Was heißt »bau­en« auf Niederländisch?

Das Verb »bau­en« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • bouwen

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ein berühmter Architekt hat dieses Haus gebaut.

Een beroemd architect heeft dat huis gebouwd.

Er weiß nicht, wer diese Häuser gebaut hat.

Hij weet niet wie deze huizen gebouwd heeft.

Vögel bauen ihre Nester in Bäumen.

Vogels maken hun nesten in bomen.

Unser Betrieb plant, in Russland eine neue Chemiefabrik zu bauen.

Ons bedrijf is van plan een nieuwe chemische fabriek te bouwen in Rusland.

Wenn es morgen schneit, baue ich einen Schneemann.

Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwpop.

Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwman.

Sie wissen, wie man eine Atombombe baut.

Ze weten hoe een atoombom gemaakt wordt.

Sie entschieden sich, eine Brücke zu bauen.

Ze beslisten een brug te bouwen.

Dieses Hotel wurde voriges Jahr gebaut.

Dit hotel is vorig jaar gebouwd.

Dit hotel werd vorig jaar gebouwd.

Es ist töricht von dir, ein Luftschloss zu bauen und dabei zu vergessen, Pfähle für das Fundament einzurammen.

Het is dom van u, een luchtkasteel te bouwen en ondertussen te vergeten palen in te heien voor de grondvesten.

Er baute ein neues Haus.

Hij bouwde een nieuw huis.

Vögel bauen Nester.

Vogels bouwen nesten.

Diese Brücke wurde vor zwei Jahren gebaut.

Deze brug werd twee jaar geleden gebouwd.

Ich habe einen Schreibtisch aus Holz gebaut.

Ik maakte een bureau van hout.

Nächstes Jahr wird hier ein neues Hotel gebaut.

Hier wordt volgend jaar een nieuw hotel gebouwd.

Sein Plan ist es, eine Brücke über diesen Fluss zu bauen.

Zijn plan is, een brug over die rivier te bouwen.

Es wird eine neue Schule gebaut.

Er is een nieuwe school in aanbouw.

Einem Feind auf der Flucht baust du gerne eine Brücke.

Voor een vijand op de vlucht bouw je met plezier een brug.

Ich baue Automotoren zusammen.

Ik monteer automotoren.

Er baut gerne Modellflugzeuge.

Hij bouwt graag modelvliegtuigjes.

Disneyland wurde 1955 gebaut.

Disneyland is gebouwd in 1955.

Spinnen bauen Netze.

Spinnen bouwen webben.

Spinnen spinnen webben.

Ich habe einen Schneemann gebaut.

Ik heb een sneeuwman gemaakt.

Tom und Maria bauen in ihrem Garten Blattsalat an.

Tom en Mary telen bladsla in hun tuin.

Die ganze Nacht lang ist Schnee gefallen. An diesem Morgen haben die Kinder des Dorfes einen Schneemann gebaut. Eine Mohrrübe bildet seine Nase.

De hele nacht is sneeuw gevallen. 's Ochtends hebben de kinderen van het dorp een sneeuwman gemaakt. Een wortel verbeeldt zijn neus.

In den nächsten zwei Jahren sollen dreißigtausend Wohnungen gebaut werden.

In de komende twee jaar moeten dertigduizend woningen worden gebouwd.

Eine große Brücke wurde über den Fluss gebaut.

Er werd een grote brug over de rivier gebouwd.

Wann wurde diese Kirche gebaut?

Wanneer is die kerk gebouwd?

Die Kinder warteten sehnlichst auf den ersten Schnee, um einen Schneemann bauen zu können.

De kinderen wachtten gretig op de eerste sneeuw om een sneeuwman te maken.

Die Kinder warteten sehnlichst auf den ersten Schnee, weil sie einen Schneemann bauen wollten.

De kinderen wachtten gretig op de eerste sneeuw omdat ze een sneeuwman wilden maken.

Er ist gut gebaut.

Hij is goed gebouwd.

Dieses Haus wurde 1870 gebaut.

Dit huis is gebouwd in 1870.

Wir fürchten nun das Paradies, das wir gebaut haben.

Nu zijn we bang voor het paradijs dat we hebben gebouwd.

Im Stadtzentrum wird ein Kino gebaut.

In het stadscentrum wordt een bioscoop gebouwd.

In het centrum van de stad wordt een bioscoop gebouwd.

Tom baute eine Sandburg.

Tom maakte een zandkasteel.

Viele Menschen sind nur deshalb einsam, weil sie Dämme bauen statt Brücken.

Veel mensen zijn alleen daarom eenzaam, omdat zij dammen bouwen in plaats van bruggen.

Die eine Generation baut die Straße, auf der die nächste fährt.

De ene generatie bouwt de straat waar de volgende over reist.

Sie werden dir ein Haus bauen.

Ze zullen een huis voor je bouwen.

Tom hat ein Vogelhaus gebaut.

Tom heeft een vogelhuis gebouwd.

Wer hat das gebaut?

Wie heeft dat gebouwd?

Er hat achtundvierzig Befestigungsanlagen gebaut.

Hij heeft achtenveertig forten gebouwd.

Welcher König hat Neuschwanstein bauen lassen?

Welke koning heeft Neuschwanstein laten bouwen?

Die Vögel bauen im Frühling ihr Nest.

In de lente bouwen de vogels hun nest.

De vogels bouwen hun nest in de lente.

Das Mehrfamilienhaus, in dem Tom und Maria wohnen, wurde vor drei Jahren gebaut.

Het appartementengebouw waar Tom en Mary wonen, is drie jaar geleden gebouwd.

Het flatgebouw waar Tom en Maria wonen, is drie jaar geleden gebouwd.

Sie haben zusammen einen Schneemann gebaut.

Ze hebben samen een sneeuwpop gebouwd.

Biber bauen Dämme.

Bevers bouwen dammen.

Synonyme

er­stel­len:
vervaardigen
hin­stel­len:
neerzetten
plaatsen
ver­las­sen:
verlaten
weggaan
zäh­len:
tellen

Antonyme

zer­stö­ren:
kapot maken
vernietigen
verwoesten

Niederländische Beispielsätze

  • Ze zijn zes maanden bezig geweest om het huis te bouwen.

  • Albert Einstein brengt ons tot nadenken: "De mens vond de atoombom uit, maar geen muis in de wereld zou een muizenval bouwen."

Untergeordnete Begriffe

bas­teln:
knutselen
ent­wi­ckeln:
ontwikkelen

Bauen übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: bauen. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: bauen. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 348152, 370132, 396012, 444519, 446693, 457941, 606914, 611259, 637529, 638524, 741364, 926257, 1184658, 1194769, 1286237, 1499849, 1599606, 1716009, 1816673, 2002410, 2024262, 2519660, 2757996, 2906638, 3029060, 3081451, 3660056, 4970118, 4970119, 5079833, 5167331, 5197378, 5941600, 6083815, 6085924, 6090528, 6803364, 6926248, 6934977, 6934979, 6981860, 7294086, 8186494, 8610625, 10701654, 1923511 & 1622236. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR