Was heißt »freund­lich« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er war so freundlich, mir den Weg bis zur Post zu zeigen.

Hij was zo vriendelijk om me de weg naar het postkantoor te wijzen.

Es ist sehr freundlich von Ihnen, mir den Weg zu zeigen.

Het is erg aardig van u om me de weg te wijzen.

Erg vriendelijk van u om me de weg te wijzen.

Er war sehr freundlich zu ihnen.

Hij was zeer lief voor hen.

Ken scheint ein freundlicher Mensch zu sein.

Ken lijkt een vriendelijke mens te zijn.

Amerikaner sind sehr freundlich.

Amerikanen zijn erg vriendelijk.

Er ist sehr freundlich.

Hij is heel vriendelijk.

Würden sie so freundlich sein, mir das Salz zu geben?

Zou u zo aardig willen zijn het zout door te geven?

Goro war so freundlich mich ins Krankenhaus zu fahren.

Goro was zo vriendelijk mij naar het ziekenhuis te voeren.

Sie ist freundlich zu ihm.

Ze is vriendelijk tegen hem.

Sie war eine freundlich aussehende Dame.

Ze was een vriendelijk uitziende dame.

Er war so freundlich, uns zu helfen.

Hij was zo vriendelijk ons te helpen.

Er ist freundlich.

Hij is vriendelijk.

Die Leute sind immer freundlich.

De mensen zijn altijd vriendelijk.

Tom ist freundlich.

Tom is vriendelijk.

Bitte recht freundlich!

Lach naar het vogeltje.

Zeg kaas.

Frau Young ist sehr freundlich.

Mevrouw Young is heel lief.

Die Deutschen waren sehr freundlich.

De Duitsers waren erg vriendelijk.

Er ist freundlich und sympathisch.

Hij is vriendelijk en sympathiek.

Ich werde freundlich sein.

Ik zal aardig zijn.

Tom war so freundlich, mir meine Frage zu beantworten.

Tom was zo vriendelijk mijn vraag te beantwoorden.

Sei freundlich.

Wees vriendelijk.

Maria sieht nicht gerade freundlich aus, aber sie hat das Herz am rechten Fleck.

Mary ziet er niet zo erg vriendelijk uit, maar ze heeft het hart op de juiste plaats.

Tom ist freundlich zu mir.

Tom is aardig tegen me.

Sei freundlich!

Wees vriendelijk!

Synonyme

auf­merk­sam:

aandachtig

ge­sel­lig:

gezellig

hei­ter:

sereen

herz­lich:

joviaal

lie­bens­wür­dig:

lief

schön:

leuk

mooi

son­nig:

zonnig

so­zi­al:

sociaal

warm:

warm

zu­vor­kom­mend:

aardig

beleefd

fatsoenlijk

hoffelijk

Antonyme

grob:

grof

un­höf­lich:

onbeleefd

Niederländische Beispielsätze

• Wilt u zo vriendelijk zijn om het licht aan te doen?

• Maria was te vriendelijk om Tom te wijzen op zijn fouten.

• ?Zal ik je naar de overkant dragen?” - „Dat zou heel vriendelijk zijn van jou!”

• "Dat is ontzettend vriendelijk van u," antwoordde Willie.

• Wil je zo vriendelijk zijn de tv aan te zetten?

• Wilt u zo vriendelijk zijn te gaan zitten?

• Hij was zo vriendelijk om me met de auto naar het station te brengen.

• De lokale bevolking is heel vriendelijk.

• Die verpleegster is heel vriendelijk en beleefd.

• Jane deed erg haar best om vriendelijk te zijn voor het nieuwe meisje.

• Hij was zo vriendelijk ons met zijn boot naar het eiland te voeren.

• Hij was zo vriendelijk om me een lift naar het station te geven.

• Ik vond het moeilijk om vriendelijk te zijn tegen de anderen.

• Keiko is vriendelijk, nietwaar?

• Ik vind haar vriendelijk.

• Chinezen zijn een vriendelijk volk.

Untergeordnete Begriffe

um­welt­freund­lich:

milieuvriendelijk