Was heißt »Spaß« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Spaß« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- lol
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Lasst uns Spaß haben.
Laten we ons vermaken.
Laten we plezier hebben.
Baseball spielen macht Spaß.
Het is leuk om honkbal te spelen.
Ich mache nur Spaß.
Ik maak maar een grapje.
Viel Spaß!
Veel plezier!
Amuseer je!
Eine Fremdsprache zu lernen macht Spaß.
Het is leuk om een vreemde taal te leren.
Kartenspiele machen Spaß.
Kaartspelletjes zijn leuk.
Viel Spaß bei der Party, John.
Veel plezier op het feestje, John.
Raúl kann keinen Spaß haben ohne seine Freunde.
Raúl kan zich zonder zijn vrienden niet vermaken.
Tennisspielen macht Spaß.
Tennissen is leuk.
Die ganze Zeit hinter einem Fahrschulauto herfahren macht keinen Spaß.
Het is geen lolletje om de hele tijd achter een rijlesauto te rijden.
Das wird dir Spaß machen.
Het zal je plezieren.
Das wird euch Spaß machen.
Het zal jullie plezieren.
Was kostet der Spaß?
Hoeveel gaat dit grapje kosten?
Hoeveel gaat me dat kosten?
Reisen macht Spaß.
Reizen is leuk.
Viel Spaß damit!
Veel plezier ermee!
Es ist einfacher, Spaß zu haben als zu arbeiten.
Het is gemakkelijker plezier te maken dan te werken.
Es hat nicht besonders viel Spaß gemacht.
Het was niet erg leuk.
Reiten macht viel Spaß.
Paardrijden is bereleuk.
Er spielt Klavier zum Spaß.
Hij speelt de piano voor de lol.
Feiern machen Spaß.
Feestjes zijn leuk.
Es macht mehr Spaß als Kaffeetrinken.
Het is leuker dan koffie drinken.
Ich hatte Spaß hier.
Ik had plezier hier.
Ik heb me hier vermaakt.
Es macht Spaß, Englisch zu sprechen.
Engels spreken is leuk.
Ich hatte Spaß.
Ik heb mezelf vermaakt.
Es macht viel Spaß, Esperanto zu lernen.
Het is heel leuk Esperanto te leren.
Habt ihr Spaß?
Amuseren jullie je?
Mathe macht Spaß.
Wiskunde is leuk.
Eier anmalen macht Spaß.
Eieren kleuren is leuk.
Ich dachte, das Einzige, was dir wirklich Spaß machen würde, wäre Golf.
Ik dacht dat het enige waar je echt van zou genieten golfen was.
Der Spaß war nicht von langer Dauer.
De pret was niet van lange duur.
Viel Spaß.
Veel plezier.
Geh auch mal raus und hab’ Spaß, statt immer nur zu lernen.
Ga er eens een keer uit en vermaak je, in plaats van altijd maar te studeren.
Wir werden viel Spaß haben.
We gaan veel plezier beleven.
Spaß beiseite!
Even serieus!
Das Schwimmen hat uns Spaß gemacht.
We hebben genoten van het zwemmen.
We genoten van het zwemmen.
So viel Spaß, wie du denkst, wird es nicht machen.
Het zal niet zo leuk zijn als je denkt.
Das Gespräch mit Tom hat mir sehr viel Spaß gemacht.
Het gesprek met Tom was erg leuk.
Ik heb enorm plezier gehad aan het gesprek met Tom.
Nimm mich nicht ernst. Ich hab nur Spaß gemacht.
Neem me niet te serieus. Ik schertste zomaar wat.
Maria hatte Spaß.
Maria had plezier.
Übersetzen macht Spaß.
Vertalen is leuk.
Wir spielen hier nicht um Geld, sondern nur zum Spaß.
We spelen hier niet voor geld maar alleen voor de lol.
Alle scheinen ihren Spaß zu haben.
Iedereen lijkt zich te vermaken.
Synonyme
- Bock:
- bok
- Euphorie:
- euforie
- Flachs:
- vlas
- Freude:
- vreugde
- Spruch:
- spreuk