Was heißt »schweigen« auf Niederländisch?

Das Verb »schweigen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Wer schweigt, stimmt zu.: Wie zwijgt, stemt toe.
Der Junge schwieg.: De jongen zweeg.
Ich wusste nicht, was ich sagen sollte, und schwieg.: Ik wist niet wat te zeggen, en zweeg.
Jane schwieg lange.: Jane was lang stil.
Wer schweigt, stimmt nicht immer zu. Man hat nur manchmal keine Lust, mit Dummköpfen zu diskutieren.: Wie zwijgt, stemt niet altijd toe. Soms heeft men gewoon geen zin om met idioten te discussiëren.
Der Mensch braucht zwei Jahre, um sprechen, und sechzig, um schweigen zu lernen.: Een mens heeft twee jaar nodig om te leren spreken en zestig jaar om te leren zwijgen.
Stanisław Jerzy Lec sagte einmal: „Manchmal muss man schweigen, um sich Gehör zu verschaffen.“: Stanislaw Jerzy Lec zei ooit: "Soms moet men zwijgen om gehoord te worden."
Er schaute mich unbewegt an und schwieg.: Hij keek mij star aan en zweeg.
Der Lehrer gebot Tom zu schweigen.: De leraar zei tegen Tom dat hij zijn mond moest houden.; Tom moest van zijn leraar zijn mond houden.
So lange habe ich geschwiegen.: Ik heb al zo lang gezwegen.
Tom schweigt.: Tom zwijgt.
Sie schweigen.: Ze zwijgen.