Was heißt »neh­men« auf Niederländisch?

Das Verb »neh­men« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • nemen
  • benemen
  • pakken
  • ontnemen
  • gebruiken
  • onderscheppen

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Willst du mich verdammt nochmal auf den Arm nehmen?!

Hou je me nu verdomme voor de gek?!

Neem je me nou in de maling?!

Neem je me in het ootje?!

Wenn man ihm den kleinen Finger gibt, so nimmt er die ganze Hand.

Als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand.

Wusstest du, dass Männer, die regelmäßig die Pille nehmen, nicht schwanger werden?

Wist je dat mannen die regelmatig de pil slikken niet zwanger raken?

Baumwolle nimmt Wasser auf.

Katoen neemt water op.

Es tut mir leid. Ich nehme zurück, was ich gesagt habe.

Sorry. Ik neem mijn woorden terug.

Neem me niet kwalijk. Ik neem terug wat ik heb gezegd.

Lass uns den Zug nehmen.

Laten we de trein nemen.

Sie nimmt jeden Morgen eine Dusche.

Zij gaat elke ochtend onder de douche.

Wenn es regnet, nimmt sie den Bus.

Als het regent, neemt ze de bus.

Ich laufe lieber, als den Bus zu nehmen.

Ik ga liever te voet dan de bus te nemen.

Ik ga liever lopen dan de bus te nemen.

Vater nahm seinen Platz am Kopf des Tisches ein.

Vader nam zijn plaats in aan het hoofd van de tafel.

Die Pflanzen nehmen Wasser aus dem Boden auf.

De planten nemen water op uit de grond.

Egal, was sie isst, sie nimmt nicht zu.

Om het even wat ze eet, ze verdikt niet.

Statt der Crème fraîche können Sie auch gut Ricotta oder Mascarpone nehmen.

In plaats van de crème fraîche kun je ook ricotta of mascarpone gebruiken.

Sie lächelte und nahm mein kleines Geschenk an.

Ze glimlachte en aanvaardde mijn geschenkje.

Ze glimlachte en nam mijn cadeautje aan.

Er nahm sich eine Woche frei.

Hij heeft een week vrij genomen.

Hij nam een week vrij.

Er nahm keinen Schirm mit.

Hij nam geen scherm mee.

Hij nam geen paraplu mee.

Er nahm an der Debatte teil.

Hij nam deel aan het debat.

Ich nehme mir ein paar Tage frei.

Ik neem een paar dagen vrij.

Hm, ich habe das Gefühl, dass ich mich verlaufen werde, egal, welchen Weg ich nehme.

Hmm. Ik heb het gevoel dat ik ga verdwalen, welke weg ik ook neem.

Er nahm seinen Bleistift und begann zu schreiben.

Hij nam zijn potlood en begon te schrijven.

Der Arzt nahm meinen Puls.

De dokter nam mijn pols.

Sie nahm an einem Schönheitswettbewerb teil.

Zij nam deel aan een schoonheidswedstrijd.

Du hast mir die Worte aus dem Mund genommen.

Je hebt me de woorden uit de mond gehaald.

Ich nehme dich mit.

Ik neem je mee.

Sie müssen den Bus Nummer fünf nehmen.

U moet bus 5 nemen.

Jullie moeten bus 5 nemen.

Ich hab die A58 genommen.

Ik ben over de A58 gegaan.

Ik heb de A58 genomen.

Ich nehme alles zurück, was ich gesagt habe.

Ik neem alles terug wat ik gezegd heb.

Er nahm den Job an.

Hij accepteerde de baan.

Ich nehme alles zurück.

Ik neem alles terug.

Gut, nimm es.

Goed, neem het.

Ich nahm den Bus Nummer 61.

Ik nam bus 61.

Ruf mich um vier Uhr an. Ich muss den ersten Zug nehmen.

Bel me om vier uur. Ik moet de eerste trein nemen.

Er nahm einen Spiegel und schaute sich seine Zunge an.

Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong.

Wieso nimmst du nicht einen Tag Urlaub?

Waarom vraagt ge geen dag verlof?

Sie nahm ihr Buch.

Ze nam haar boek.

Wenn die Zahl der Autos steigt, nimmt auch der Verkehr zu.

Als het aantal auto's toeneemt, neemt ook het verkeer toe.

Ich nahm an, dass du kommen würdest.

Ik ging ervan uit dat je zou komen.

Die deutsche Interpunktion ist pedantisch, die englische ist chaotisch, und für Esperanto riet uns Dr. Zamenhof unsere Muttersprache als Richtlinie zu nehmen. Was soll das?

De Duitse interpunctie is pedant, de Engelse is chaotisch, en voor Esperanto raadde dr. Zamenhof ons aan onze moedertaal als leidraad te gebruiken. Hoe dan?

Du musst diesen Bus nehmen, um zum Museum zu kommen.

Om bij het museum te komen moet je die bus nemen.

Er nahm am Rennen teil.

Hij deed mee aan de wedloop.

Bitte nimm das.

Neem dit alsjeblieft.

Wer nimmt sich noch die Zeit für einen langen Brief an einen Freund?

Wie neemt nog tijd voor een lange brief aan een vriend?

Soll ich den Bus nehmen?

Zal ik de bus nemen?

Ich nehme dieses.

Ik neem dit wel.

Bill nahm seinen kleinen Bruder mit in den Zoo.

Bill nam zijn kleine broer mee naar de dierentuin.

Sie nahm ein Taxi zum Krankenhaus.

Ze nam een taxi naar het ziekenhuis.

Diese jungen Leute reden lautstark miteinander und nehmen absolut keine Rücksicht auf die um sie herum.

Deze jonge mensen praten luidop en houden absoluut geen rekening met de mensen om hen heen.

Ich nehme den 10.30 Uhr-Zug.

Ik neem de trein van tien uur dertig.

Er nahm nicht an der Diskussion teil.

Hij nam niet deel aan de discussie.

Er rannte zum Bahnhof und konnte den Zug nehmen.

Hij liep naar het station en kon de trein nemen.

Ich stand früh auf, um den ersten Zug zu nehmen.

Ik stond vroeg op om de eerste trein te halen.

Sie weigerte sich, das Geld zu nehmen.

Ze weigerde het geld te nemen.

Ich habe Kopfweh. Vielleicht sollte ich Aspirin nehmen.

Ik heb hoofdpijn. Misschien moet ik een aspirine nemen.

Trockener Sand nimmt Wasser auf.

Droog zand neemt water op.

Er hat zu viel Heu auf die Gabel genommen.

Hij heeft te veel hooi op de vork genomen.

Du kannst dich darauf verlassen, dass Jane kein Blatt vor den Mund nimmt.

Je kan altijd op Jane rekenen om het te zeggen zoals het is.

Na gut, nimm es.

Oké, neem het.

Ich nehme den nächsten Bus.

Ik zal de volgende bus nemen.

Er nahm alles, was er gesagt hatte, zurück.

Hij trok alles terug wat hij gezegd had.

Ich nehme das als Kompliment.

Ik beschouw dat als een compliment.

Sie hat ihre Geheimnisse mit ins Grab genommen.

Ze heeft haar geheimen mee in het graf genomen.

Kinder nehmen Gewohnheiten von ihren Eltern an.

Kinderen nemen de gewoontes van hun ouders over.

Ich nehme an einem Tanzkurs teil.

Ik volg een danscursus.

Wie oft nimmst du pro Woche ein Bad?

Hoeveel maal per week neemt ge een bad?

Sie nahm das Taxi zum Museum.

Ze nam de taxi naar het museum.

Ich nahm all meinen Mut zusammen und ging hin.

Ik raapte al mijn moed bij elkaar en ging ernaartoe.

Er nahm Abschied von uns und ging fort.

Hij nam afscheid van ons, en vertrok.

Ich nehme es dir nicht übel.

Ik neem het je niet kwalijk.

Er hat zu viel Heu auf seine Gabel genommen.

Hij heeft te veel hooi op zijn vork genomen.

Er nimmt zu.

Hij wordt dik.

Darauf kannst du Gift nehmen!

Daar kun je gif op nemen!

Ich bin kaputt! Ich will bloß nach Hause gehen, ein Bad nehmen und ins Bett gehen.

Ik ben uitgeput! Ik wil alleen naar huis gaan, een bad nemen en naar bed gaan.

Tom hat den falschen Bus genommen.

Tom nam de verkeerde bus.

Ich nehme mir morgen Nachmittag frei.

Ik neem morgenmiddag vrij.

Er nahm ein Stück Kreide.

Hij nam een stuk krijt.

Mary nahm die „Pille danach‟.

Mary nam de morning-afterpil.

Der Polizist nahm dem Jungen das Messer ab.

De politieman nam de jongen het mes af.

Ich stand früher als normal auf, um den ersten Zug zu nehmen.

Ik stond eerder dan normaal op om de eerste trein te halen.

Du nimmst dir immer den Löwenanteil!

Jij neemt altijd het leeuwenaandeel!

Einige Professoren nehmen Drogen.

Sommige hoogleraren gebruiken drugs.

Sommige hoogleraren nemen drugs.

Einige Lehrer nehmen Drogen.

Sommige leerkrachten gebruiken drugs.

Sommige leerkrachten nemen drugs.

Der Mann stritt ab, das Geld genommen zu haben.

De man ontkende dat hij het geld had aangenomen.

Welche Zeitung nehmen Sie?

Welke krant neemt u?

Der Krach nimmt stetig zu.

Het lawaai wordt steeds harder.

Die Gedichte von János Balassi nehmen in der europäischen Renaissanceliteratur einen wichtigen Platz ein.

De gedichten van János Balassi nemen een belangrijke plaats in in de Europese Renaissanceliteratuur.

Ich nahm an dem Fest teil.

Ik nam deel aan het feest.

Ich nehme etwas Milch in meinen Kaffee.

Ik deed wat melk in mijn koffie.

Ich nehme ein Duschbad.

Ik neem een stortbad.

Ik neem een douche.

Die Polizei nahm ihn wegen Trunkenheit am Steuer fest.

De politie arresteerde hem wegens dronkenschap achter het stuur.

Tom nimmt sich ein paar Tage frei.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Ich nehme Weißwein.

Ik neem witte wijn.

Wir nehmen Kreditkarten an.

Wij nemen kredietkaarten aan.

Wij aanvaarden kredietkaarten.

Ich nehme Geschenke an.

Ik accepteer geschenken.

Ik neem geschenken aan.

Ich nehme an, du bist hungrig.

Ik neem aan dat je honger hebt.

Lasst uns das Auto nehmen.

Laten we met de auto gaan.

Es war einmal eine Frau, die sich sehr nach einem kleinen Kind sehnte, aber sie wusste nicht, woher sie es nehmen sollte.

Er was eens een vrouw die zo graag een kindje wilde hebben, maar zij wist absoluut niet waar ze dat kindje vandaan zou halen.

Ich habe mir gestern einen Leihwagen genommen.

Ik heb gisteren een auto gehuurd.

Tom nahm seine Lesebrille ab.

Tom zette zijn leesbril af.

Welchen Zug nehme ich zur Innenstadt?

Met welke trein kom ik in het centrum?

Lass uns ein Taxi nehmen!

Laten we een taxi nemen.

Synonyme

auf­tra­gen:
aandragen
opscheppen
er­grei­fen:
vastpakken
fest­hal­ten:
vasthouden
grei­fen:
grijpen

Sinnverwandte Wörter

ab­knöp­fen:
aftroggelen
ontfutselen
ab­sah­nen:
afromen
an­wen­den:
aanwenden
gebruikmaken
er­fas­sen:
grijpen
vatten
es­sen:
eten
schaften
ho­len:
halen
klau­en:
jatten
stelen
mit­neh­men:
meenemen
nut­zen:
benutten
steh­len:
stelen
trin­ken:
drinken
ver­zeh­ren:
consumeren

Antonyme

ge­ben:
geven
verstrekken

Niederländische Beispielsätze

  • Het spel is de enige zaak die mannen ernstig nemen. Bijgevolg zijn spelregels ouder dan alle wetten ter wereld.

  • Ik heb Tom gezegd niet die daar te gebruiken.

  • Kan ik deze winkelwagen gebruiken?

  • Waarvoor ga je het gebruiken?

  • We hebben nog genoeg tijd, maar laat ons voor de zekerheid een taxi nemen.

  • Zullen we lopen of nemen we de auto?

  • Wij willen de proef op de som nemen.

  • Als er ooit alleen maar zelfrijdende auto's zijn, zal ik uitsluitend de fiets nemen totdat er zelfrijdende fietsen verschijnen.

  • Ga jij dit gebruiken?

  • Ik stel je voor een advocaat te nemen.

  • Deze trein is overvol, laten we de volgende nemen.

  • Mag ik een foto nemen?

  • Die lege kisten nemen te veel plaats in.

  • De spanningen tussen de Verenigde Staten en Rusland nemen toe.

  • Een fiets mee op de bus nemen, kan men dat in dit land?

  • De hersenen gebruiken 25% van de lichaamsenergie.

  • Ik ben nu een bad aan het nemen.

  • We moeten iemand inhuren om dit probleem aan te pakken.

  • Als je succes wil hebben, moet je veel risico's nemen.

  • Ik was vaak mijn haar zonder haarwasmiddel te gebruiken.

Nehmen übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: nehmen. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: nehmen. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 136, 627, 6070, 139526, 338474, 340899, 342264, 342521, 344494, 344949, 345537, 349980, 353377, 356596, 360741, 360744, 363308, 364961, 395105, 397507, 397968, 409896, 414490, 441297, 444495, 444772, 446424, 446621, 452148, 459175, 474874, 501299, 501311, 521233, 531695, 578421, 593127, 595702, 604234, 605595, 608652, 616887, 647049, 689439, 742233, 742676, 779623, 783895, 784682, 809471, 818879, 830236, 848569, 863929, 871926, 911845, 927065, 945887, 947335, 962910, 1031150, 1043995, 1105400, 1106730, 1141963, 1207980, 1222827, 1233524, 1243273, 1254712, 1258834, 1281180, 1309740, 1367829, 1392578, 1418987, 1432963, 1474234, 1474308, 1483677, 1483679, 1527061, 1574211, 1604283, 1620738, 1652398, 1659003, 1661238, 1676817, 1692934, 1699383, 1709325, 1729338, 1743023, 1821196, 1834521, 1846672, 1872902, 1901508, 1909629, 5649442, 5461017, 6007265, 6062942, 6079917, 6105389, 6129609, 6133055, 6170035, 6371094, 4811039, 6579130, 6613989, 6623488, 4700204, 6766300, 4581830, 6787894, 4508004 & 6863894. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR