Was heißt »sin­gen« auf Niederländisch?

Das Verb »sin­gen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • zingen

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er sang und sang.

Hij zong en zong.

Alles, was zu dumm ist, um gesagt zu werden, wird gesungen.

Alles wat te stom is om te zeggen, wordt gezongen.

Hast du vor hier zu singen?

Ben je van plan om hier te zingen?

Er kann nicht gut singen.

Hij kan niet goed zingen.

Als Kind konnte sie gut singen.

Als kind kon ze goed zingen.

Wir hören dich oft singen.

We horen je vaak zingen.

Bitte singe ein Lied.

Zing alsjeblieft een liedje.

Ich singe nicht gerne in der Öffentlichkeit.

Ik zing niet graag in het openbaar.

Linda erhob sich, um zu singen.

Linda stond op om te zingen.

John sang auf der Bühne "Imagine".

John zong op het podium "Imagine".

Er sang weiter.

Hij ging door met zingen.

Bill singt oft im Badezimmer.

Bill zingt vaak in de badkamer.

Haben Sie sie je auf der Bühne singen hören?

Hebt ge haar al horen zingen op een podium?

Du kannst ein Lied singen.

Je kunt een lied zingen.

Lasst uns das englische Lied singen.

Laten we het Engelse liedje zingen.

Du singst immer.

Jij zingt altijd.

Sie singt gerne.

Ze zingt graag.

Keiko singt.

Keiko zingt.

Wird Jane singen?

Zal Jane zingen?

Vögel singen.

Vogels zingen.

Du bist dran mit singen.

Het is jouw beurt om te zingen.

Er singt gerne.

Hij houdt van zingen.

Ich will, dass du singst.

Ik wil dat je een liedje zingt.

Die Vögel singen.

De vogels zingen.

Ich hoffe, ich singe nächstes Mal besser.

Ik hoop volgende keer beter te zingen.

Sie singt schief.

Ze zingt vals.

Was hat John auf der Bühne gesungen?

Wat heeft John op het toneel gezongen?

Er sang ein Lied.

Hij zong een lied.

Ich hörte die Kinder gemeinsam singen.

Ik hoorde de kinderen samen zingen.

Sie können singen.

Ze kunnen zingen.

Vögel singen frühmorgens.

Vogels zingen 's morgens vroeg.

Sie sang nach Herzenslust.

Ze zong naar hartenlust.

Die Leute standen auf und begannen zu singen.

De mensen stonden op en begonnen te zingen.

Sie singt sehr schön.

Ze zingt heel goed.

Vier Männer singen.

Vier mannen zingen.

Wirst du singen?

Ga je zingen?

Er singt gerne in der Badewanne.

Hij zingt graag in bad.

Betty könnte besser singen.

Betty zou beter kunnen zingen.

Die Vögel singen in den Bäumen.

De vogels zingen in de bomen.

Ich habe Lust zu singen.

Ik heb zin om te zingen.

Die Vögel singen draußen.

De vogels zingen buiten.

Wer singt dieses Lied?

Wie zingt dit liedje?

Ich möchte, dass er ein Lied singt.

Ik wil dat hij een liedje zingt.

Er singt gern.

Hij zingt graag.

Ich habe ihn nie singen hören.

Ik heb hem nog nooit horen zingen.

Sie kann sehr gut singen.

Zij kan heel goed zingen.

Er kann gut singen.

Hij kan goed zingen.

Sie singt gut.

Ze zingt goed.

Warum kann ich nicht wie die singen?

Waarom kan ik niet zingen zoals zij?

Wir haben mit lauter Stimme gesungen.

We zongen met luide stem.

Tom singt.

Tom zingt.

Tom sang mit Maria ein Duett.

Tom zong een duet met Mary.

Ich kann nicht singen.

Ik kan niet zingen.

Der Franzose singt.

De Fransman zingt.

Blümchen singt auf Deutsch.

Blümchen zingt in het Duits.

Jeder Vogel singt, wie ihm der Schnabel gewachsen ist.

Elke vogel zingt zoals hij gebekt is.

Ich singe nicht.

Ik zing niet.

Ich singe.

Ik zing.

Warum singst du nicht?

Waarom zing je niet?

Ich habe dich singen gehört.

Ik hoorde je zingen.

Nach dem, was sie sagen, kann der Junge da sehr gut singen.

Volgens wat zij zeggen kan die jongen heel goed zingen.

Hast du Tom schon einmal singen hören?

Heb je Tom ooit al eens horen zingen?

Habt ihr Tom schon einmal singen hören?

Hebben jullie Tom ooit al eens horen zingen?

Haben Sie Tom schon einmal singen hören?

Hebt u Tom ooit al eens horen zingen?

Ich habe sie ein Lied singen gehört.

Ik heb haar een lied horen zingen.

Ich werde singen.

Ik zal zingen.

Tom sang ein Lied.

Tom zong een lied.

Ich kann singen.

Ik kan zingen.

Ich habe sie singen gehört.

Ik hoorde haar zingen.

Ich singe weiter.

Ik zing verder.

Ik zing door.

Ich hörte ihn singen.

Ik hoorde hem zingen.

Ich sang.

Ik zong.

Die Sonne scheint und die Vögel singen.

Het zonnetje schijnt en de vogeltjes zingen.

Hör auf zu singen.

Stop met zingen.

Das Mädchen singt und tanzt und dann lacht es mich an.

Het meisje zingt en danst en lacht dan naar me.

Er kann auf Japanisch singen.

Hij kan zingen in het Japans.

Maria singt so falsch wie eine Katze.

Maria zingt zo vals als een kat.

Möchtest du, dass ich singe?

Wil je dat ik zing?

Sie hörte auf, das Lied zu singen.

Ze stopte met het lied te zingen.

Tom kann nicht singen.

Tom kan niet zingen.

Jemand singt.

Iemand zingt.

Hast du mich singen hören?

Heb je me horen zingen?

Fangt an zu singen.

Begin met zingen.

Wir singen.

We zingen.

Alle singen.

Iedereen zingt.

Meine Schwester singt sehr schön.

Mijn zus zingt heel mooi.

Tom singt oft unter der Dusche.

Tom zingt vaak als hij onder de douche staat.

So hoch kann ich nicht singen.

Zo hoog kan ik niet zingen.

Es ist schade, dass Maria nicht in ihrer Muttersprache singt, sondern nur auf Englisch.

Het is jammer dat Maria niet in haar eigen taal zingt maar alleen in het Engels.

Ich wünschte, ich könnte so singen wie du!

Ik zou willen dat ik zo kon zingen als jij.

Ik zou willen dat ik kon zingen zoals jij.

Ich wünschte, ich könnte so singen wie Sie!

Ik zou willen dat ik kon zingen zoals u.

Warum singen Sie?

Waarom zingt u?

Niemand singt so süß unter der Dusche wie Anna!

Niemand zingt zo mooi onder de douche als Anna!

Warum singst du?

Waarom zing je?

Warum singt ihr?

Waarom zingen jullie?

Irgendjemand sang.

Iemand zong.

Sie singt.

Ze zingt.

Er sang.

Hij zong.

Er singt.

Hij zingt.

Er kann singen.

Hij kan zingen.

Synonyme

re­den:
praten
spreken
schla­gen:
aanslaan
kloppen
slaan
vechten
vellen
verslaan
tö­nen:
weerklinken

Sinnverwandte Wörter

be­wei­sen:
bewijzen
dar­le­gen:
uit de doeken doen
uitleggen
ent­hül­len:
onthullen
of­fen­le­gen:
blootleggen
onthullen
openbaren
plau­dern:
babbelen
bomen
keuvelen
kletsen
kouten
redekavelen

Antonyme

schwei­gen:
zwijgen

Niederländische Beispielsätze

  • Ze heeft ons leren zingen.

  • Blijf zingen.

  • Ik vind hem heel goed zingen.

  • Voor de wedstrijd zingen de spelers hun volkslied.

Singen übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: singen. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: singen. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 782214, 668, 347910, 348867, 349918, 353566, 363353, 383162, 389216, 394477, 396362, 413722, 424284, 426456, 427525, 444737, 501040, 516042, 547277, 547372, 564338, 578225, 601506, 630469, 636284, 636608, 638429, 642165, 673452, 683979, 695196, 699701, 699777, 705370, 782591, 782814, 840071, 867779, 881926, 911986, 920137, 973841, 978136, 1037442, 1068862, 1277111, 1318101, 1341187, 1345534, 1527673, 1713289, 1819252, 1888473, 1941314, 2110733, 2221197, 2251498, 2709215, 2740867, 3118240, 3484957, 3508024, 3508025, 3508026, 3663441, 3766290, 4019092, 4043443, 4052488, 4275108, 4321341, 4781463, 4915109, 4942944, 5351859, 5380313, 5419836, 5777843, 5975029, 6106451, 6470627, 6743227, 7064863, 7158475, 7158483, 7798652, 7817468, 7954744, 8047566, 8059483, 8059485, 8295143, 8304404, 8857812, 8857818, 8861595, 8868277, 8963415, 8963577, 8999599, 7975398, 7349230, 10346307 & 11527803. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR