Was heißt »lei­se« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Das Radio ist zu laut. Kannst du es nicht ein wenig leiser drehen?

De radio staat te luid. Kunt ge hem niet wat stiller zetten?

In der Ferne höre ich den Laut leise rauschender Wege.

In de verte hoor ik het geluid van zacht ruisende wegen.

Können Sie bitte die Musik leiser stellen?

Kan u alstublieft de muziek zachter zetten?

Kunt u de muziek zachter zetten alstublieft?

Dreh das Radio leiser.

Zet de radio zachter.

Bewege dich leise.

Beweeg je in stilte.

Dreh das Radio ein bisschen leiser.

Zet de radio wat zachter.

Würdest du bitte leiser sprechen? Ich habe einen Kater ...

Spreek een beetje stiller. Ik zit met een kater ...

Stell bitte den Fernseher etwas leiser.

Zet de tv alsjeblieft wat zachter.

Stell die Musik leiser!

Zet de muziek zachter!

Bitte stelle das Radio leiser.

Doe alsjeblieft de radio zachter.

Ich stelle das Radio leiser.

Ik zet de radio zachter.

Wir unterhielten uns leise, um den Säugling nicht zu wecken.

Wij praatten zachtjes zodat de baby niet wakker zou worden.

Seid leise.

Wees stil.

Zwijg.

Stil.

Sprich leise!

Spreek zachtjes.

Könntest du bitte den Fernseher leiser stellen?

Kun je alsjeblieft de televisie zachter zetten?

Tom nahm die Fernbedienung und stellte den Fernseher leiser.

Tom nam de afstandsbediening en zette de tv wat zachter.

Sprich bitte leise!

Praat alsjeblieft zachter!

Kannst du ein bisschen leiser sprechen? Ich habe einen furchtbaren Kater.

Kan je een beetje zachter praten? Ik heb een hevige kater.

Warum sprichst du so leise?

Waarom praat je zo stil?

Waarom praat je zo rustig?

Wir müssen ganz leise sein. Meine Gäste halten gerade Mittagsschlaf.

We moeten heel zachtjes doen. Mijn gasten houden juist een middagslaapje.

Reden Sie bitte ein bisschen leiser.

Praat wat zachter a.u.b.

Ich wünschte, du könntest etwas leiser sein!

Ik zou willen dat je wat rustiger was!

Sprich leiser.

Praat wat zachter.

Sprich etwas leiser!

Praat een beetje zachter.

Synonyme

pst:

sst

st

Ru­he:

rust

ru­hig:

rustig

ver­hal­ten:

ingehouden

vor­sich­tig:

voorzichtig

zu­rück­hal­tend:

ingetogen

Antonyme

laut:

hard

luid

Niederländische Beispielsätze

• Het is altijd weer fijn als de pijn afneemt.

• Tom heeft een zwak hart.

• Ik ben zwak.

• De winter was buitengewoon zacht.

• Zo fijn dat jullie hier zijn!

• Ik vroeg Tom stil te zijn.

• Dit doek voelt zacht aan.

• Deze doek voelt zacht aan.

• De dame bleef stil.

• Wees stil!

• De vijand is zwak geworden.

• Blijf stil.

• Zit stil.

• Tom viel flauw.

• Tom viel bijna flauw.

• Boter is zacht.

• Ben je stil?

• Zet het geluid stil.

• Ik vind het fijn hier te werken.

• Dit bed is te zacht.