Was heißt »bald« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Es kann sein, dass ich bald aufgebe und stattdessen ein Nickerchen mache.

Het kan dat ik zo meteen opgeef en in plaats hiervan een dutje ga doen.

Bitte schreib bald zurück.

Schrijf alsjeblieft gauw terug.

Der Patient wird sich bald von seiner Krankheit erholen.

De patiënt zal vlug herstellen van zijn ziekte.

Der Preis für Fleisch wird bald sinken.

De vleesprijs zal spoedig dalen.

Einen schönen Tag noch, und bis bald.

Prettige dag nog, en tot gauw.

Du wirst dich bald an das japanische Essen gewöhnen.

Je zal binnenkort gewend zijn aan Japans voedsel.

Ich hoffe, es wird Ihnen bald besser gehen.

Ik hoop dat het snel beter met u gaat.

Bis bald!

Tot zo meteen!

Tot gauw!

Tot zo.

Wir werden sie bald besuchen.

We gaan ze snel bezoeken.

Wir werden bald Schnee bekommen.

We zullen binnenkort sneeuw krijgen.

Es klärt sich bald auf.

Het zal snel opklaren.

Sie wird bald kommen.

Ze zal straks komen.

Er wird bald hier sein.

Hij zal hier zo zijn.

Komm bald hierher.

Kom snel hierheen.

Es hört bald auf zu regnen.

Het zal gauw stoppen te regenen.

Ich habe im Tatoeba-Blog einen Artikel über eine neue Version gefunden, die bald herauskommt. Hast du den gelesen?

Ik zag een artikel op de Tatoebablog over een nieuwe versie die binnenkort uitkomt, hebben jullie het gelezen?

Die Sonne geht bald unter.

De zon gaat weldra onder.

De zon gaat zo onder.

Trotz der Sprachschwierigkeiten wurden wir bald Freunde.

Ondanks de taalproblemen werden we al vlug vrienden.

Ich hoffe, der Nebel lichtet sich bald.

Ik hoop dat de nevel spoedig zal opklaren.

Es kann sein, dass ich bald aufgebe und lieber ein Nickerchen mache.

Het kan gebeuren dat ik weldra opgeef en liever een dutje ga doen.

Er wird bald kommen.

Hij komt snel.

Ich hoffe, dass du bald wieder gesund wirst.

Ik hoop dat ge vlug weer geneest.

Der Zug kommt bald an.

De trein is in aantocht.

Weihnachten ist bald, nicht wahr?

Kerst komt eraan, nietwaar?

Ich sagte mir ständig, dass alles bald vorüber sein würde.

Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.

Sie kommt uns bald wieder besuchen.

Ze komt ons gauw weer bezoeken.

Er wird bald Vater sein.

Hij wordt binnenkort vader.

Schreib bald!

Schrijf me snel!

Werde ich bald von dir hören?

Hoor ik nog iets van je?

Ein bald Gehenkter wird nicht ertrinken.

Die aan de galge past en zal niet verdrinken.

Wir haben bald kein Benzin mehr.

We hebben zo geen benzine meer.

Wir werden bald imstande sein, dich ins Gefängnis zu bringen.

We zullen binnenkort in staat zijn om jou in de gevangenis te plaatsen.

Um den Unfallort scharte sich schon bald eine große Menschenmenge.

Er verzamelde zich gauw een grote menigte op de plaats van het ongeval.

Bitte antworte bald.

Geef alsjeblieft snel antwoord.

Antwoord alsjeblieft snel.

Ich hoffe, dich bald zu sehen.

Ik hoop je snel te zien.

Es wird bald hell werden.

Het zal vlug dag worden.

Schon bald erreichten sie die Station auf dem Mond.

Ze arriveerden al gauw op het maanstation.

Der Frühling kommt bald.

De lente komt eraan.

Ich rufe bald zurück.

Ik bel je onmiddellijk terug.

Tom ist zum Friseur gegangen, aber er müsste bald zurück sein.

Tom is naar de kapper gegaan maar hij zou spoedig moeten weer zijn.

Wenn diese Organisation so belassen wird, wie sie ist, wird sie bald bankrott sein. Ihre Sanierung ist genauso schwierig, wie wenn man die Pferde wechseln wollte, während man dabei ist, einen Fluss zu durchqueren.

Als deze organisatie zo blijft zal ze binnenkort bankroet gaan. Haar herstel is zo moeilijk als van paard wisselen terwijl je een beek oversteekt.

Künstliche Gelenke werden heute schon sehr oft verwendet. Werden wir bald auch künstliche Gehirne implantieren können?

Kunstmatige gewrichten worden tegenwoordig heel vaak gebruikt. Zullen we binnenkort ook kunstmatige hersenen kunnen implanteren?

Wir erwarten Tom bald zurück.

We verwachten dat Tom spoedig terugkomt.

Was viele für einen Aprilscherz hielten, erwies sich bald als bitterer Ernst.

Wat velen als een aprilgrap zagen, bleek al snel ernstig te zijn.

Ich muss mir bald die Haare schneiden lassen.

Ik moet mijn haar binnenkort laten knippen.

Die Wahrheit wird sich bald herausstellen.

De waarheid zal snel aan het licht komen.

Ich werde bald heiraten!

Ik ga binnenkort trouwen!

Ich hoffe, dass ich bald viel mehr kenne, als ein paar Sätze auf Niederländisch.

Ik hoop dat ik snel veel meer dan een paar zinnen ken in het Nederlands.

Ich hoffe, sein Foto bald zu sehen.

Ik hoop zijn foto gauw te zien.

Er ermüdete bald.

Hij raakte al snel moe.

Hij werd snel moe.

Die Polizei wird bald am Ort des Verbrechens eintreffen.

De politie zal straks aankomen op de plaats van de misdaad.

Nach dem Tode setzt bald die Leichenstarre ein.

Rigor mortis komt vlug na de dood.

Lijkstijfheid treedt vlug na de dood in.

Ich werde bald sterben.

Ik zal binnenkort sterven.

Wir sind bald da.

Binnenkort zijn we er.

Ich hoffe, dir geht es bald besser.

Ik hoop dat je vlug beter wordt.

Komm bald.

Kom snel.

Kom spoedig.

Er wird bald heiraten.

Hij zal weldra trouwen.

Ich werde mich bald zu einem Deutschkurs anmelden.

Ik ga me weldra inschrijven voor een cursus Duits.

Macht keinen Quatsch, Kinder, eure Eltern werden bald zurück sein.

Rustig nou, jongens, jullie ouders komen zo terug.

Ich hoffe, du kommst bald zurück.

Ik hoop dat je snel terugkomt.

Ich hoffe, dass Sie bald wiederkommen.

Ik hoop dat u spoedig terugkeert.

Ik hoop dat u gauw terugkomt.

Sie wird bald heiraten.

Zij zal weldra trouwen.

Tom wird bald heiraten.

Tom gaat binnenkort trouwen.

Die Kürbisse können bald geerntet werden.

De pompoenen kunnen binnenkort worden geoogst.

Danke und bis bald!

Bedankt en tot gauw!

Besuchst du uns bald?

Bezoek je ons binnenkort?

Sie sagte, sie würde bald zurück sein.

Ze zei dat ze spoedig terug zou komen.

Der Postbote kommt bald.

De postbode komt binnenkort.

De postbode komt straks.

Wir werden bald anfangen.

We gaan binnenkort beginnen.

We beginnen binnenkort.

Synonyme

an­nä­hernd:

bijna

ongeveer

bei­na­he:

bijna

haast

fast:

bijna

haast

kaum:

amper

nauwelijks

knapp:

krap

schaars

kurz­fris­tig:

kortdurig

kortlopend

korttijdig

na­he­zu:

bijna

haast

nagenoeg

so­eben:

zo-even

Antonyme

spä­ter:

later

Niederländische Beispielsätze

• Tot straks, jongens!

• Tot straks, allemaal!

• Neem dit medicijn, dan voel je je straks beter.

• Tom, wil je de tulpenbollen nu planten, want het gaat straks regenen.

• Het contract zal spoedig vervallen.

• We zullen weldra de waarheid weten.

• Tot straks!

• In afwachting van uw spoedig antwoord...

• Ik zal zo spoedig mogelijk mijn schulden betalen.

• Hij komt straks terug.