Was heißt »Schnee« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Schnee« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- sneeuw (weiblich)
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Der Zug hatte wegen des Schnees Verspätung.
De trein had vertraging vanwege de sneeuw.
Es sieht aus wie Schnee, oder?
Het lijkt op sneeuw, is het niet?
Der Schnee hat zu schmelzen begonnen.
De sneeuw begon te smelten.
Sie fror beinahe zu Tode im Schnee.
Ze was bijna doodgevroren in de sneeuw.
Der Hügel war mit Schnee bedeckt.
De heuvel was bedekt met sneeuw.
Ihre Haut ist so weiß wie Schnee.
Haar huid is zo wit als sneeuw.
Ich habe im Schnee zwei Stunden lang auf den Bus gewartet.
Ik heb twee uur in de sneeuw gewacht op de bus.
Der Schnee ist geschmolzen.
De sneeuw is gesmolten.
Der Regen ging in Schnee über.
De regen ging over in sneeuw.
Wir werden bald Schnee bekommen.
We zullen binnenkort sneeuw krijgen.
Der Bambus biegt sich unter dem Gewicht des Schnees.
De bamboe buigt onder het gewicht van de sneeuw.
Der Fuji ist im Winter mit Schnee bedeckt.
De berg Fuji is in de winter bedekt met sneeuw.
Der Schnee ist verschwunden.
De sneeuw is verdwenen.
Die Sonne schmolz den Schnee.
De zon deed de sneeuw smelten.
Sie schippten Schnee.
Ze schepten sneeuw.
Das Papier ist sehr weiß, aber der Schnee ist noch weißer.
Het papier is heel wit, maar de sneeuw is witter.
Der Schnee, der gestern gefallen ist, ist kein Pappschnee. Es ist unmöglich, Schneebälle daraus zu machen.
De sneeuw die gisteren is gevallen, is geen paksneeuw. Het is onmogelijk er sneeuwballen van te maken.
Mein Hund mag es im Schnee herumzutollen.
Mijn hond vindt het leuk om in de sneeuw te dollen.
Gibt es viel Schnee in deinem Land?
Is er veel sneeuw in jouw land?
Warum ist Schnee weiß?
Waarom is sneeuw wit?
Ich liebe Schnee.
Ik hou van sneeuw.
Letztes Jahr gab es viel Schnee.
Vorig jaar was er veel sneeuw.
Het heeft afgelopen jaar veel gesneeuwd.
Dieser Berg ist das ganze Jahr über von Schnee bedeckt.
Deze berg is het hele jaar door bedekt met sneeuw.
Selbst im Winter haben wir nicht viel Schnee.
Zelfs in de winter hebben wij niet veel sneeuw.
Er hat sich im Schnee verlaufen.
Hij raakte zijn weg kwijt in de sneeuw.
Auf dem Berg liegt Schnee.
Er ligt sneeuw op de berg.
Ich mag Regen und Schnee.
Ik hou van regen en sneeuw.
Hast du schon einmal Schnee gesehen?
Heb je ooit sneeuw gezien?
Hebben jullie ooit sneeuw gezien?
Ihre Haut ist weiß wie Schnee.
Haar huid is wit, zo wit als sneeuw.
Ich mag Schnee. Er ist so schön!
Ik hou van sneeuw. Het is zo mooi!
Wie viel Schnee liegt bei euch?
Hoeveel sneeuw ligt er bij jullie?
Der Schnee ist wie Pulver.
De sneeuw is poederig.
Der Schnee war wie Pulver.
De sneeuw was poederig.
Der Gipfel des Fuji war von Schnee bedeckt.
De top van de Fuji was bedekt met sneeuw.
Die ganze Nacht lang ist Schnee gefallen. An diesem Morgen haben die Kinder des Dorfes einen Schneemann gebaut. Eine Mohrrübe bildet seine Nase.
De hele nacht is sneeuw gevallen. 's Ochtends hebben de kinderen van het dorp een sneeuwman gemaakt. Een wortel verbeeldt zijn neus.
Es wird Schnee geben.
Het gaat sneeuwen.
Der Regen wurde zu Schnee.
De regen veranderde in sneeuw.
De regen werd sneeuw.
Wissen denn Papua auch wie Schnee aussieht?
Weten Papua's dan ook hoe sneeuw eruitziet?
Man sagte uns, dass wir wegen des Schnees nach Hause gehen durften.
Ze zeiden tegen ons dat we vanwege de sneeuw naar huis mochten gaan.
Die Kinder warteten sehnlichst auf den ersten Schnee, um einen Schneemann bauen zu können.
De kinderen wachtten gretig op de eerste sneeuw om een sneeuwman te maken.
Die Kinder warteten sehnlichst auf den ersten Schnee, weil sie einen Schneemann bauen wollten.
De kinderen wachtten gretig op de eerste sneeuw omdat ze een sneeuwman wilden maken.
Wenn der Gletscher das Meer erreicht, dann bricht unter großem, dumpfem Getöse ein gewaltiger Klotz Schnee ab, fällt ins Meer und wird so zu einem Eisberg.
Wanneer de gletsjer de zee bereikt, dan breekt er met een grote doffe donderslag een gigantische sneeuwblok af, valt in zee, en creëert zo een ijsberg.
Weil die Seilbahn außer Betrieb war, mussten wir, so gut es ging, ins Tal Ski fahren und das letzte Stückchen laufen, weil dort nicht genug Schnee lag.
Omdat de kabelbaan buiten bedrijf was, moesten we, voor zover dat kon, naar het dal skiën, en het laatste stukje lopen, omdat daar niet voldoende sneeuw lag.
Ist das Schnee?
Is dat sneeuw?
Wegen des Schnees fuhren die Züge nicht.
De treinen reden niet wegens de sneeuw.
Der Schnee schmilzt.
Sneeuw smelt.
De sneeuw smelt.
De sneeuw is aan het smelten.
Wir haben im Winter viel Schnee.
We hebben 's winters veel sneeuw.
We hebben veel sneeuw in de winter.
Der Schnee ist schon geschmolzen.
De sneeuw is al gesmolten.
Weihnachten ohne Schnee ist kein richtiges Weihnachten!
Kerstmis zonder sneeuw is geen echte Kerst.
Es wird Schnee erwartet.
Er wordt sneeuw verwacht.
Haben Sie schon einmal Schnee gesehen?
Heeft u ooit sneeuw gezien?
Synonyme
Antonyme
Niederländische Beispielsätze
De top van de berg is bedekt met sneeuw.
's Nachts viel er een flink pak sneeuw. De volgende morgen verschenen op de straten oma's met kleinkinderen op sleetjes, en 's middags na schooltijd barstten in het park de sneeuwballengevechten los.
De grond is bedekt met sneeuw.
Er is veel sneeuw gevallen.
De berg is bedekt met sneeuw.
Gisteren viel er sneeuw.
Übergeordnete Begriffe
- Niederschlag:
- neerslag
Untergeordnete Begriffe
- Kunstschnee:
- kunstsneeuw