Was heißt »sollen« auf Niederländisch?
Das Verb »sollen« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- moeten
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Zum Lernen sollte man nicht gezwungen werden. Zum Lernen sollte man ermutigt werden.
Men moet niet dwingen te leren. Leren moet men aanmoedigen.
Demokratie sollte mehr sein als zwei Wölfe und ein Schaf, die abstimmen, was sie essen sollen.
Democratie moet meer zijn dan twee wolven en een schaap die stemmen over wat ze 's avonds zullen eten.
Verdammt noch mal, wie oft soll ich dir noch sagen, dass du die Finger davon lassen sollst?!
Potverdikkeme nog aan toe! Hoe vaak moet ik je nou nog zeggen dat je daarvan af moet blijven?
Ich weiß einfach nicht, was ich sagen soll.
Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen...
Ik weet eenvoudig niet wat te zeggen...
Ich sagte ihnen, sie sollen mir ein neues Ticket schicken.
Ik heb ze gezegd dat ze me een nieuw ticket moeten opsturen.
Das wäre etwas, das ich programmieren sollte.
Dat zou iets zijn wat ik zou moeten programmeren.
Wenn jemand fragen sollte, was die Pointe der Geschichte sei, ich wüsste es wirklich nicht.
Mocht iemand vragen waar het in het verhaal om gaat, zou ik het echt niet weten.
Ich weiß nicht mehr, was ich tun soll.
Ik weet niet meer wat ik moet doen.
"Daran habe ich nie gedacht", sagte der alte Mann. "Was sollen wir tun?"
"Daar heb ik nog nooit aan gedacht," zei de oude man. "Wat moeten we doen?"
Wer im Glashaus sitzt, sollte nicht mit Steinen werfen.
Wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen werpen.
"Mama, darf ich einen Keks essen?" "Nein, darfst du nicht. Man sollte nicht zwischen den Mahlzeiten essen."
"Mama, mag ik een koekje eten?" "Nee, dat mag je niet. Je hoort niet tussen de maaltijden te eten."
Ich weiß nicht, was ich sagen soll, um dich zu trösten.
Ik weet niet wat te zeggen opdat je je beter zou voelen.
Du hättest mir zuhören sollen.
Je had naar mij moeten luisteren.
Was soll ich mitbringen?
Wat moet ik meenemen?
Schlafende Hunde soll man nicht wecken.
Je moet geen slapende honden wakker maken.
Wenn ich sterben sollte, wer würde sich dann um meine Kinder kümmern?
Als ik zou overlijden, wie zou er dan voor mijn kinderen zorgen?
Es gibt keinen Grund, wieso ich es nicht tun sollte.
Er is voor mij geen reden om het niet te doen.
Kinder sollen ihren Eltern gehorchen.
Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.
So etwas sollst du nicht sagen, wenn Kinder anwesend sind.
Dat soort dingen moet je niet zeggen als er kinderen in de buurt zijn.
Ich weiß nicht, was ich danach machen soll.
Ik weet niet wat ik daarna zal gaan doen.
Man soll seine Mutter lieben.
Men moet zijn moeder liefhebben.
Woher soll ich das wissen?
Hoe moet ik dat weten?
Könnten Sie mir Bescheid sagen, wenn ich aussteigen soll?
Kunt u mij alstublieft vertellen wanneer ik moet uitstappen?
Wann soll ich wiederkommen?
Wanneer dien ik terug te komen?
Um wie viel Uhr soll ich kommen?
Hoe laat moet ik komen?
Hoe laat zal ik komen?
Du sollst mehr studieren.
Je moet meer studeren.
Du hättest ihr die Wahrheit sagen sollen.
Je had haar de waarheid moeten vertellen.
Ich sollte das Zimmer sauber machen.
Ik zou die kamer moeten schoonmaken.
Ich weiß nicht, was ich ihm zum Geburtstag kaufen soll.
Ik weet niet wat ik voor hem voor zijn verjaardag moet kopen.
Er soll sofort kommen!
Hij moet onmiddellijk komen.
Ich weiß nicht, was ich jetzt tun soll.
Ik weet niet wat ik nu moet doen.
Was soll ich anziehen – eine Hose oder einen Rock?
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
Wat zou ik aandoen: een broek of een rok?
Sein neuer Roman soll auf seinen persönlichen Erfahrungen basieren.
Men zegt dat zijn nieuwe roman gebaseerd is op zijn persoonlijke ervaringen.
Was soll das?
Wat is dit?
Man soll den Tag nicht vor dem Abend loben.
Men moet geen mosselen roepen, eer zij aan de kaai zijn.
Ich frage mich, wen ich einladen soll.
Ik vraag mij af, wie ik zou uitnodigen.
Das sollte ein Witz sein.
Het was als grap bedoeld.
Ich hätte diesen elektrischen Rasierer vor dem Kauf ausprobieren sollen.
Ik had dat elektrisch scheerapparaat moeten proberen voordat ik het kocht.
Was soll ich mit ihrem Brief machen?
Wat zal ik met haar brief doen?
Du hättest ihm bei seiner Arbeit helfen sollen.
Je had hem met zijn werk moeten helpen.
Du hättest dich dem Mädchen vorstellen sollen.
Je had je aan het meisje moeten voorstellen.
Was sollen seine Worte suggerieren?
Wat zou hij met zijn woorden suggereren?
Wat zou er uit zijn woorden moeten blijken?
Denkst du, ich sollte allein gehen?
Vind je dat ik alleen moet gaan?
Denk je dat ik alleen moet gaan?
Wenn ich Dinge herstellen soll, habe ich zwei linke Hände.
Als ik iets moet maken, dan heb ik twee linkerhanden.
Jeder sollte von seinem Wahlrecht Gebrauch machen.
Iedereen zou van zijn stemrecht moeten gebruikmaken.
Sie wusste nicht, was sie den Kindern zu Weihnachten schenken sollte.
Ze weet niet wat ze de kinderen op kerstavond moet geven.
Die deutsche Interpunktion ist pedantisch, die englische ist chaotisch, und für Esperanto riet uns Dr. Zamenhof unsere Muttersprache als Richtlinie zu nehmen. Was soll das?
De Duitse interpunctie is pedant, de Engelse is chaotisch, en voor Esperanto raadde dr. Zamenhof ons aan onze moedertaal als leidraad te gebruiken. Hoe dan?
Wir hätten zu Hause bleiben sollen.
We hadden thuis moeten blijven.
Ich sollte es dir vielleicht nicht sagen, aber ich bin wirklich fasziniert von deiner Schönheit.
Ik moet het misschien niet tegen je zeggen, maar ik ben echt gefascineerd door jouw schoonheid.
Ich frage mich, ob ich seinen Brief beantworten soll.
Ik vraag mij af of ik zijn brief moet beantwoorden.
Was soll die ganze Aufregung?
Waarvoor al die opwinding?
Jeder, der Englisch lernt, sollte ein gutes einsprachiges Englischwörterbuch zur Hand haben.
Iedereen die Engels leert zou een goed Engels verklarend woordenboek bij de hand moeten hebben.
Die Regel sollte überarbeitet werden.
De regel zou herzien moeten worden.
Alle Menschen sind frei und gleich an Würde und Rechten geboren. Sie sind mit Vernunft und Gewissen begabt und sollen einander im Geiste der Brüderlichkeit begegnen.
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.
Ich weiß nicht, was ich bestellen soll.
Ik weet niet wat ik moet bestellen.
Welchen Nachtisch sollte er essen?
Welk dessert moet hij eten?
Ich bin mir nicht sicher, ob ich zu Hause bleiben oder ausgehen soll.
Ik ben niet zeker of ik zou thuisblijven of uitgaan.
In der niederländischen Stadt Maastricht soll es 53 Kirchen geben; einige davon werden schon als Läden, Cafés oder Museen genutzt.
In de Nederlandse stad Maastricht zouden er 53 kerken moeten zijn; enkelen daarvan worden inmiddels als winkel, café of museum gebruikt.
Selbst wenn es regnen sollte, werde ich morgen aufbrechen.
Zelfs als het regent: morgen vertrek ik.
Über die Toten soll man nicht schlecht reden!
Over de doden niets dan goeds!
Der Doktor erzählte Herrn Smith, er soll das Rauchen aufgeben, wenn er lange leben wollte.
De dokter zei tegen meneer Smith dat hij roken moest opgeven als hij lang wilde leven.
Ich weiß nicht, ob ich lachen oder weinen soll.
Ik weet niet of ik moet lachen of wenen.
Ich wusste nicht, was ich machen sollte.
Ik wist niet wat te doen.
Du hättest mir die Wahrheit sagen sollen.
Je had me de waarheid moeten zeggen.
Woher soll ich wissen, was ich sage, bevor ich gehört habe, was ich denke?
Hoe moet ik weten wat te zeggen, voordat ik heb gehoord wat ik denk?
"Also wirklich", grinste Dima. "Das soll wohl ein Witz sein!"
"U maakt vast een grapje!" grijnsde Dima.
Ich werde ihr sagen, was sie in der Sitzung sagen soll.
Ik zal haar zeggen wat ze moet zeggen op de vergadering.
Du sollst im Klassenzimmer keinen Lärm machen.
Je mag in de klas geen lawaai maken.
Wie soll man es erklären?
Hoe kan ik het uitleggen?
Er kam, obwohl ich ihm sagte, dass er es nicht tun soll.
Hij kwam, hoewel ik hem gezegd had het niet te doen.
Ich habe Kopfweh. Vielleicht sollte ich Aspirin nehmen.
Ik heb hoofdpijn. Misschien moet ik een aspirine nemen.
Sie sagte, dass ich das nirgends erzählen soll. Deshalb habe ich meinen Mund gehalten.
Ze zei dat ik het aan niemand moest vertellen. Dus heb ik mijn mond gehouden.
Ich wusste nicht, was ich sagen sollte, und schwieg.
Ik wist niet wat te zeggen, en zweeg.
Womit soll ich anfangen?
Waarmee zal ik beginnen?
Mein Vater soll heute Abend im Fernsehen zu sehen sein.
Mijn vader komt vanavond op tv.
Ungefähr wie lange soll das so dauern?
Hoelang zal het ongeveer duren?
Er hätte mehr arbeiten sollen.
Hij had harder moeten werken.
Du hättest seinen Rat annehmen sollen.
Je had zijn advies moeten aannemen.
Wenn sie kein Brot haben, sollen sie halt Kuchen essen.
Als ze geen brood hebben, laat ze dan taart eten!
Ich weiß nicht, was ich morgen machen soll.
Ik weet niet wat ik morgen moet doen.
Sagen Sie ihm bitte, dass er warten soll.
Vraag hem alstublieft om te wachten.
Er weiß nicht, wie er antworten soll.
Hij weet niet hoe hij moet antwoorden.
Du sollst schlafen.
Je zou moeten slapen.
Wen soll ich wählen?
Wie zal ik kiezen?
Du hättest mir früher von dem Problem erzählen sollen.
Jij had me eerder van het probleem vertellen moeten.
Sie hätten früher mit mir über das Problem reden sollen.
U had eerder met mij over dat probleem moeten praten.
Das erste Wort eines englischen Satzes sollte mit einem Großbuchstaben anfangen.
Het eerste woord in een Engelse zin moet met een hoofdletter beginnen.
Ich habe auf ihre Antwort gewartet. Vielleicht hätte ich das nicht tun sollen.
Ik heb haar antwoord afgewacht. Dat had ik misschien beter niet gedaan.
Ein riesengroßer Hund setzte seine Vorderpfoten auf mich und vor Schreck wusste ich nicht, was ich tun soll.
Een enorme hond zette zijn voorpoot op mij, en van schrik wist ik niet wat te doen.
Ich soll ein neues kaufen.
Ik zal een nieuwe kopen.
Was soll ich nun tun?
Wat moet ik nu doen?
Hat er dir gesagt, was du tun sollst?
Heeft hij gezegd wat je moest doen?
Ich kann mich nicht entscheiden, welches Kleid ich kaufen soll.
Ik kan niet kiezen welke jurk ik zal kopen.
Tom weiß nicht, wann Mary kommen soll.
Tom weet niet wanneer Marie zal komen.
Du sollst nicht töten!
Gij zult niet doden!
Wir wissen nicht, was wir tun sollen.
We weten niet wat we moeten doen.
Sag mir, was ich machen soll.
Zeg mij wat ik moet doen.
Tom hat keine Ahnung, was er machen soll.
Tom heeft geen idee wat te doen.
Wann sollte ich meinen Hund füttern?
Wanneer moet ik mijn hond voeren?
Was soll ich damit anfangen?
Wat moet ik daarmee?
Synonyme
- angeblich:
- vermeend
- dürfen:
- mogen
- können:
- kunnen
- umgehen:
- vermijden
Niederländische Beispielsätze
We moeten alle definities in de natuurkunde leren.
Jullie moeten zelf denken.
Leraren moeten geduld hebben met kinderen.
Traditie zou een springplank moeten zijn, geen rustbed.
Daar had je aan moeten denken voordat je haar zwanger maakte.
Ik denk dat de batterijen vervangen moeten worden.
Je zou nu daar moeten zijn.
We moeten samenwerken.
We zullen samen moeten werken.
Tom heeft zijn linkerknie gekwetst tijdens de training, bijgevolg heeft Jean zijn plaats moeten innemen.
Ik had langer moeten wachten.
Jullie moeten samenwerken.
We moeten op deze manier verder.
We moeten allemaal oppassen.
We moeten allemaal voorzichtig zijn.
Moet men moeten, als men niet wil?
Zou ik het gesprek moeten verbreken?
Had ik het gesprek moeten verbreken?
Ik had niet moeten stoppen met school.
Tom had niet moeten stoppen met de middelbare school.