Was heißt »ar­bei­ten« auf Niederländisch?

Das Verb »ar­bei­ten« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • werken

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich arbeite sogar sonntags.

Ik werk zelfs op zondag.

Er hat einen interessanten Beruf, für den er viel arbeiten muss.

Hij heeft een interessante baan, waarvoor hij veel moet arbeiden.

Er arbeitet für eine große Zeitung, deren Auflage sehr hoch ist.

Hij arbeidt voor een grote krant, waarvan de druk heel groot is.

Ich arbeite.

Ik werk.

Ik ben aan het werken.

Sie arbeitete nur des Geldes wegen.

Ze werkte uitsluitend voor het geld.

Sie waren wirklich müde, nachdem sie den ganzen Tag gearbeitet hatten.

Ze waren echt moe na de hele dag te hebben gewerkt.

Sie hat einen Onkel, der bei einer Bank arbeitet.

Zij heeft een oom die bij een bank werkt.

Tut mir leid, aber ich muss heute Abend arbeiten.

Het spijt me, maar ik moet werken vanavond.

Chris kann morgen nicht arbeiten.

Chris kan morgen niet werken.

Hast du gestern gearbeitet?

Heb je gisteren gewerkt?

Ich will nicht arbeiten.

Ik wil niet werken.

Mein Bruder arbeitet in einer Bank.

Mijn broer werkt bij een bank.

Papa ist ein Mann, der hart arbeitet.

Papa is een man die hard werkt.

Sie arbeitete hart.

Ze werkte hard.

Ich arbeite gerne.

Ik werk graag.

Er musste selbst am Sonntag arbeiten.

Hij moest zelfs op zondag werken.

Hier arbeitet mein Vater.

Hier werkt mijn vader.

Er arbeitet in jenem Labor.

Hij werkt in het laboratorium.

Bete und arbeite.

Bid en werk.

Er arbeitet als Übersetzer.

Hij werkt als vertaler.

Sie arbeitet in einem Fischrestaurant.

Ze werkt in een visrestaurant.

Er arbeitet die ganze Nacht.

Hij werkt de hele nacht.

Du arbeitest zu viel.

Je werkt te veel.

Er arbeitet bei einer Bank.

Hij werkt bij een bank.

Ich arbeite jeden Tag außer sonntags.

Ik werk alle dagen behalve op zondag.

Er arbeitete ununterbrochen von morgens bis abends.

Hij werkte zonder ophouden van 's morgens tot 's avonds.

Ich hatte den ganzen Tag hart gearbeitet, also war ich sehr müde.

Ik had de hele dag hard gewerkt, en dus was ik heel moe.

Ich arbeite in einem Krankenhaus.

Ik werk in een ziekenhuis.

Für wen arbeitest du?

Voor wie werk je?

Der Chef hat uns von morgens bis abends arbeiten lassen.

Onze baas deed ons werken van 's morgens tot 's avonds.

Ich habe heute viel gearbeitet.

Ik heb vandaag veel gewerkt.

Ich arbeitete weiter.

Ik bleef werken.

Ik ben blijven werken.

Ich arbeite bei McDonald's.

Ik werk bij McDonald’s.

Mein Vater lebt und arbeitet in Tokio.

Mijn vader woont en werkt in Tokio.

Du hast mehr gearbeitet als ich.

Je hebt meer gewerkt dan ik.

Herr Spencer arbeitet in einem Geschäft.

Meneer Spencer werkt in een winkel.

Seine ganze Familie arbeitet auf einem Bauernhof.

Zijn hele familie werkt op een boerderij.

Ich begann letztes Jahr, für diese Firma zu arbeiten.

Vorig jaar ben ik voor deze firma gaan werken.

Ihr arbeitet zu viel.

Jullie werken te veel.

Du wirst viel arbeiten müssen.

Je zult hard moeten werken.

Setzen Sie einen Gehörschutz auf, wenn Sie mit einem Presslufthammer arbeiten.

Draag gehoorbescherming als u met een sloophamer werkt.

Ich arbeite in Mailand.

Ik werk in Milaan.

Du musst mehr arbeiten.

Je moet meer werken.

Er arbeitet in einer Fabrik.

Hij werkt in een fabriek.

Er arbeitet die ganze Nacht und schläft den ganzen Tag.

Hij werkt de gehele nacht en slaapt de gehele dag.

Meine Schwester arbeitet als Sekretärin in einer Bank.

Mijn zus werkt als secretaresse bij een bank.

In den Sommerferien habe ich in einem Postamt gearbeitet.

In de zomervakantie heb ik op een postkantoor gewerkt.

Das ist das Gebäude, in dem Papa arbeitet.

Dat is het gebouw waar papa werkt.

Er hat hart gearbeitet.

Hij heeft hard gewerkt.

Er arbeitet als Krankenpfleger im hiesigen Krankenhaus.

Hij werkt als verpleger in het lokale ziekenhuis.

Das Mädchen, das in der Bäckerei arbeitet, ist hübsch.

Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.

Niemand will an einem kalten Tag draußen arbeiten.

Niemand wil buiten werken op een koude dag.

Du musst nur fleißiger arbeiten.

Het enige wat je moet doen is harder werken.

Du musst nur fleißig arbeiten.

Ge moet alleen hard werken.

Je moet alleen hard werken.

Ich arbeite bei einer Bank.

Ik werk bij een bank.

Studierst du, oder arbeitest du?

Studeer of werk je?

Hunderte von Leuten arbeiten in dieser Fabrik.

Honderden mensen werken in die fabriek.

In deze fabriek werken honderden mensen.

Wer arbeitet heute Abend?

Wie werkt vanavond?

Wo arbeitet er?

Waar werkt hij?

Er arbeitet kaum.

Hij werkt nauwelijks.

Ich arbeite für dich.

Ik werk voor jou.

Du arbeitest in Mailand.

Je werkt in Milaan.

Warum arbeitest du hier?

Waarom werk jij hier?

Waarom werk je hier?

Es gibt Menschen, die tagsüber schlafen und nachts arbeiten.

Er zijn mensen die 's nachts werken en overdag slapen.

Ich arbeite jeden Tag hart in einem Hotel.

Ik werk elke dag hard in een hotel.

Wir arbeiten von neun bis fünf.

We werken van negen tot vijf.

Menschen in Taiwan arbeiten hart.

De mensen in Taiwan werken hard.

Warum arbeite ich so schwer?

Waarom werk ik zo hard?

Er schläft tagsüber und arbeitet nachts.

Hij slaapt overdag en werkt 's nachts.

Sie arbeitet viel.

Ze werkt veel.

Er arbeitet viel.

Hij werkt veel.

Ich arbeite bis Ende September Vollzeit in einer Buchhandlung.

Ik werk tot einde september voltijds in een boekhandel.

Ich arbeite für euch.

Ik werk voor jullie.

Ich arbeite für Sie.

Ik werk voor u.

Ich arbeite hier.

Ik werk hier.

Ich habe den ganzen Tag gearbeitet; ich bin sehr müde.

Ik heb de hele dag gewerkt; ik ben heel moe.

Meine Schwester arbeitet als Englischlehrerin.

Mijn zus werkt als lerares Engels.

Ich arbeite in der Botschaft.

Ik werk op de ambassade.

Roger arbeitet von morgens bis abends.

Roger werkt van 's morgens tot 's avonds.

Der Schreiber arbeitet an seinem neuen Buch.

De schrijver werkt aan zijn nieuw boek.

Tom arbeitete alleine.

Tom werkte alleen.

Er arbeitet nachts.

Hij werkt 's nachts.

Er hätte mehr arbeiten sollen.

Hij had harder moeten werken.

John arbeitet hart.

John werkt hard.

Er arbeitete hart.

Hij werkte hard.

Ich arbeite hier. Ich bin kein Gast.

Ik werk hier. Ik ben geen gast.

Wo arbeitet ihr?

Waar werk je?

Tagsüber arbeiten und nachts ruhen wir.

Wij werken overdag en rusten 's nachts.

Sie arbeitet in einem Dritte-Welt-Laden.

Ze werkt in een wereldwinkel.

Bete und arbeite!

Bid en werk!

Ich arbeite noch.

Ik ben nog bezig.

Ik werk nog.

Sie arbeiten nicht ein bisschen.

Ze werken niet eens een beetje.

Diese Woche habe ich viel gearbeitet.

Ik heb veel gewerkt deze week.

Ich arbeite so viel wie du.

Ik werk evenveel als jij.

Ich werde arbeiten.

Ik zal werken.

Musst du sonntags arbeiten?

Werk je op zondag?

Moet je zondags werken?

Ich wohne und arbeite in Mexiko.

Ik woon en werk in Mexico.

Tante Yoko ist zu schwach, um zu arbeiten.

Tante Joko is te zwak om te werken.

Es ist zu warm, um zu arbeiten.

Het is te warm om te werken.

Mein Vater arbeitet in der Fabrik.

Mijn vader werkt in een fabriek.

Synonyme

gä­ren:
gisten
ge­hen:
gaan
lopen
rijzen
han­deln:
betreffen
handelen
onderhandelen
lau­fen:
hollen
lopen
rennen
schaf­fen:
scheppfen
wer­fen:
werpen

Antonyme

fau­len­zen:
Ontspannen

Niederländische Beispielsätze

  • Trams werken op elektriciteit.

  • Je begint langzaam op mijn zenuwen te werken.

  • Ga door met werken.

  • Hij kan niet goed werken zolang hij zijn kopje troost niet gehad heeft.

  • Je moet eraan werken om je huwelijk te redden.

  • Na een universitaire studie informatica kwam ik in 1990 naar Nederland om als onderzoeksmedewerker te werken.

  • Journalisten aarzelen niet zich in de privésfeer van de mensen binnen te werken.

  • Zij hoeft niet te werken.

  • Ik ga vandaag niet meer werken.

  • Morgen ga ik opnieuw werken.

  • Ik zet mijn kinderen iedere morgen bij de school af vooraleer ik ga werken.

  • Leefden we maar in een wereld waar mensen niet hoefden te werken.

  • Na een korte pauze begon hij opnieuw te werken.

  • Hoe werken computers?

  • Ik wil bij een ziekenhuis werken.

  • Erotische liefde is een van de belangrijkste thema's in haar werken.

  • Tom wil in een fabriek werken.

  • Het zal volgende keer werken.

  • Veel wetenschappers werken met getallen.

  • Tom kan deze week niet werken.

Übergeordnete Begriffe

tä­tig:
bezig

Untergeordnete Begriffe

auf­ar­bei­ten:
achterstand wegwerken
aus­ar­bei­ten:
uitbreiden
uitwerken
mit­ar­bei­ten:
collaboreren

Arbeiten übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: arbeiten. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: arbeiten. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 6063, 333448, 333452, 333596, 341704, 342998, 349969, 351689, 352784, 353770, 354441, 359031, 361051, 361529, 362810, 367261, 367564, 367872, 369582, 383126, 383237, 383863, 392848, 396640, 403452, 406398, 406899, 406954, 410310, 413760, 414180, 418956, 424768, 435174, 440996, 444468, 444990, 445919, 454771, 454772, 454825, 466642, 473489, 536229, 540319, 547138, 550234, 579501, 603922, 613567, 617787, 641743, 642311, 651830, 663091, 669814, 676949, 676989, 693391, 742306, 755259, 762582, 766640, 778492, 783546, 785321, 786375, 786877, 787302, 789490, 789491, 817524, 825430, 825431, 825547, 839127, 872099, 900093, 906437, 912889, 916227, 966207, 974250, 981040, 982756, 987722, 989072, 1022917, 1079425, 1096647, 1096978, 1144553, 1160556, 1174270, 1188046, 1197976, 1205612, 1210456, 1224628, 1264211, 3771683, 3689684, 3650297, 3587636, 4170748, 3530844, 4219895, 3354237, 4366569, 3324640, 3306818, 4460928, 4536319, 4552776, 4635312, 4646534, 4704363, 4740059, 2824577 & 2791030. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR