Was heißt »fast« auf Niederländisch?
Das Adverb »fast« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- bijna
- haast
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Es hat mir fast Angst gemacht, dich einen ganzen Tag nicht online zu sehen.
Ik vond het haast eng om je een hele dag niet online te zien.
Aber im Ernst, die Episode 21 hat mich fast vor Lachen weinen lassen.
Maar even serieus, om aflevering 21 moest ik zowat huilen van het lachen.
Ah, jetzt erinnere ich mich. Ich habe ein Kondom benutzt; etwas, das ich selten oder eher fast nie tue.
Ah, nu herinner ik het mij. Ik gebruikte een condoom; iets dat ik zelden, of juister gezegd bijna nooit doe.
Der Unfall hat ihn fast das Leben gekostet.
Het ongeval kostte hem bijna het leven.
Er kommt fast jeden Tag hierher.
Hij komt hier bijna dagelijks.
Du hast dich so sehr verändert, dass ich dich fast nicht wiedererkenne.
Je bent zo veranderd dat ik je bijna niet kan herkennen.
Dieser Hund frisst fast alles.
Deze hond eet bijna alles.
Er ist fast sechs Fuß groß.
Hij is bijna zes voet groot.
Die Schachtel ist fast leer.
De doos is bijna leeg.
Er wäre fast ertrunken.
Hij was bijna verdronken.
Sie ist fast 20.
Ze is bijna 20.
Es ist fast sechs Uhr.
Het is bijna zes uur.
Het loopt tegen zessen.
Ich hätte fast meinen Regenschirm im Zug liegengelassen.
Ik had bijna mijn paraplu in de trein laten liggen.
Die Frau ist fast taub.
De vrouw is bijna doof.
Dein Sohn ist fast eine Kopie deines Vaters.
Je zoon is bijna een kopie van je vader.
Der Urlaub ist fast vorbei.
De vakantie is bijna om.
Es ist fast kein Wasser in dem Eimer.
Er zit bijna geen water in de emmer.
Mein Fernseher ist fast 15 Jahre alt, aber das Bild ist noch gut.
Mijn tv is bijna vijftien jaar oud maar het beeld is nog goed.
Das Abendessen ist fast fertig.
Het avondeten is bijna klaar.
Hier ist fast Mitternacht.
Hier is het bijna middernacht.
Es war fast Mittag, als ich aufwachte.
Toen ik wakker werd, was het bijna middag.
Sie trinkt fast täglich alkoholfreies Bier, weil Bier ihr Lieblingsgetränk ist, sie ja aber nicht täglich Alkohol trinken will.
Ze drinkt bijna elke dag alcoholvrij bier, omdat bier haar favoriete drankje is, maar ze wil niet elke dag alcohol drinken.
Englisch wird heutzutage fast überall auf der Welt gelehrt.
Engels wordt tegenwoordig over bijna de hele wereld onderwezen.
Es ist fast unmöglich, eine fremde Sprache in kurzer Zeit zu erlernen.
Het is bijna onmogelijk om een vreemde taal in een korte tijd te leren.
Er ist fast immer zu Hause.
Hij is bijna altijd thuis.
Als ich sie das erste Mal traf, war sie fast dreißig.
Toen ik haar voor het eerst ontmoette, was ze bijna dertig.
Sie verhungerten fast.
Ze waren bijna uitgehongerd.
Die Nacht war so schwarz, fast so schwarz wie sein Herz.
De nacht was zo donker, bijna zo donker als zijn hart.
In letzter Zeit sehe ich ihn fast nie.
Ik zie hem de laatste tijd bijna nooit.
Tom hätte fast angefangen zu weinen.
Tom begon te huilen.
Tom wäre fast ertrunken.
Tom verdronk bijna.
Er arbeitet fast nie.
Hij werkt zelden.
Brasilien hat fast 200 Millionen Einwohner.
Brazilië heeft bijna 200 miljoen inwoners.
Brazilië telt bijna 200 miljoen inwoners.
Das ist fast richtig.
Dat is bijna juist.
Er und ich sind fast gleich groß.
Hij en ik zijn bijna even groot.
Wir wären fast erfroren.
We zijn bijna doodgevroren.
In der Kanne ist fast kein Kaffee mehr.
Er is nauwelijks koffie over in de pot.
Ich habe fast alles verstanden!
Ik begreep het bijna helemaal!
Meine Festplatte ist fast voll.
Mijn harde schijf is bijna vol.
Die Geburten- und Sterberate waren fast gleich.
De geboorte- en sterftecijfers waren bijna gelijk.
Ich hätte fast die Teller fallen lassen.
Ik liet de borden bijna vallen.
Ik heb bijna de borden laten vallen.
Es ist fast zwölf Uhr.
Het is bijna 12 uur.
Wir fingen beide fast gleichzeitig an zu lächeln.
We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
Wij beiden begonnen vrijwel gelijktijdig te glimlachen.
We begonnen allebei bijna op hetzelfde moment te glimlachen.
Es regnet fast überhaupt nicht.
Het regent nauwelijks.
Meine Hausaufgabe ist fast fertig.
Mijn huiswerk is bijna klaar.
Ich wurde fast in ein Verbrechen verwickelt.
Ik werd bijna betrokken bij een misdaad.
Du wärest fast gestorben.
Je was bijna dood.
Es hätte sie fast das Leben gekostet.
Het kostte haar bijna haar leven.
Es ist fast unmöglich, es auszuführen.
Dat is bijna onuitvoerbaar.
Tom ist fast vierzig.
Tom is bijna veertig jaar.
Es ist fast unmöglich, an einem Tag damit fertig zu werden.
Het is bijna onmogelijk om het in een dag af te maken.
Viele Wörter werden auf Dänisch, Schwedisch und Norwegisch fast gleich geschrieben und buchstabiert, haben aber in einer Nachbarsprache oder in beiden eine ganz andere Bedeutung.
Veel woorden in het Deens, Zweeds en Noors worden op bijna dezelfde manier geschreven, maar hebben een hele andere betekenis in een of beide buurtalen.
Ich hätte fast geheult.
Ik huilde bijna.
Wir sind fast fertig.
We zijn bijna klaar.
Tom und seine Freunde spielen fast an jedem Freitagabend Poker.
Tom en zijn vrienden spelen bijna iedere vrijdagavond poker.
Ich nehme fast jeden Tag ein Bad.
Ik neem bijna elke dag een bad.
Ich schreibe fast jeden Tag Briefe.
Ik schrijf bijna elke dag brieven.
Ich weiß nicht, wie es dir geht, aber ich komme fast um vor Hunger.
Ik weet niet hoe het met jou is, maar ik sterf van de honger.
Ich bin fast vierzig Jahre alt und immer noch allein.
Ik ben bijna 40 en ik ben nog steeds vrijgezel.
Tom verliert fast nie im Schach.
Tom verliest bijna nooit met schaken.
Ich glaube fast, dass du recht hast.
Ik denk bijna dat je gelijk hebt.
Tom hätte mich fast überzeugt.
Tom had mij bijna overtuigd.
Der Krieg hat fast alles verändert. Von der früheren Schönheit der Stadt ist kaum etwas geblieben.
De oorlog heeft bijna alles verandert. Van de vroegere schoonheid van de stad is nauwelijks iets overgebleven.
Tom schleicht fast jede Nacht auf das Gelände des Supermarkts, um aus den dortigen Mülleimern abgelaufene Lebensmittel zu entwenden.
Tom sluipt bijna elke nacht naar de supermarkt om er voedsel dat over datum is uit de vuilnisbakken te stelen.
Meine Batterie ist fast leer.
Mijn batterij is bijna leeg.
Tom ist fast so groß wie ich.
Tom is bijna zo lang als ik.
Der Zug war fast leer.
De trein was bijna leeg.
Sie versuchte es fast eine Stunde lang.
Ze heeft bijna een uur lang geprobeerd.
Tom sieht fast wie ein Mädchen aus.
Tom lijkt bijna op een meisje.
„Ich will mich jetzt nur noch vegan ernähren. Welche Bücher kann man dafür empfehlen?" „Eigentlich egal – Bücher schmecken fast alle gleich."
"Ik wil vanaf nu alleen nog maar veganistisch eten. Welke boeken zijn daarvoor aan te raden?" "Dat maakt eigenlijk niet uit - Boeken smaken bijna allemaal hetzelfde."
Ich hatte fast genug Geld, um alles zu kaufen, was ich brauchte.
Ik had bijna genoeg geld om alles te kopen wat ik nodig had.
Tom kam bei diesem Unfall fast ums Leben.
Tom kwam bij dat ongeluk bijna om het leven.
Tom trägt fast immer eine Sonnenbrille.
Tom draagt bijna altijd een zonnebril.
Es ist fast drei Uhr.
Het is bijna drie uur.
Het is bijna drie.
Siehst du die Wolke dort drüben, die fast wie ein Kamel aussieht?
Zie je die wolk daarginds die haast op een kameel lijkt?
Es ist fast schon Zeit zum Nachhausegehen.
Het is al tijd om naar huis te gaan.
Het is bijna tijd om naar huis te gaan.
Tom wäscht sich fast jeden Tag die Haare.
Tom wast zijn haar vrijwel dagelijks.
Ich habe fast kein Geld mehr.
Ik heb bijna geen geld meer.
Tom hat dunkle, fast schwarze Haare.
Tom heeft donker, bijna zwart haar.
Ich habe ihm fast zwanzig Jahre lang einmal im Monat geschrieben.
Ik heb hem elke maand een keer geschreven gedurende bijna twintig jaar.
Die Hitze war fast unerträglich.
De hitte was bijna ondraaglijk.
Ich spreche fast nie Französisch.
Ik spreek bijna nooit Frans.
Mein Inventar ist fast voll.
Mijn inventaris zit bijna vol.
Es war so langweilig – ich hätte fast gegähnt.
Het was zo saai dat ik bijna gaapte.
Tom kann fast so gut spielen wie Maria.
Tom kan bijna net zo goed spelen als Maria.
Meiner Treu! Es ist fast so, als befänden wir uns auf einem anderen Planeten!
Werkelijk! Het lijkt er bijna op alsof we ons op een andere planeet bevinden!
Maria kann fast nicht sprechen; Sie ist heiser.
Maria kan bijna niet spreken; ze is hees.
Er geht fast nie ins Kino.
Hij gaat bijna nooit naar de bioscoop.
Ich wasche mir fast täglich die Haare.
Ik was mijn haar bijna elke dag.
Tom hatte fast vergessen, seine Hausaufgaben zu machen.
Tom was bijna vergeten zijn huiswerk te maken.
Soll das ein Rosinenbrötchen sein? Man braucht ja fast ein Fahrrad, um von der einen Rosine zur anderen zu kommen, so wenige sind da drin.
Moet dit een krentenbol zijn? Je moet haast fietsen van de ene krent naar de andere, zo weinig zitten erin.
Ich spiele fast jeden Tag Fußball.
Ik speel bijna elke dag voetbal
Tom hat Mary fast zu Tode geschlagen.
Tom heeft Mary bijna dood geslagen.
Mein Akku ist fast leer.
Mijn batterij is bijna dood.
Es ist fast dunkel.
Het is bijna donker.
Ich trage fast jeden Tag eine Jeans .
Ik draag bijna elke dag een spijkerbroek.
Toms Portmonee ist fast leer.
Toms portemonnee is bijna leeg.
Ich kaufe fast nichts mehr mit Bargeld.
Ik koop bijna nooit meer iets met contant geld.
Ich weiß fast nichts über ihn.
Ik weet bijna niets over hem.
Tom hilft uns fast nie.
Tom helpt ons bijna nooit.
Synonyme
- annähernd:
- ongeveer
- eigentlich:
- eigenlijk
- gleichsam:
- als het ware
- nahezu:
- nagenoeg
- soeben:
- zo-even
- weitestgehend:
- vergaand
Niederländische Beispielsätze
Tom draagt bijna altijd een hoed.
Die nacht is Tom bijna gestorven.
Tom is bijna doof.
Mary praat bijna nooit over haar problemen.
Ik zie hem bijna nooit.
Er is helemaal geen haast bij.
Ze verlaat bijna nooit het huis na het invallen van het duister.
Tom klaagt bijna nergens over.
Hennen leggen bijna elke dag een ei.
Hij haast zich om de trein van 8 uur te halen.
Ik speel bijna elke dag american football.
Ik was bijna timmerman geworden.
Ik neem mijn kinderen bijna elke dag mee naar het park.
Tom is inderdaad bijna dertig.
Ik kan mijn ogen bijna niet open houden.
Tom viel bijna flauw.
Het is bijna zeven uur.
We hebben haast.
Ik was het bijna vergeten.
Er is geen haast.