Was heißt »alt« auf Niederländisch?
Das Adjektiv »alt« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- oud
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Wie alt sind Sie?
Hoe oud bent u?
Er ist 3 Jahre älter als sie.
Hij is 3 jaar ouder dan zij.
Er ist genauso alt wie ich.
Hij is net zo oud als ik.
Man ist niemals zu alt zum Lernen.
Men is nooit te oud om te leren.
Wie alt ist dein Großvater?
Hoe oud is je opa?
Hoe oud is je grootvader?
Ich bin vielleicht zu alt.
Misschien ben ik te oud.
Ich bin älter als dein Bruder.
Ik ben ouder dan je broer.
Meine Eltern sind alt.
Mijn ouders zijn oud.
Je älter wir werden, desto schlechter wird unser Gedächtnis.
Hoe ouder we worden, hoe slechter ons geheugen.
Mein Haus ist alt und hässlich.
Mijn huis is oud en lelijk.
Wie alt sind eure Kinder?
Hoe oud zijn jullie kinderen?
Er war sehr alt.
Hij was heel oud.
Als ich dieses Bild gemalt habe, war ich 23 Jahre alt.
Ik was 23 jaar toen ik dat schilderij gemaakt heb.
Er war zu alt zum Schwimmen.
Hij was te oud om te zwemmen.
Er ist alt.
Hij is oud.
Das stimmt. Du warst damals drei Monate alt.
Klopt. Je was toen drie maanden oud.
John ist zwei Jahre älter als ich.
John is twee jaar ouder dan ik.
Niemand ist zu alt zum Lernen.
Niemand is te oud om te leren.
Meine Mutter ist zwei Jahre älter als mein Vater.
Mijn moeder is twee jaar ouder dan mijn vader.
Ken ist älter als Seiko.
Ken is ouder dan Seiko.
Mama ist älter als Papa.
Mama is ouder dan papa.
Als er 14 Jahre alt war, begann er, Erdbeeren anzupflanzen.
Toen hij 14 jaar oud was, begon hij aardbeien te planten.
Unsere Schule ist 80 Jahre alt.
Onze school is 80 jaar oud.
Er ist zwei Jahre älter als ich.
Hij is twee jaar ouder dan ik.
Obwohl er älter geworden ist, ist er nach wie vor gesund.
Hoewel hij ouder geworden is, is hij nog steeds gezond.
„Wie alt bist du?“ „Sechzehn.“
"Hou oud ben je?" "Zestien."
Helen ist siebzehn Jahre alt.
Helen is zeventien jaar oud.
Tom ist älter als ich.
Tom is ouder dan ik.
Meine Schwester ist älter als mein Bruder.
Mijn zus is ouder dan mijn broer.
Mein Bruder ist zwei Jahre älter als ich, aber er ist drei Zentimeter kleiner.
Mijn broer is twee jaar ouder dan ik, maar hij is drie centimeter kleiner.
Mijn broer is twee jaar ouder dan ik, maar is drie centimeter korter.
Diese Häuser sind 500 Jahre alt.
Deze huizen zijn vijfhonderd jaar oud.
Ob du es glaubst oder nicht, Tom ist 70 Jahre alt.
Geloof het of niet, maar Tom is zeventig jaar oud.
Je älter du wirst, desto schwieriger wird es, eine neue Sprache zu lernen.
Hoe ouder je wordt, des te moeilijker wordt het een nieuwe taal te leren.
Ich bin sechzehn Jahre alt.
Ik ben zestien jaar oud.
Ich bin auch siebzehn Jahre alt.
Ook ik ben zeventien.
Sein Sohn ist acht Jahre alt.
Zijn zoon is acht jaar oud.
Mein Großvater wurde 89 Jahre alt.
Mijn opa werd 89 jaar.
Wie alt bist du eigentlich?
Hoe oud ben jij eigenlijk?
Dieses Buch ist echt alt!
Dit boek is echt oud!
Er wurde alt.
Hij werd oud.
Wie alt ist dein Vater?
Hoe oud is je vader?
Tatoeba: Wir haben Sätze, die älter als Sie sind.
Tatoeba: We hebben zinnen die ouder zijn dan u.
Seine ältere Schwester ist älter als mein ältester Bruder.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Sie ist einunddreißig Jahre alt.
Zij is eenendertig jaar.
Ze is eenendertig jaar.
Er ist so alt wie ich.
Hij is van mijn leeftijd.
Nara ist genauso alt wie Kyōto.
Nara is zo oud als Kioto.
Sie sagte, sie sei zwanzig Jahre alt, was nicht stimmte.
Ze zei dat ze twintig jaar was, wat niet waar was.
Du bist jung; ich hingegen bin sehr alt.
Gij zijt jong. Ik daarentegen ben heel oud.
Jij bent jong. Ik daarentegen, ben heel oud.
Ich bin 27 Jahre alt.
Ik ben 27.
Meine Schwester ist drei Jahre alt.
Mijn zuster is drie jaar oud.
Mijn zus is drie jaar oud.
Meine Schwester ist 2 Jahre älter als ich.
Mijn zus is twee jaar ouder dan ik.
Wie alt ist das Universum?
Hoe oud is het universum?
Er ist drei Jahre älter als ich.
Hij is drie jaar ouder dan ik.
Dieses Buch ist alt.
Dit boek is oud.
Mein Fernseher ist fast 15 Jahre alt, aber das Bild ist noch gut.
Mijn tv is bijna vijftien jaar oud maar het beeld is nog goed.
Ein Maultier kann über fünfzig Jahre alt werden.
Een muildier kan meer dan vijftig jaar oud worden.
Dieses Buch ist echt alt.
Dat boek is echt oud.
Wie alt ist dein Sohn?
Hoe oud is je zoon?
Wie alt ist er?
Hoe oud is hij?
Susanne ist zwei Jahre älter als ich.
Susan is twee jaar ouder dan ik.
Wie alt ist diese Kirche?
Hou oud is die kerk?
Jung gelernt ist alt getan.
Jong geleerd is oud gedaan.
Mein Vater ist 50 Jahre alt.
Mijn vader is vijftig jaar oud.
Der braune Hut ist alt.
De bruine hoed is oud.
Wie alt ist das Gemälde?
Hoe oud is dat schilderij?
Du bist nicht alt genug, um alleine zum Schwimmen zu gehen.
Je bent niet oud genoeg om alleen te gaan zwemmen.
Er ist achtzehn Monate alt.
Hij is achttien maanden oud.
Wie alt bin ich?
Hoe oud ben ik?
Meine Tante ist älter als meine Mutter.
Mijn tante is ouder dan mijn moeder.
Muiriel ist jetzt zwanzig Jahre alt.
Muiriel is nu 20 jaar oud.
Sie ist zwei Jahre älter als er.
Ze is twee jaar ouder dan hij.
Sie ist älter als er.
Zij is ouder dan hij.
Ich bin fünfundvierzig Jahre alt.
Ik ben vijfenveertig jaar oud.
Sie ist erst zwei Jahre alt, aber schon in der Lage, bis hundert zu zählen.
Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.
Wie alt ist Ihr Sohn?
Hoe oud is uw zoon?
Mein Sohn ist zehn Jahre alt.
Mijn zoon is tien jaar oud.
Sie müssen nicht sehr alt sein, um sich an dieses Ereignis zu erinnern.
Ge moet niet erg oud zijn om u die gebeurtenis te herinneren.
Ich bin fünfundzwanzig Jahre alt.
Ik ben 25 jaar oud.
Eines ist neu. Das Andere ist alt.
De ene is nieuw. De andere is oud.
Wie alt ist dieser Tierpark?
Hoe oud is deze dierentuin?
Sie ist älter als Tom.
Zij is ouder dan Tom.
Heute wirst du vier Jahre alt.
Vandaag word je vier jaar oud.
Zwölf Jahre sind alt für einen Hund.
Twaalf jaar is oud voor een hond.
Ich bin vierzig Jahre alt.
Ik ben veertig.
Im Jahre 2012 wird Esperanto 125 Jahre alt.
In het jaar 2012 wordt Esperanto 125 jaar.
Sie sieht jung aus, aber in Wirklichkeit ist sie älter als du.
Ze lijkt jong maar eigenlijk is ze ouder dan jij.
Ich bin achtzehn Jahre alt.
Ik ben achttien jaar oud.
Ik ben achttien jaar.
Ik ben achttien.
Wie viele Jahre bist du alt?
Hoe oud ben je?
Als du zwei Jahre alt warst, konntest du schon bis zehn zählen.
Wanneer je twee jaar oud was, kon je al tot tien tellen.
Sie ist alt.
Ze is oud.
Zij is oud.
Der Mann ist alt.
De man is oud.
Das Universum ist ungefähr 13,75 Milliarden Jahre alt.
Het universum is ongeveer 13,75 miljard jaar oud.
Wir werden alt und grau.
We worden oud en grijs.
Als das große Erdbeben war, war ich erst zehn Jahre alt.
Toen de grote aardbeving gebeurde, was ik pas tien jaar.
„Wie alt ist sie?“ „Sie ist zwölf Jahre alt.“
"Hoe oud is ze?" "Ze is twaalf jaar oud."
„Wie alt bist du?“ – „Ich bin sechzehn Jahre alt.“
'Hoe oud ben je?' 'Ik ben zestien jaar oud.'
"Wie alt bist du?" - "Ich bin sechzehn."
"Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
"Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
Mein Cousin ist etwas älter als ich es bin.
Mijn neef is iets ouder dan ik.
Er ist alt genug, Auto zu fahren.
Hij is oud genoeg om een auto te besturen.
Hij is oud genoeg om auto te rijden.
Heute sind wir zehn Jahre alt.
Vandaag worden we tien.
Synonyme
- betagt:
- bejaard
- damalig:
- toenmalig
- ehemalig:
- voormalig
Antonyme
Niederländische Beispielsätze
Zij is te oud voor hem.
Ik ben niet oud.
Hoe oud zie ik eruit?
Ik ben oud.
Mijn oom werd negentig jaar oud.
Hoe oud schat u haar?
Hoe oud is de oudste?
Ik ben geen dertig jaar oud.
Ik ben al oud.
We zijn even oud, maar niet even groot.
Ik ben dertig jaar oud.
Deze boeken zijn heel oud.
Het is een oud cliché.
Al de jongens zijn even oud.
Hij is twee keer zo oud als ik.
We zijn even oud.
Ze is ongeveer even oud als ik.
Griekenland is een oud land.
Iemand die iedere dag knoflook eet, kan heel oud worden - en zeer eenzaam.
Het huis op de heuvel is heel oud.
Untergeordnete Begriffe
- jahrhundertealt:
- eeuwenoud