Was heißt »jetzt« auf Niederländisch?
Das Adverb »jetzt« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- nu
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Wenn die Welt nicht so wäre wie sie jetzt ist, könnte ich jedem vertrauen.
Als de wereld niet was zoals ze is, zou ik iedereen kunnen vertrouwen.
Ich kann es ihr jetzt nicht sagen. Das ist nicht mehr so einfach.
Ik kan haar dat nu niet zeggen. Dat is niet zo eenvoudig meer.
Oh, jetzt ist es wirklich verwirrend...
O, nou is het echt verwarrend...
Du bist an meiner Seite, jetzt ist alles gut.
Je staat aan mijn zijde, nu is alles goed.
Je staat aan mijn kant, nu is alles goed.
Je doet met me mee, nu is alles goed.
Die Ferien sind jetzt vorbei.
De vakantie is nu voorbij.
Sogar jetzt, viele Jahre nach dem Kalten Krieg, ist immer noch viel Verbitterung zwischen Russen und Deutschen, besonders in Gebieten, die einst von der Sowjetunion besetzt waren.
Zelfs nu, jaren na de Koude Oorlog, is er nog steeds veel wrevel tussen Russen en Duitsers, vooral in gebieden die vroeger door de Sovjet-Unie werden bezet.
Ah, jetzt erinnere ich mich. Ich habe ein Kondom benutzt; etwas, das ich selten oder eher fast nie tue.
Ah, nu herinner ik het mij. Ik gebruikte een condoom; iets dat ik zelden, of juister gezegd bijna nooit doe.
Ich bin jetzt am Flughafen.
Ik ben nu op het vliegveld.
Könnte ich jetzt den Schlüssel haben?
Kan ik nu de sleutel hebben?
Alles, was sie jetzt wollen, ist ein Dach über dem Kopf.
Het enige wat ze nu willen is een dak boven hun hoofd.
Darf ich jetzt mit dem Essen anfangen?
Mag ik nu beginnen met eten?
Hast du jetzt Zeit?
Heb je nu tijd?
Ich will jetzt etwas trinken.
Ik wil nu iets drinken.
Kann ich jetzt gehen?
Mag ik nu gaan?
Du darfst jetzt nach Hause gehen.
Ge moogt naar huis gaan nu.
Je kunt nu naar huis gaan.
Das Bild hängt jetzt an der Wand.
De foto hangt nu aan de muur.
Der Schmerz lässt jetzt langsam nach.
De pijn wordt nu langzaam minder.
Ich bin jetzt sehr müde.
Ik ben nu erg moe.
Ich habe jetzt nichts zu tun.
Ik heb niets te doen voor het ogenblik.
Wo wohnen Sie jetzt?
Waar woont u nu?
Mein Bruder ist jetzt in Australien.
Mijn broer is nu in Australië.
Mein Sohn ist jetzt so groß wie ich.
Mijn zoon is nu zo groot als ik.
Früher, als wir noch die Gulden hatten, war alles viel billiger als jetzt mit dem Euro.
Vroeger, toen we nog guldens hadden, was alles veel goedkoper dan nu met de euro.
Also, jetzt bin ich an der Reihe.
Zo, nu ben ik aan de beurt.
Wenn ich jetzt nur die Antwort wüsste.
Als ik nu maar het antwoord wist.
Wo gehen sie jetzt hin?
Waar gaan ze nu naar toe?
Was mache ich jetzt, da ich angemeldet bin?
Wat moet ik doen, nu ik me aangemeld heb?
Das Schiff ist jetzt im Hafen.
Het schip is nu in de haven.
Willst du es jetzt sehen?
Wilt ge het nu zien?
Ich weiß nicht, was ich jetzt tun soll.
Ik weet niet wat ik nu moet doen.
Ich bin jetzt müde.
Ik ben moe nu.
Ik ben nu moe.
Aber jetzt lebe ich in Tokyo.
Maar nu woon ik in Tokio.
Ich hab jetzt etwas Geld.
Ik heb nu wat geld.
Tom wohnt jetzt bei seinem Onkel.
Tom woont nu bij zijn oom.
Ruf sie jetzt nicht an.
Bel haar nu niet op.
Sie schreibt jetzt einen Brief.
Ze is nu een brief aan het schrijven.
Ich bin jetzt so besoffen, dass ich zwei Tastaturen sehe.
Ik ben nu zo dronken dat ik twee toetsenborden zie.
Ich lebe jetzt in Kyōto.
Ik woon nu in Kyoto.
Tom spielt jetzt Geige.
Tom speelt nu de viool.
Er ist der Letzte, den ich jetzt sehen will.
Hij is de laatste die ik nu wil zien.
Er hat jetzt eine Erkältung.
Hij heeft nu een verkoudheid.
Hij is nu verkouden.
Du bist jetzt der Einzige für mich.
Je bent nu de enige voor mij.
Wir sollten jetzt besser nach Hause gehen.
We zouden nu beter naar huis gaan.
Weil ich es sooft gehört habe, kann ich das Gedicht jetzt auswendig hersagen.
Omdat ik het zo dikwijls gehoord heb, kan ik het gedicht nu uit het hoofd opzeggen.
Sind deine Eltern jetzt zuhause?
Zijn je ouders nu thuis?
Wie spät ist es jetzt in London?
Hoe laat is het nu in Londen?
Hier und jetzt.
Hier en nu.
Warum kamst du erst jetzt?
Waarom ben je pas nu gekomen?
Die Kirschblüte hat jetzt ihren Höhepunkt erreicht.
De kersenbloesem is nu op zijn hoogtepunt.
Es sind jetzt zehn Grad unter null.
Het is momenteel 10 graden onder nul.
Es ist besser für dich, es jetzt zu tun.
Het is beter voor je om het nu te doen.
Mein erwachsener Sohn studiert jetzt im Ausland.
Mijn volwassen zoon studeert nu in het buitenland.
Zuerst fand er Englisch sehr schwer, aber jetzt findet er es einfach.
Eerst vond hij Engels heel moeilijk, maar nu vindt hij het gemakkelijk.
Bitte geh' jetzt.
Ga nu alsjeblieft.
Wo wohnt sie jetzt?
Waar woont ze nu?
Bis jetzt habe ich nie ein gelbes U-Boot gesehen.
Ik heb nog nooit van mijn leven een gele onderzeeër gezien.
Ich gehe jetzt nach Hause.
Ik ga nu naar huis.
Da du jetzt 18 bist, kannst du deinen Führerschein machen.
Nu je achttien bent, mag je je rijbewijs halen.
Könnt ihr meinen kaputten Reifen jetzt gleich flicken?
Kunnen jullie mijn lekke band nu repareren?
Kunnen jullie mijn lekke band nu herstellen?
Sie ist jetzt nicht zu Hause.
Ze is nu niet thuis.
Hätte ich damals dieses Bild gekauft, wäre ich jetzt reich.
Als ik toen dat schilderij gekocht had, was ik nu rijk.
Da ich nicht gefrühstückt habe, bin ich jetzt sehr hungrig.
Omdat ik niet ontbeten heb, heb ik nu heel erg honger.
Sie rennen jetzt.
Ze zijn nu aan het rennen.
Ich habe jetzt keinen Hunger.
Ik heb nu geen honger.
Das Tor ist jetzt geöffnet.
De poort is nu open.
Ich brauche jetzt nichts.
Ik heb nu niets nodig.
Sie sollten jetzt lieber gehen.
U kunt maar beter weggaan.
Muiriel ist jetzt zwanzig Jahre alt.
Muiriel is nu 20 jaar oud.
Ich habe Anki eine Woche lang nicht benutzt und jetzt sind 500 Karteikarten fällig.
Ik heb Anki een week niet gebruikt en nu lig ik 500 flitskaarten achter.
Ich muss jetzt los.
Ik moet nu gaan.
Ich wäre jetzt gerne in Paris.
Ik wou dat ik nu in Parijs was.
Mach jetzt deine Hausaufgaben.
Maak nu je huiswerk!
Da es jetzt nicht mehr regnet, können wir nach Hause gehen.
Omdat het niet meer regent, kunnen we naar huis gaan.
Mein letztes Fahrrad hatte eine Rücktrittbremse; jetzt muss ich mich erst mal umgewöhnen.
Mijn laatste fiets had een terugtraprem. Ik moet nog even gewennen.
Mein Vater müsste jetzt zu Hause sein.
Mijn vader zal nu wel thuis zijn.
Du kannst jetzt nach Hause gehen.
Je mag nu naar huis gaan.
Ich glaube, dass wir diese Suffixe jetzt nicht begrenzen müssen.
Ik denk niet dat we deze achtervoegsels nu moeten beperken.
Die Tulpen stehen jetzt in voller Blüte.
Tulpen zijn nu in volle bloei.
Wie viel Uhr ist es jetzt?
Hoe laat is het nu?
Tom weiß nicht, was Mary jetzt gerade tut.
Tom weet niet wat Maria nu aan het doen is.
Sie schreibt jetzt ein Buch.
Ze schrijft nu een boek.
Sollen wir jetzt gehen?
Zullen we nu gaan?
Ich muss jetzt weg.
Ik moet nu weg.
Meinst du das jetzt im Ernst?
Meen je dat nu serieus?
Was ich mir jetzt wünsche, ist eine Tasse heißen Kaffee.
Wat ik nu wil is een warme kop koffie.
Ich weiß jetzt nicht, was ich tun soll.
Ik weet nu niet wat te doen.
Ich weiß jetzt nicht, wo ich es gelassen habe, aber ich weiß sicher, dass ich es noch heute in meinen Händen hatte.
Ik weet zo één, twee, drie niet waar ik het heb gelaten, maar ik weet zeker dat ik het vandaag nog in mijn handen heb gehad.
Ich lerne jetzt Deutsch.
Ik leer nu Duits.
Was wirst du jetzt machen?
Wat ga je nu doen?
Mein Vater ist jetzt im Krankenhaus.
Mijn vader ligt nu in het ziekenhuis.
Mir ist jetzt nicht nach Essen.
Ik heb nu geen zin in eten.
Er befindet sich jetzt in einer sehr schwierigen Lage.
Hij bevindt zich nu in een heel moeilijke situatie.
Ohne deinen Mut wären wir jetzt tot.
Zonder uw moed, waren we nu dood geweest.
Das reicht mir jetzt!
Ik heb er nu genoeg van.
Ich wünschte, du wärest jetzt hier bei mir.
Ik wou dat je nu hier bij me was.
Tom muss das jetzt nicht tun.
Tom moet dat nu niet doen.
Es ist jetzt elf.
Het is nu elf uur.
Wenn du jetzt nicht anfängst, wirst du zu spät sein.
Als je nu niet begint, zul je te laat zijn.
Hast du jetzt völlig den Verstand verloren?
Ben je helemaal gek geworden?
Alles, worüber wir jetzt schwätzen, sind nur Worte.
Alles waarover wij nu praten, zijn maar woorden.
Synonyme
- aktuell:
- actueel
- augenblicklich:
- vooralsnog
- derzeit:
- hedendaags
- heute:
- vandaag
- momentan:
- vooralsnog