369711, 2616310, 2658241, 2686803, 2732279, 462228, 850573, 996999, 1114796, 1128503, 1620301, 1678257, 2414592, 3317001, 4144407, 4477471, 4677069, 4777076, 4914380, 5656756, 6047631, 6134976, 6766361, 6878782 & 6907982. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR