Was heißt »schwarz« auf Niederländisch?

Das Adjektiv »schwarz« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • zwart

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Nacht war so schwarz, fast so schwarz wie sein Herz.

De nacht was zo donker, bijna zo donker als zijn hart.

Ich habe zwei Hunde. Der eine ist weiß, der andere schwarz.

Ik heb twee honden. De ene is wit, de andere zwart.

Ist es nicht schwarz?

Is het niet zwart?

Der Fisch war schwarz angebrannt.

De vis was aangebrand.

Wir haben zwei Katzen; die eine ist weiß und die andere schwarz.

We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart.

We hebben twee katten - Een is wit, en de ander is zwart.

Es macht nichts, ob die Katze schwarz oder weiß ist, solange sie Mäuse fängt.

Het maakt niet uit of de kat zwart is of wit, als ze maar muizen vangt.

Der Pass des Präsidenten der Vereinigten Staaten ist schwarz und nicht blau wie die der gewöhnlichen Bürger.

Het paspoort van de president van de Verenigde Staten is zwart, niet blauw zoals dat van een gewone burger.

Papier ist weiß, Kohlenstaub ist schwarz.

Papier is wit, kolenstof is zwart.

Papier ist weiß, Kohlenstoff schwarz.

Papier is wit, koolstof is zwart.

Sie zieht sich immer schwarz an.

Zij kleedt zich altijd in het zwart.

Sie ist immer schwarz angezogen.

Ze is altijd in het zwart gekleed.

Die Katze ist schwarz.

De kat is zwart.

Ein Rabe ist so schwarz wie Steinkohle.

Een raaf is zo zwart als steenkool.

Sie hat zwei Katzen. Eine ist weiß, und die andere ist schwarz.

Ze heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.

Der Kessel schilt den Ofentopf – schwarz sind sie alle beide.

De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet.

De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.

Ist das Pferd schwarz?

Is het paard zwart?

Ich habe einen Hund. Er ist schwarz und heißt Tiki.

Ik heb een hond. Hij is zwart en zijn naam is Tiki.

Mein Pferd ist schwarz.

Mijn paard is zwart.

Der Bleistift ist schwarz.

Het potlood is zwart.

Deine Katze ist schwarz.

Jouw kat is zwart.

Er trug schwarz.

Hij was in het zwart gekleed.

Das Pferd ist schwarz.

Het paard is zwart.

Ihr neuer Freund ist schwarz.

Haar nieuwe vriend is zwart.

Hier steht es schwarz auf weiß.

Het staat hier zwart op wit.

Ist dein Auto schwarz?

Is jouw auto zwart?

Meiner ist schwarz.

De mijne is zwart.

Diese Blume ist schwarz.

Deze bloem is zwart.

Meine Katze ist schwarz.

Mijn kat is zwart.

Welcher Hund ist schwarz?

Welke hond is zwart?

Synonyme

il­le­gal:
illegaal
kri­mi­nell:
crimineel
krumm:
krom

Sinnverwandte Wörter

au­to­nom:
autonoom
bös­ar­tig:
boosaardig
kwaadaardig
bö­se:
boos
kwaad
dun­kel:
donker
dun­kel­braun:
donkerbruin
far­big:
gekleurd
kleurig
ge­heim:
geheim
Hand:
hand
kryp­tisch:
cryptisch
cryptische
lei­se:
fijn
flauw
gering
stil
stilletjes
zacht
zachtjes
zwak
zwakjes
per­fi­de:
perfide
pes­si­mis­tisch:
pessimistisch
rechts:
rechts
schä­big:
ssjofel
schlam­pig:
slordig
schlecht:
slecht
zwak
schreck­lich:
schrikkelig
verschrikkelijk
stock­dun­kel:
pikdonker
pikkedonker
un­heim­lich:
griezelig
ver­dreckt:
smerig
vies

Antonyme

asi­a­tisch:
Aziatisch
blond:
blond
gelb:
geel
grau:
grauw
grijs
gut:
goed
kom­plett:
allesomvattend
compleet
volledig
le­gal:
legaal
rot:
rood
sau­ber:
netjes
schoon
zindelijk
zuiver
weiß:
wit

Niederländische Beispielsätze

  • In elke kudde is er een zwart schaap.

  • Zij was helemaal in het zwart gekleed.

  • Geloof hem niet, hij liegt dat hij zwart ziet!

  • Hij liegt dat hij zwart ziet.

  • Ze hebben een bruine huid en zwart haar.

  • Hij heeft een zwart hemd.

  • Er is een zwart schaap in elke kudde.

  • We associëren zwart vaak met de dood.

  • Die jongen heeft zwart haar.

  • Tom draagt zelden zijn zwart hemd.

  • Een zwart paard loopt langzaam langs de oever van het meer.

  • De hemel was zwart als git.

  • Maria draagt vandaag de Duitse kleuren. Ze draagt een rode rok, een zwart jasje en een gele halsdoek.

  • Er is een gigantisch zwart gat in het midden van ons sterrenstelsel.

  • Ik hou van zwart.

  • De vuursalamander is een salamander die zwart van kleur is met gele vlekken of strepen.

  • Zet dat zwart op wit.

  • Hij heeft een zwart overhemd.

  • Tom heeft donker, bijna zwart haar.

  • Ze droeg zwart.

Übergeordnete Begriffe

Far­be:
kleur
far­big:
gekleurd
kleurig
Haut­far­be:
huidskleur

Schwarz übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: schwarz. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: schwarz. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 1080773, 135759, 361007, 371817, 412263, 729905, 757597, 816101, 830595, 852589, 936357, 978126, 1274439, 1500467, 2266617, 2579078, 2585757, 2591529, 2730981, 3189220, 3205332, 4083329, 6370926, 6586722, 6643400, 6676794, 7845069, 7847693, 10941133, 745007, 688860, 657759, 1010550, 1018417, 1060575, 1399794, 1539688, 2129201, 3763026, 4073719, 4186010, 4275077, 5047225, 5881978, 6982779, 7416940, 8433488, 8633373 & 8757734. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR