Was heißt »Freu­de« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Geteilte Freude ist doppelte Freude.

Een gedeelde vreugde is een dubbele vreugde.

Ich bin außer mir vor Freude.

Ik ben dolblij.

Sie weinte vor Freude, als sie erfuhr, dass ihr Sohn den Flugzeugabsturz überlebt hatte.

Ze huilde van blijdschap toen ze hoorde dat haar zoon de vliegtuigcrash had overleefd.

Wenn er sich für Esperanto interessieren würde, würde der Sohn seinem Vater eine Freude bereiten.

Door zich voor Esperanto te interesseren zou de zoon zijn vader verheugen.

Esperanto lernen macht Freude.

Het is leuk om Esperanto te leren.

Enkelkinder können für die Großeltern ein großer Quell der Freude sein.

Kleinkinderen kunnen voor de grootouders een grote bron van vreugde zijn.

Mit großer Freude heißen wir Sie hier willkommen.

Het is met veel plezier dat we u hier verwelkomen.

Ihr Herz war voller Freude.

Vreugde vulde haar hart.

Haar hart was vol vreugde.

Freude macht gesund.

Vreugde maakt gezond.

Welche Freude!

Wat een vreugde!

Es war eine Freude, mit dir zu plaudern.

Het was me een genoegen met jou te kunnen praten.

Ehe ich aus dem Leben scheide, werde ich seine Freuden bis zur Neige auskosten.

Voordat het leven mij verlaat, zal ik uitvoerig van zijn geneugten genieten.

Die Wettervorhersage ist kein Anlass zur Freude.

De weervoorspelling is niet om vrolijk om te worden.

Ein Besuch macht doppelt Freude: wenn er kommt und wenn er wieder geht.

Een bezoek brengt dubbele vreugde: wanneer het komt en wanneer het weer gaat.

Ohne kleine Freuden könnte ich das Leben nicht ertragen.

Ik zou het leven niet volhouden zonder pleziertjes!

Alle schrien vor Freude.

Iedereen schreeuwde van vreugde.

Teilen macht Freude.

Delen brengt vreugde.

Delen is lief.

Es macht mir keine Freude.

Ik vind het niet leuk.

Tom hat Freude daran, neue Dinge auszuprobieren.

Tom vindt het leuk om iets nieuws te proberen.

Ich kann nicht nachvollziehen, dass sich Leute die Freude für morgen aufheben.

Ik kan me niet voorstellen dat mensen hun vreugde voor de volgende dag bewaren.

Synonyme

Bock:

bok

Eu­pho­rie:

euforie

Fröh­lich­keit:

vrolijkheid

Spaß:

lol

Ver­gnü­gen:

genoegen

plaisier

plezier

Antonyme

Trau­er:

verdriet

Trüb­sal:

kommer

Niederländische Beispielsätze

Übergeordnete Begriffe

Ge­fühl:

gevoel

Untergeordnete Begriffe

Scha­den­freu­de:

leedvermaak