Was heißt »gleich« auf Niederländisch?

Das Adjektiv »gleich« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • gelijk

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Alle Tiere sind gleich, aber gewisse Tiere sind gleicher als andere.

Alle dieren zijn gelijk, maar sommige dieren zijn gelijker dan andere.

Wir sind gleich alt, doch nicht gleich groß.

We zijn even oud, maar niet even groot.

Er wird gleich zurück sein.

Hij komt straks terug.

Vor dem Gesetz sind alle gleich.

Voor de wet zijn we allen gelijk.

Vor Gott sind alle Menschen gleich.

Voor God zijn alle mensen gelijk.

Alle Menschen sind gleich.

Alle mensen zijn gelijk.

Ich muss gleich das Badezimmer putzen.

Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.

Ik moet onmiddellijk de badkamer schoonmaken.

Eins plus zwei ist gleich drei.

Eén plus twee is gelijk aan drie.

Eén en twee is drie.

Eén plus twee is drie.

Diese Blumen sehen alle gleich aus.

Deze bloemen lijken allemaal op elkaar.

Es wird gleich regnen.

Het gaat regenen.

Alle Menschen sind frei und gleich an Würde und Rechten geboren. Sie sind mit Vernunft und Gewissen begabt und sollen einander im Geiste der Brüderlichkeit begegnen.

Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Könnt ihr meinen kaputten Reifen jetzt gleich flicken?

Kunnen jullie mijn lekke band nu repareren?

Kunnen jullie mijn lekke band nu herstellen?

Das Gesetz ist für alle gleich.

De wet is voor iedereen gelijk.

Die Kirche ist gleich auf der anderen Seite der Straße.

De kerk is juist aan de overkant van de straat.

Zehn minus zwei ist gleich acht.

Tien minus twee is gelijk aan acht.

Lucy und ich haben ungefähr gleich viele Freunde.

Lucy en ik hebben ongeveer evenveel vrienden.

Die zwei Berge sind gleich hoch.

De twee bergen zijn even hoog.

Er und ich sind fast gleich groß.

Hij en ik zijn bijna even groot.

Vier mal drei ist gleich zwölf.

Vier keer drie is twaalf.

Vier maal drie is twaalf.

Es fiel mir gleich auf, dass sie außergewöhnlich lange Beine hat.

Het viel me gelijk op dat ze bijzonder lange benen had.

Die Zwillinge sehen vollkommen gleich aus.

De tweeling ziet er precies hetzelfde uit.

Die Geburten- und Sterberate waren fast gleich.

De geboorte- en sterftecijfers waren bijna gelijk.

Alle Jungen sind gleich alt.

Al de jongens zijn even oud.

Tom und Maria sind gleich alt.

Tom en Mary zijn even oud.

Komme bitte gleich zurück.

Kom alsjeblieft meteen terug.

Das war solch ein gutes Buch, dass ich es gleich dreimal gelesen habe.

Dat was zo'n goed boek dat ik het drie keer heb gelezen.

Die Zwillingsbrüder sehen völlig gleich aus.

De tweelingbroers zien er precies hetzelfde uit.

Arm oder reich, der Tod macht alle gleich.

Arm of rijk, de dood maakt iedereen gelijk.

Viele Wörter werden auf Dänisch, Schwedisch und Norwegisch fast gleich geschrieben und buchstabiert, haben aber in einer Nachbarsprache oder in beiden eine ganz andere Bedeutung.

Veel woorden in het Deens, Zweeds en Noors worden op bijna dezelfde manier geschreven, maar hebben een hele andere betekenis in een of beide buurtalen.

Ich mache es jetzt gleich.

Ik doe het onmiddellijk.

Drei mal fünf gleich fünfzehn.

3 maal 5 is 15.

Wir sind gleich alt.

We zijn even oud.

Männer sind auch alle gleich!

Mannen zijn ook allemaal hetzelfde!

Sechs zum Quadrat ist gleich sechsunddreißig.

Zes in kwadraat staat gelijk aan zesendertig.

Ob er nun kommt oder nicht: das Ergebnis bleibt sich gleich.

Of hij nu komt of niet, het resultaat blijft gelijk.

Ich möchte, dass du gleich nach dem Frühstück den Rasen mähst.

Ik zou graag hebben dat je onmiddellijk na het ontbijt het gras maait.

Ich möchte, dass Sie gleich nach dem Frühstück den Rasen mähen.

Ik zou graag hebben dat u onmiddellijk na het ontbijt het gras maait.

Ich möchte, dass ihr gleich nach dem Frühstück den Rasen mäht.

Ik zou graag hebben dat jullie onmiddellijk na het ontbijt het gras maaien.

Es ist gleich fünf Uhr dreißig.

Het is zo half zes.

Ich geh mal eben zum Briefkasten einen Brief einwerfen. Okay? Bis gleich.

Ik loop even naar de brievenbus om een brief te posten, hoor. Tot zo.

Du musst seinen Brief beantworten, und zwar gleich.

Je moet zijn brief beantwoorden, en wel onmiddellijk.

Bist du gestern nach der Schule gleich nach Hause gegangen?

Ben jij gisteren na school direct naar huis gegaan?

In der Mathematik der Liebe ist eins plus eins alles, während zwei minus eins gleich null ist.

In de wiskunde van de liefde is één plus één alles, terwijl twee minus één gelijk is aan nul.

Der Bus kommt gleich.

De bus komt.

Mit einem Fundamentalisten kann man nicht diskutieren, ganz gleich, ob es sich um einen Christen oder um einen Atheisten handelt.

Je kunt niet redeneren met een fundemantalist, of het nu een christen of een atheïst is.

Wir wohnen gleich am Bahnhof.

We wonen dicht bij het station.

Wir wohnen gleich am Meer.

Wij wonen dicht bij de zee.

Ihr Haus ist gleich am Meer.

Haar huis is dicht bij de zee.

Unsere Schule ist gleich am Bahnhof.

Onze school is dicht bij het station.

Mein Haus ist gleich am Park.

Mijn huis is dicht bij het park.

Du musst nicht gleich fortgehen.

Je hoeft niet meteen te gaan.

Je hoeft niet nu meteen weg te gaan.

Bei diesem Thema sind sie gleicher Meinung.

Over dat onderwerp hebben ze dezelfde mening.

Nimm diese Medizin, dann fühlst du dich gleich besser.

Neem dit medicijn, dan voel je je straks beter.

Tom, willst du die Tulpenzwiebeln jetzt einsetzen? Es wird nämlich gleich regnen.

Tom, wil je de tulpenbollen nu planten, want het gaat straks regenen.

Ich bin mit dir gleicher Meinung.

Ik ben het met je eens.

Die Post ist hier gleich nebenan.

De post is hier dichtbij.

Das werdet ihr gleich sehen. Ich bitte euch!

Dat zullen jullie direct zien. Alstublieft!

Bis gleich!

Tot straks!

Warte auf mich, ich bin gleich zurück.

Wacht op mij, ik ben zo weer terug.

Komm gleich zur Sache, Tom! Was willst du? Brauchst du Geld?

Kom meteen ter zake Tom! Wat wil je? Heb je geld nodig?

Einsteigen bitte! Der Zug fährt gleich ab.

Instappen alstublieft! De trein vertrekt onmiddellijk.

Bei Tatoeba sind alle Sprachen gleich.

Op Tatoeba zijn alle talen gelijk.

Ich wusste gleich, dass du nicht einfach nur so angerufen hattest.

Ik heb onmiddellijk begrepen dat je niet zomaar gebeld hebt.

Er und ich sind gleich alt.

Hij en ik hebben dezelfde leeftijd.

Sie sehen gleich aus, von der Haarfarbe abgesehen.

Ze zien er hetzelfde uit, afgezien van de haarkleur.

Du bist gleich an der Reihe.

Je bent zometeen aan de beurt.

Die Summe der Kathetenquadrate ist gleich dem Hypotenusenquadrat.

De som van de kwadraten van de rechthoekszijden is gelijk aan het kwadraat van de hypotenusa.

„Mach mir mal ’nen Tee, Tom“, sagte Maria, „und wenn du schon dabei bist, leg auch gleich ’ne Platte auf!“

''Zet eens een kopje thee voor me, Tom,'' zei Maria, ''en als je toch bezig bent, zet gelijk ook maar een plaat op!''

Synonyme

eben­so:
effe
even
evenzo
gleich­ar­tig:
gelijksoortig
homogeen
ho­mo­gen:
homogeen
Mo­ment:
moment
ogenblik
tijdstip
nach­her:
zo
zometeen
Se­kun­de:
seconde
secunde
so­fort:
meteen
ogenblikkelijk
onmiddellijk
um­ge­hend:
omgaand
onverwijld
per omgaande
un­mit­tel­bar:
onmiddellijk
un­ver­än­dert:
ongewijzigd
un­ver­züg­lich:
onverwijld
terstond
wie:
hoe

Antonyme

an­ders:
anders
ongelijk
ver­schie­den:
ongelijk
verschillend

Niederländische Beispielsätze

  • Gandhi had gelijk.

  • Twee plus twee is gelijk aan vier.

  • Zes maal drie is gelijk aan achttien.

  • We hadden gedeeltelijk gelijk.

  • Nu is een duim precies gelijk aan 2,54 centimeter.

  • Politieke systemen veranderen, maar de mensen blijven altijd gelijk.

  • Blijkbaar heb je gelijk.

  • Ik ben zeker dat je gelijk hebt.

  • Zij had gelijk.

  • We hadden gelijk.

  • Misschien heeft Tom gelijk.

  • Ik geloof dat Tom helemaal gelijk heeft.

  • U heeft eigenlijk gelijk.

  • Ik ben overtuigd dat ik gelijk heb.

  • Misschien heb je gelijk.

  • Ik denk dat hij gelijk heeft.

  • Ze hadden gelijk.

  • Dit bewijst maar eens te meer dat ik gelijk heb.

  • Ik denk dat ik gelijk had.

  • Ik hoop dat Tom gelijk heeft.

Gleich übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: gleich. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: gleich. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 452187, 1793941, 332128, 358318, 361143, 369516, 386234, 475775, 608639, 614860, 660598, 754432, 777121, 967141, 1048496, 1048857, 1051861, 1360215, 1389542, 1474262, 1474538, 1489748, 1500222, 1552289, 1673839, 1771455, 1813557, 1918416, 2214089, 2323938, 2463207, 2481953, 2530622, 2619789, 2702856, 2712061, 2712063, 2712064, 3128426, 3462290, 3583882, 3613378, 3631268, 4088335, 4437203, 4791856, 4791864, 4791877, 4791879, 4791882, 4943726, 5657169, 5762352, 6031705, 6038487, 6086242, 6477758, 6546814, 6599724, 6766596, 6814234, 7316236, 7585652, 7712419, 7935983, 8178207, 8214128, 10759285, 4650786, 4326541, 4759306, 4276496, 4917742, 4070725, 5001306, 3676805, 3651395, 3651394, 3629361, 3560098, 3532357, 3452811, 3418112, 3245746, 3161093, 6008125, 6074282 & 2934438. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR