Was heißt »aufstehen« auf Niederländisch?
Das Verb »aufstehen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- opstaan
- overeindkomen
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich bin heute Morgen spät aufgestanden.
Ik ben vanmorgen laat opgestaan.
Ik ben vanochtend laat opgestaan.
Ich wollte nicht früh aufstehen.
Ik wilde niet vroeg opstaan.
Ich bin um sieben Uhr aufgestanden.
Ik ben om zeven uur opgestaan.
Wieso bist du so früh aufgestanden?
Waarom ben je zo vroeg opgestaan?
Ich bin heute Morgen um sieben Uhr aufgestanden.
Ik ben vanmorgen om zeven uur opgestaan.
Sie ist spät aufgestanden.
Ze is laat opgestaan.
Um wie viel Uhr bist du heute Morgen aufgestanden?
Hoe laat ben je vanmorgen opgestaan?
Du musst etwas früher aufstehen.
Je moet iets vroeger opstaan.
Du musst um sechs aufstehen.
Je moet om zes uur opstaan.
Bist du um sechs aufgestanden?
Stond je om zes uur op?
Stond je op om zes uur?
Wann bist du aufgestanden?
Wanneer ben je opgestaan?
Wir sind auf dem falschen Fuß aufgestanden.
We zijn met het verkeerde been uit bed gestapt.
Ich bin gerade aufgestanden.
Ik ben net opgestaan.
Ich bin früh aufgestanden.
Ik ben vroeg opgestaan.
Ich bin gegen sechs aufgestanden.
Ik ben tegen zessen opgestaan.
Früh aufstehen ist gut für die Gesundheit.
Vroeg opstaan is goed voor de gezondheid.
Sind Sie spät aufgestanden?
Bent u laat opgestaan?
Nicht aufstehen.
Sta niet op.
Ich bin heute mit dem linken Fuß zuerst aufgestanden.
Ik ben vandaag met het verkeerde been uit bed gestapt.
Ich bin um sechs Uhr morgens aufgestanden.
Ik stond vanochtend om zes uur op.
Kannst du aufstehen?
Kun je opstaan?
Wer der Erste sein will, muss als Erster aufstehen.
Wie de eerste wil zijn, moet als eerste opstaan.
Darum bin ich heute Morgen früh aufgestanden.
Daarom stond ik vroeg op deze morgen.
Ich bin gerade aufgestanden. Gib mir ein paar Minuten, damit ich mich fertig machen kann.
Ik ben net opgestaan. Geef me alsjeblieft een paar minuten om me klaar te maken.
Ich bin gestern früh aufgestanden.
Gisteren ben ik vroeg opgestaan.
Sag ihr, dass sie aufstehen muss!
Zeg tegen haar dat ze op moet staan!
Tom und Maria müssen morgen früh zeitig aufstehen.
Tom en Mary moeten vroeg op morgenochtend.
Ich will nicht aufstehen.
Ik wil niet opstaan.
Ich bin eher aufgestanden als sonst immer.
Ik ben eerder opgestaan dan normaal.
Ich bin früher aufgestanden, um dich zu sehen.
Ik ben eerder opgestaan om jou te zien.
Tom ist mit dem falschen Fuß aufgestanden.
Tom is met het verkeerde been uit bed gestapt.
Ich muss morgen früh aufstehen.
Ik moet morgen vroeg opstaan.
Du musst aufstehen.
Je moet opstaan.
Sie sind ziemlich spät aufgestanden.
U bent tamelijk laat opgestaan.
Ich bin um sechs Uhr aufgestanden.
Ik ben om zes uur opgestaan.
Tom, aufstehen!
Tom, sta op!
Alle aufstehen!
Iedereen opstaan!
Synonyme
Sinnverwandte Wörter
Niederländische Beispielsätze
Vroeg naar bed gaan en vroeg opstaan is het middel om gezondheid in huis te brengen.
Mensen die vroeg naar bed gaan en vroeg opstaan, leven lang.
Ik haat vroeg opstaan.
Laten we opstaan.
Ik doe altijd lichaamsoefeningen na het opstaan en voor het slapengaan.
Ik vind vroeg opstaan belangrijk.
Kom, opstaan!