Was heißt »fallen« auf Niederländisch?
Das Verb »fallen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- vallen
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich habe Angst zu fallen.
Ik ben bang om te vallen.
Deine Brille ist auf den Boden gefallen.
Jouw bril is op de vloer gevallen.
Ich will nicht durch meine Prüfungen fallen.
Ik wil niet zakken voor mijn examens.
Wieso fiel es dermaßen schwer zu begründen, dass die Nervenzelle die Grundeinheit des Nervengewebes ist?
Waarom viel het dermate moeilijk te beargumenteren, dat de zenuwcel de basiseenheid van het zenuwweefsel is?
Eine Gabel ist vom Tisch gefallen.
Een vork viel van de tafel.
Du hast deinen Bleistift fallen lassen.
Je hebt je potlood laten vallen.
Ihr fiel eine gute Lösung ein.
Ze bedacht een goede oplossing.
Mir fallen nicht die richtigen Wörter ein, um meinen Dank auszudrücken.
Ik vind niet de juiste woorden om mijn dank uit te drukken.
Die Würfel sind gefallen.
De teerling is geworpen.
Er fiel in den Fluss.
Hij viel in de rivier.
Wer anderen eine Grube gräbt, fällt selbst hinein.
Wie een put graaft voor een ander, valt er zelf in.
Das wird Papa nicht gefallen.
Dat zal papa niet leuk vinden.
Der Apfel fällt nicht weit vom Stamm.
De appel valt niet ver van de boom.
Alles was fliegt, fällt früher oder später runter.
Alles wat vliegt, valt vroeg of laat naar beneden.
Er ist in den Graben gefallen.
Hij is in de gracht gevallen.
Unser Projekt ist ins Wasser gefallen.
Ons project is in het water gevallen.
Kurze Haare gefallen mir.
Kort haar vind ik leuk.
Dein Hemdknopf fällt ab.
Uw hemdknoopje valt af.
Die Masken fallen.
De maskers gaan af.
Plötzlich begannen dicke Regentropfen vom düsteren Himmel zu fallen.
Plotseling begonnen dikke regendruppels uit de donkere hemel te vallen.
Ob du deinen Bart vier oder sieben Jahre lang wachsen lässt, unter dem Messer des Barbiers fällt er in der gleichen Zeit.
Of ge uw baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de barbier valt hij in evenveel tijd.
Of je nu je baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de kapper valt hij in dezelfde tijd.
Der Yen steigt und der Dollar fällt.
De yen stijgt en de dollar daalt.
Es fiel ihm leicht, das Problem zu lösen.
Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.
Unser Sohn ist gefallen.
Onze zoon stierf in de strijd.
Der Schnee, der gestern gefallen ist, ist kein Pappschnee. Es ist unmöglich, Schneebälle daraus zu machen.
De sneeuw die gisteren is gevallen, is geen paksneeuw. Het is onmogelijk er sneeuwballen van te maken.
Einer der Äpfel fiel auf den Boden.
Een van de appels viel op de grond.
Ich bin durch die Prüfung gefallen.
Ik ben gezakt voor het examen.
Der Dicke sprang über den Graben und fiel zu Boden.
De dikke man sprong over de gracht en viel op de grond.
Unser Sohn ist im Krieg gefallen.
Onze zoon is gestorven tijdens de oorlog.
Onze zoon is in de oorlog gestorven.
Im Oktober beginnen die Blätter zu fallen.
In oktober beginnen de bladeren te vallen.
Sie fiel von der Leiter.
Ze viel van de ladder.
Noch einen Schritt und du fällst von der Klippe.
Nog één stap en je valt van de klif af.
Er fällt Bäume auf dem Berg.
Hij hakt bomen om op de berg.
Nun ist bei mir der Groschen gefallen.
Nu valt mijn nikkel.
Mijn nikkel is nu gevallen.
Mijn frank is nu gevallen.
Het kwartje is nu gevallen.
Im Herbst fallen die Blätter.
In de herfst vallen de bladeren af.
Sie verletzte sich am Fuß, als sie vom Fahrrad fiel.
Ze heeft haar voet bezeerd toen ze van haar fiets viel.
Eine große Bombe fiel herunter und eine große Menschenmenge starb.
Er viel een grote bom, en heel veel mensen kwamen om.
Lass die Tasse nicht fallen.
Laat dat kopje niet vallen.
Wenn du durch diese Prüfung fällst, musst du den Kurs wiederholen.
Als je dit examen niet haalt dan moet je de cursus opnieuw doen.
Das Kind fiel in eine Pfütze und machte sich sehr schmutzig.
Het kind is in een plas gevallen, en is heel vuil geworden.
Het kind is in een plas gevallen, en heeft zich erg bevuild.
Er ist im Krieg gefallen.
Hij is gesneuveld.
Heute Morgen ist die Temperatur unter null Grad gefallen.
Deze morgen is de temperatuur onder nul gezakt.
Sie fiel wegen der schlechten Luft in Ohnmacht.
Zij viel flauw vanwege de slechte lucht.
Der ganze Zucker ist auf die Erde gefallen.
Alle suiker is op de grond gevallen.
Er ließ seine Bücher auf die Erde fallen.
Hij liet zijn boeken op de grond vallen.
Langsam fallen die Blätter.
De bladeren vallen gestaag.
Er ließ die Anchovis fallen.
Hij liet de ansjovissen vallen.
Plötzlich fiel die Tür mit einem lauten Geräusch zu.
De deur viel plots dicht met veel lawaai.
Dieses Jahr fällt Weihnachten auf einen Sonntag.
Kerstmis valt dit jaar op zondag.
Als sie die furchtbare Nachricht hörte, fiel sie in Ohnmacht.
Toen ze het verschrikkelijke nieuws hoorde, viel ze in zwijm.
Paris fiel 1940.
Parijs viel in 1940.
Sie fiel hinunter und brach sich das linke Bein.
Ze viel naar beneden en brak haar linkerbeen.
Der Premierminister fiel in die Donau und ertrank.
De eerste minister viel in de Donau en verdronk.
Das Geld fällt nicht vom Himmel.
Geld valt niet uit de hemel!
Sie fiel von der Treppe.
Ze viel van de trap.
Es war so so still, dass man eine Stecknadel hätte fallen hören können.
Het was zo stil dat je een speld kon horen vallen.
Wo gehobelt wird, da fallen Späne.
Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.
Waar gehakt wordt, vallen spaanders.
Er ließ eine Vase fallen.
Hij liet een vaas vallen.
Es fällt ihm schwer, sich Namen zu merken.
Hij heeft het moeilijk om namen te onthouden.
Mir fällt ein Stein vom Herzen.
Dat is een pak van mijn hart.
Ihr Ring fiel in einen Fluß und sank bis auf den Grund.
Haar ring viel in een rivier en zonk naar de bodem.
Es fiel mir gleich auf, dass sie außergewöhnlich lange Beine hat.
Het viel me gelijk op dat ze bijzonder lange benen had.
Er fiel durch die Prüfung.
Hij is in het examen gezakt.
Ich hätte fast die Teller fallen lassen.
Ik liet de borden bijna vallen.
Ik heb bijna de borden laten vallen.
Sie fiel auf sein Verhalten herein.
Ze viel voor zijn act.
Nicht in Ohnmacht fallen – nicht, bis du den Vertrag unterzeichnet hast!
Niet flauw vallen, zeker niet vooraleer je het contract hebt ondertekend!
Mir gefallen Liebesgeschichten.
Ik hou van liefdesverhalen.
Lasst eure Waffen fallen!
Laat jullie wapens vallen!
Der alte Mann fiel auf den Boden.
De oude man viel op de grond.
Einsicht fällt schwer.
Inzicht verwerven is moeilijk.
Die Stadt fiel in die Hände des Feindes.
De stad viel in de handen van de vijand.
Er hat seinen Schnuller fallen lassen.
Hij heeft zijn speentje laten vallen.
Sie fiel in den Fluss.
Ze viel in de rivier.
Es fiel in den Fluss.
Het viel in de rivier.
Wie hat es dir gefallen?
Hoe vond je het?
Mir fällt kein passendes Beispiel ein.
Ik kan geen geschikt voorbeeld bedenken.
Tom fiel.
Tom viel.
Ich ließ meine Schlüssel fallen.
Ik liet mijn sleutels vallen.
Ich glaube, Tom hätte das gefallen.
Ik denk dat Tom dat leuk gevonden zou hebben.
Der Geburtstag meines Vaters fällt in diesem Jahr auf einen Sonntag.
Mijn vaders verjaardag valt dit jaar op een zondag.
Ich weiß, wie schwer es dir fällt zuzugeben, dass du dich irrst.
Ik weet hoe moeilijk het voor jou is toe te geven dat je je vergist.
Ich weiß, wie schwer es Ihnen fällt zuzugeben, dass Sie im Unrecht sind.
Ik weet hoe moeilijk het voor u is toe te geven dat u zich vergist.
Ich weiß, wie schwer es euch fällt einzugestehen, dass ihr unrecht habt.
Ik weet hoe moeilijk het voor jullie is toe te geven dat jullie zich vergissen.
Er kam auf die Universität, nachdem er zweimal durch die Prüfung gefallen war.
Hij begon de universiteit nadat hij twee maal gezakt was in de examens.
Diese Unterrichtsstunde fällt morgen aus.
Deze les gaat morgen niet door.
Die ganze Nacht lang ist Schnee gefallen. An diesem Morgen haben die Kinder des Dorfes einen Schneemann gebaut. Eine Mohrrübe bildet seine Nase.
De hele nacht is sneeuw gevallen. 's Ochtends hebben de kinderen van het dorp een sneeuwman gemaakt. Een wortel verbeeldt zijn neus.
Nach der Scheidung ihren Haushalt alleine zu führen muss ihr furchtbar schwer fallen.
Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.
Ein wilder Hund fiel das Mädchen an.
Een woeste hond viel het meisje aan.
Nein, der Himmel wird uns nicht auf den Kopf fallen.
Nee, de hemel zal niet op ons hoofd vallen.
Eine Münze fiel aus seiner Tasche.
Er viel een muntstuk uit zijn zak.
Das Abnehmen fällt ihm schwer.
Afnemen valt hem zwaar.
Ihm gefallen Tiger.
Hij houdt van tijgers.
Es fällt mir schwer, an einem kalten Morgen früh aufzustehen.
Ik vind het moeilijk om vroeg op te staan op een koude morgen.
Jemandem, der Französisch spricht, fällt das Russischlernen schwerer als das Spanischlernen.
Voor iemand die Frans spreekt is het moeilijker om Russisch te leren dan Spaans.
Voor iemand die Frans spreekt is Russisch leren moeilijker dan Spaans.
Tom fiel in einen tiefen Schlaf.
Tom viel in een diepe slaap.
Es wird Tom hier gefallen.
Tom zal het hier leuk vinden.
Ich bin ins Wasser gefallen.
Ik ben in het water gevallen.
Er drohte, ins Wasser zu fallen.
Hij dreigde in het water te vallen.
Während ich meinen Schreibtisch ausräumte, fiel mir dieses alte Bild in die Hände.
Toen ik mijn bureau aan het opruimen was, kwam ik deze oude foto tegen.
Es fiel Tom schwer, die Tabletten zu schlucken.
Tom had moeite de pillen te slikken.
Synonyme
- abfallen:
- afvallen
- abnehmen:
- afnemen
- fliegen:
- vliegen
- gehören:
- behoren
- zählen:
- tellen
Antonyme
- überleben:
- overleven
Niederländische Beispielsätze
Sorry, maar ik heb mijn eetstokjes laten vallen.
In de concertzaal kon je een speld horen vallen.
Je hebt wat laten vallen.
Je kon een speld horen vallen in de concertzaal.
Tom liet zijn nieuwe smartphone vallen.
Heb je moeite af te vallen?
Ik zit niet graag onder kroonluchters. Ik ben bang dat ze op mijn hoofd vallen.
Laat je wapen vallen!
Deze muziek helpt me in slaap te vallen.
Stop met je vader lastig te vallen.
Sorry! Ik heb mijn mes laten vallen.
Zeg tegen uw zoon dat hij mijn dochter niet meer lastig moet vallen!
Ik was zo opgewonden dat ik niet in slaap kon vallen.
Pardon, u heeft uw hoed laten vallen.
Stalen vallen zijn illegaal.
Ze probeert af te vallen.
Normaal gesproken vallen wolven geen mensen aan.
Jammer dat ik niet hoef af te vallen.
Bladeren vallen.
Niet vallen!
Untergeordnete Begriffe
- abfallen:
- afvallen
- fliegen:
- vliegen
- gefallen:
- bevallen