Was heißt »kön­nen« auf Niederländisch?

Das Verb »kön­nen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • kunnen

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Vergangenheit kann man nur kennen, nicht ändern. Die Zukunft kann man nur ändern, nicht kennen.

Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.

Het verleden kan men kennen, maar niet veranderen. De toekomst kan men veranderen, maar niet kennen.

Wenn man nicht machen kann, was man will, macht man, was man kann.

Wanneer je niet kunt doen wat je wilt, doe je wat je kunt.

Wenn du keine Kinder kriegen kannst, kannst du immer noch welche adoptieren.

Als je geen kinderen kunt krijgen, kun je ze nog steeds adopteren.

Man heiratet nicht jemanden, mit dem man leben kann - man heiratet die Person, ohne die man nicht leben kann.

Men trouwt niet met iemand met wie men kan leven - men trouwt met iemand zonder wie men niet kan leven.

Es kann sein, dass ich bald aufgebe und stattdessen ein Nickerchen mache.

Het kan dat ik zo meteen opgeef en in plaats hiervan een dutje ga doen.

Manchmal kann er ein seltsamer Junge sein.

Soms kan hij een vreemde jongen zijn.

Soms kan hij een rare kerel zijn.

Ich kann mich nur fragen, ob es für alle anderen dasselbe ist.

Ik kan me alleen maar afvragen, of het hetzelfde is voor alle anderen.

Wenn die Welt nicht so wäre wie sie jetzt ist, könnte ich jedem vertrauen.

Als de wereld niet was zoals ze is, zou ik iedereen kunnen vertrouwen.

Wenn ich so sein könnte...

Als ik zo zou kunnen zijn...

Manchmal kann ich es nicht vermeiden, Gefühle zu zeigen.

Soms kan ik mijn emoties niet bedwingen.

Man kann immer Zeit finden.

Men kan altijd wel tijd vinden.

Ich kann es ihr jetzt nicht sagen. Das ist nicht mehr so einfach.

Ik kan haar dat nu niet zeggen. Dat is niet zo eenvoudig meer.

Ich bin ein Mensch, der viele Fehler hat, aber diese Fehler können leicht korrigiert werden.

Ik ben een mens met tekortkomingen, maar het zijn tekortkomingen die makkelijk verholpen kunnen worden.

Du kannst das machen!

Je kunt het!

Ich wünschte, ich könnte nach Japan gehen.

Ik zou graag naar Japan kunnen gaan.

Man kann nicht alles von den Schulen erwarten.

Je kan niet alles van de scholen verwachten.

Ich mag es nicht, wenn Mathematiker, die viel mehr als ich wissen, sich nicht genau ausdrücken können.

Ik hou er niet van als wiskundigen die veel meer weten dan ik hun gedachten niet duidelijk kunnen uitdrukken.

Ich habe eine Lösung gefunden, aber ich habe sie so schnell gefunden, dass es nicht die richtige Lösung sein kann.

Ik heb een oplossing gevonden, maar ik had ze zo snel, dat ze niet kan kloppen.

Ik heb een oplossing gevonden, maar ik heb haar zo snel gevonden dat het niet de juiste oplossing kan zijn.

Du kannst vermutlich erahnen, was indessen passiert.

Je kunt waarschijnlijk wel raden wat er gaat gebeuren.

Ich kann es auch nicht erklären.

Ik kan het ook niet verklaren.

Ik kan het ook niet uitleggen.

Wie könnte ich ein Roboter sein? Roboter träumen nicht.

Hoe zou ik een robot kunnen zijn? Robots dromen niet.

Das ist nichts, was jeder Beliebige tun kann.

Dat is niet iets wat iedereen kan doen.

Was auch immer ich tue, sie sagt, ich kann es besser.

Wat ik ook doe, zij zegt dat ik het beter kan.

Du wärst überrascht, was man in einer Woche lernen kann.

Je zou verbaasd staan over wat je in een week leren kan.

Ertragen kann unerträglich sein.

Verdragen kan onverdraaglijk zijn.

Du kannst nicht von mir erwarten, dass ich immer an alles denke!

Je kunt niet van me verwachten dat ik altijd overal aan denk!

Ich wünschte, ich könnte mir mehr aus Noten machen, aber scheinbar habe ich an einem gewissen Punkt in meinem Leben entschieden, dass es nicht mehr so wichtig sei.

Ik zou willen dat mijn cijfers me meer konden schelen, maar het lijkt erop dat ik op een gegeven moment in mijn leven besloten heb dat die niet zo belangrijk meer zouden zijn.

Es tut mir leid, ich kann nicht lange bleiben.

Sorry, ik kan niet lang blijven.

"Ich kann bei diesem Lärm nicht denken", sagte sie auf die Schreibmaschine starrend.

"Ik kan niet nadenken met al dit lawaai," zei ze, starend naar de typemachine.

Ich kann ohne Fernsehen nicht leben.

Zonder tv kan ik niet leven.

Ich hätte es ohne dich nicht machen können. Danke.

Zonder jou had ik het niet kunnen doen. Bedankt.

Wir können wegen des Lärms nicht schlafen.

We kunnen niet slapen vanwege het lawaai.

Ich kann in 10 Minuten zur Schule gehen.

Ik kan over 10 minuten op school zijn.

Ik kan de school in 10 minuten bereiken.

Alles, was falsch verstanden werden kann, wird falsch verstanden werden.

Alles wat verkeerd kan worden begrepen, zal verkeerd worden begrepen.

Ich kann mir nicht gleichzeitig die Nägel schneiden und bügeln!

Ik kan niet tegelijk mijn nagels knippen en de strijk doen!

Es ist schade, dass man Wunder nicht kaufen kann, wie man Kartoffeln kauft.

Het is jammer dat we geen wonderen kunnen kopen, net zoals we aardappelen kopen.

Wenn man eine Augenbraue hochzieht, kann das bedeuten "Ich habe Lust, mit dir Sex zu haben", aber auch "Ich finde, dass das, was du gerade gesagt hast, vollkommen idiotisch ist."

Als men een wenkbrauw optrekt, kan dit betekenen "ik wil seks met je hebben," maar ook "dat wat je net zei, vind ik volstrekt onnozel."

Es gibt Leute auf der Welt, die so hungrig sind, dass Gott ihnen nicht erscheinen kann, außer in Form von Brot.

Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.

Freiheit besteht darin, alles machen zu können, was keinem anderen schadet.

Vrijheid bestaat erin alles te mogen doen wat niet hinderlijk is voor anderen.

Ich kann nicht einen Schritt Salsa tanzen.

Ik kan zelfs niet één stap salsa dansen.

Ein kleiner Waldbrand kann sich leicht ausbreiten und schnell ein großer Flächenbrand werden.

Een klein bosbrandje kan zich makkelijk verspreiden en snel een grote vuurzee worden.

Tut mir leid, ich denke nicht, dass ich können werde.

Het spijt me, ik denk niet dat ik zal kunnen.

Ich kann es nicht glauben!

Ik kan het niet geloven!

Sie machen zu viel Lärm, ich kann mich nicht konzentrieren.

Ze maken te veel lawaai. Ik kan me niet concentreren.

Ich kann meine Handflächen auf den Boden setzen, ohne meine Knie zu beugen.

Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen.

Was... du kannst immer noch nicht Auto fahren?

Wat? Kunt ge nog altijd niet autorijden?

Wat? Kun je nog steeds niet autorijden?

Nein, ich kann Sie nicht reinlassen, es ist eine Person zu viel.

Neen, ik kan u niet binnenlaten. Er is één persoon te veel.

Ich kann diesen Lärm nicht mehr ertragen.

Ik kan dit lawaai niet meer verdragen.

Ik kan deze herrie niet langer verdragen.

Sie können den Cocktail mit einer Kirsche oder mit Ananas dekorieren.

Je kunt de cocktail versieren met een kers of met ananas.

Er kann die Wahrheit nicht wissen.

Hij kan de waarheid niet kennen.

Hij kan de waarheid niet weten.

Es ist wahr, dass er die Wahrheit nicht wissen konnte.

Het is waar dat hij de waarheid niet kon weten.

Ein Bär kann auf einen Baum klettern.

Een beer kan in een boom klimmen.

Diese Gitarre ist so teuer, dass ich sie nicht kaufen kann.

Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.

Die gitaar is zo duur dat ik ze niet kan kopen.

Ich kann mich an das erste Mal erinnern.

Ik kan me de eerste keer nog herinneren.

Schalte das Licht aus. Ich kann nicht einschlafen.

Doe het licht uit. Ik kan niet in slaap komen.

Schalte das Licht an. Ich kann nichts sehen.

Doe het licht aan. Ik zie niks.

Ich bin so müde, dass ich kaum gehen kann.

Ik ben zo moe, dat ik bijna niet meer kan gaan.

Ik ben zo moe dat ik nauwelijks kan lopen.

Ich kann nicht länger warten.

Ik kan niet langer wachten.

Du kannst ihm vertrauen.

Je kan hem vertrouwen.

Je kunt hem vertrouwen.

Ich kann nur warten.

Ik kan alleen maar wachten.

Wo kann ich das anprobieren?

Waar kan ik dit aan proberen?

Nicht alle Vögel können fliegen.

Niet alle vogels kunnen vliegen.

Du kannst so lange bleiben, wie du willst.

Ge kunt zo lang blijven als ge wilt.

Katzen können im Dunkeln sehen.

Katten kunnen in het donker zien.

Ich kann ohne Brille lesen.

Ik kan zonder bril lezen.

Ik kan lezen zonder bril.

Ich kann nicht ohne Brille lesen.

Zonder bril kan ik niet lezen.

Man kann den ganzen Park vom Restaurant aus sehen.

Je kan vanaf het restaurant het hele park zien.

Ich konnte nicht schlafen.

Ik kon niet slapen.

Ich weiß nicht, wann sie kommen kann.

Ik weet niet wanneer zij kan komen.

Ein bisschen stärkerer Regen könnte Überschwemmungen verursachen.

Een beetje sterkere regenval kan tot overstromingen leiden.

Es könnte uns jederzeit angreifen.

Het kan ons elk ogenblik aanvallen.

Ich höre dich, aber ich kann dich nicht sehen.

Ik hoor je maar ik kan je niet zien.

Er konnte nicht kommen, weil er krank war.

Hij kon niet komen, omdat hij ziek was.

Sie kann gut Klavier spielen.

Ze kan goed piano spelen.

Er kann nicht gut singen.

Hij kan niet goed zingen.

Es kann sein, dass sie ihren Regenschirm im Bus liegen gelassen hat.

Het kan zijn dat ze haar paraplu in de bus gelaten heeft.

Weil sie den starken Kaffee getrunken hatte, konnte sie die ganze Nacht nicht schlafen.

Daar ze sterke koffie gedronken heeft, kon ze de hele nacht niet slapen.

Als Kind konnte sie gut singen.

Als kind kon ze goed zingen.

Er kann sehr schnell schwimmen.

Hij kan heel snel zwemmen.

Meine Mutter kann nicht kommen.

Mijn moeder kan niet komen.

Aber ich kann gut kochen.

Maar ik kan goed koken.

Man kann nicht leugnen, dass der Gefangene schuldig ist.

Men kan niet ontkennen dat de gevangene schuldig is.

Du kannst es nicht jedem recht machen.

Ge kunt niet voor iedereen goed doen.

Der Kaffee war so heiß, dass ich ihn nicht trinken konnte.

De koffie was zo heet, dat ik hem niet kon drinken.

Ich hätte nie gedacht, dass er so etwas Grausames tun könnte.

Ik had nooit gedacht dat hij zoiets wreeds zou kunnen doen.

Bob kann kochen.

Bob kan koken.

Das Abendessen kann warten.

Het avondeten kan wachten.

Man kann ihm vertrauen.

Hij is te vertrouwen.

Sie kann Klavier spielen.

Zij kan piano spelen.

Sie kann nicht schwimmen.

Ze kan niet zwemmen.

Er kann nicht mehr laufen.

Hij kan niet meer lopen.

Glück kann man nicht kaufen.

Geluk kun je niet kopen.

Chris kann morgen nicht arbeiten.

Chris kan morgen niet werken.

Bob kann alle Fragen beantworten.

Bob kan alle vragen beantwoorden.

Statt der Crème fraîche können Sie auch gut Ricotta oder Mascarpone nehmen.

In plaats van de crème fraîche kun je ook ricotta of mascarpone gebruiken.

Er könnte ein Genie sein.

Hij zou een genie kunnen zijn.

Hunde können schwimmen.

Honden kunnen zwemmen.

Er kann schnell schwimmen.

Hij kan snel zwemmen.

Renn so schnell, wie du kannst.

Ren zo snel als je kan.

Ich kann nicht mehr warten.

Ik kan niet meer wachten.

Synonyme

brin­gen:
brengen
dür­fen:
mogen
schaf­fen:
scheppfen
sol­len:
moeten
über­win­den:
overkomen
overwinnen

Niederländische Beispielsätze

  • Dat zou een probleem kunnen worden.

  • Ik ga ervan uit dat jullie Frans kunnen spreken.

  • Ze zijn zo moe, dat ze niet kunnen studeren.

  • Het doet me plezier dat ik jullie heb kunnen helpen.

  • Het doet me plezier dat ik je heb kunnen helpen.

  • Het doet me plezier dat ik u heb kunnen helpen.

  • Als je je kapsel zou veranderen, dan zou je er tien jaar jonger kunnen uitzien.

  • We kunnen deze oorlog winnen.

  • Ze kunnen u niet zien.

  • Zij kunnen instaan voor Tom.

  • We kunnen Tom niet vinden.

  • Heb je alles kunnen doen, wat je wilde doen?

  • Je zou me kunnen helpen.

  • Als jullie morgen zouden kunnen komen, zou ik blij zijn.

  • Tom zal ons niets kunnen zeggen.

  • We kunnen vandaag niet beginnen.

  • Jullie kunnen op hem rekenen.

  • Hij was te moe om verder te kunnen lopen.

  • Het was me een genoegen met jou te kunnen praten.

  • Zou ik eens kort met u onder vier ogen kunnen spreken?

Können übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: können. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: können. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 549, 626, 646, 664, 102, 105, 107, 121, 133, 151, 160, 172, 173, 193, 195, 215, 217, 224, 249, 254, 258, 260, 274, 276, 280, 292, 304, 344, 395, 409, 410, 416, 420, 551, 641, 650, 655, 667, 679, 797, 803, 827, 866, 881, 889, 953, 968, 139487, 139971, 330968, 330970, 338280, 338284, 338713, 338770, 338772, 340742, 340820, 340937, 341373, 341433, 341483, 341533, 341579, 341582, 341583, 342320, 343467, 344374, 344450, 345023, 345419, 347958, 347962, 348867, 349859, 349896, 349918, 349967, 351628, 351748, 352094, 352097, 352313, 352571, 352773, 352774, 352776, 352777, 352778, 352780, 352782, 352784, 352785, 353377, 353829, 353900, 354518, 354823, 356338, 3695533, 3683957, 3682994, 3663074, 3663073, 3663071, 3763022, 3639083, 3638139, 3633533, 3621322, 3617632, 3600666, 3567998, 3845247, 3550999, 3515392, 3493071, 3461173 & 3387650. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR