Was heißt »Leh­rer« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Leh­rer« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • leraar (männlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Schüler haben dem Lehrer die Übung gegeben.

De studenten hebben de oefening aan de docent gegeven.

Unser Lehrer schien überrascht zu sein.

Onze leraar leek verrast te zijn.

Er ist Lehrer.

Hij is leraar.

Gestern Abend habe ich meinen Lehrer im Restaurant zufällig getroffen.

Ik ontmoette mijn leraar per toeval in het restaurant gisteravond.

Ich weiß, dass Sie Lehrer sind.

Ik weet dat u leraar bent.

Vergleiche deine Antworten mit denen des Lehrers.

Vergelijk jouw antwoorden met die van de leraar.

Warum fragst du nicht deinen Lehrer um Rat?

Waarom vraag je je leerkracht niet om raad?

Der Lehrer erlaubte ihm, nach Hause zu gehen.

De leraar stond toe dat hij naar huis ging.

Hört auf zu reden wenn der Lehrer hereinkommt.

Stop met praten wanneer de leraar binnenkomt.

Ist er ein Lehrer?

Is hij een leerkracht?

Ich bin kein Arzt, sondern Lehrer.

Ik ben geen dokter, maar leraar.

Ik ben geen dokter, maar een leraar.

Ist ihr Vater Lehrer?

Is haar vader leraar?

Kinder hassen nervige Lehrer.

Kinderen hebben een hekel aan irritante leraren.

Kinder hassen es, Lehrer zu ärgern.

Kinderen hebben er een hekel aan om leraren te irriteren.

Ich bin auch Lehrer.

Ik ben ook leraar.

Ich bin kein Lehrer.

Ik ben geen leraar.

Der Lehrer gab uns viele Hausaufgaben auf.

De leerkracht heeft ons veel huiswerk gegeven.

Unser Lehrer sieht sehr jung aus.

Onze leraar ziet er heel jong uit.

Nur sechzehn Prozent der Lehrer dieser Schule sind weiblich.

Slechts zestien procent van de leraren van deze school is vrouwelijk.

Ich war Lehrer.

Ik was leraar.

Er kam als Lehrer nach Berlin.

HIj kwam als leraar naar Berlijn.

Hij kwam naar Berlijn als een leraar.

Wer ist dein Lehrer?

Wie is jouw leraar?

Er erhielt vom Lehrer eine goldene Armbanduhr.

Hij kreeg van de leraar een gouden polshorloge.

Der Lehrer hat uns die Bedeutung des Wortes erläutert.

De leraar verklaarde ons de betekenis van dat woord.

Er wird ein guter Lehrer sein.

Hij wordt een goede leraar.

Mein Vater ist Lehrer.

Mijn vader is leraar.

Mijn vader is een leraar.

Du bist Lehrer.

Je bent een leraar.

Mein älterer Bruder ist Lehrer.

Mijn oudste broer is leraar.

Der Lehrer war sehr wütend und warf Johnny aus dem Klassenzimmer.

De leerkracht was heel kwaad, en stuurde Johnny uit de klas.

Der Lehrer ließ den Jungen nach Hause gehen.

De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.

Sind Sie Lehrer oder Schüler?

Bent u leraar of leerling?

Der Lehrer und die Schüler sind im Museum.

De leraar en de leerlingen zijn in het museum.

Lustig gemacht hat er sich über seinen Lehrer.

Hij maakte grapjes over zijn leraar.

Hij spotte met zijn leraar.

Herr Smith ist ein guter Lehrer.

Meneer Smith is een goede leraar.

Ich habe einen Freund, dessen Vater Lehrer ist.

Ik heb een vriend wiens vader leraar is.

Einige Lehrer schälen Kartoffeln während des Unterrichtens.

Sommige leraars schillen aardappelen terwijl zij les aan het geven zijn.

Der Lehrer hat die neuen Schüler begrüßt.

De leraar verwelkomde de leerlingen.

Der Lehrer fragte mich, ob ich fertig sei, und fügte hinzu, dass alle auf mich am Schultor warteten.

De leraar vroeg me of ik klaar was en voegde eraan toe dat allen bij de schoolpoort op me wachtten.

Ich bin Lehrer.

Ik ben leraar.

Google ist mein Lehrer.

Google is mijn leraar.

Mein Bruder ist Lehrer.

Mijn broer is leraar.

Lehrer zu werden, ist mein Ziel und meine Bestimmung.

Leraar worden is mijn doel en mijn bestemming.

In Sowjetrussland lehrt die Lektion den Lehrer!

In Sovjet-Rusland leert de les de leraar!

Gute Eltern sind die besten Lehrer.

Goede ouders zijn de beste onderwijzers.

Er ist Lehrer, genau wie ich.

Hij is leraar, net als ik.

Er ist ein erfahrener Lehrer.

Hij is een ervaren lesgever.

Hij is een ervaren leraar.

Nicht alle Lehrer benehmen sich so.

Niet alle leraars gedragen zich zo.

Einige Lehrer nehmen Drogen.

Sommige leerkrachten gebruiken drugs.

Sommige leerkrachten nemen drugs.

Ist er Lehrer?

Is hij leraar?

Er ist mein Lehrer.

Hij is mijn leraar.

Ich bin ein japanischer Lehrer.

Ik ben een Japanse leraar.

Der Lehrer sprach so schnell, dass wir ihn nicht verstehen konnten.

De leraar sprak zo snel, dat we hem niet konden verstaan.

Viele Lehrer haben ein Problem mit Tom.

Veel docenten hebben problemen met Tom.

Mein Vater ist kein Lehrer, sondern Arzt.

Mijn vader is geen leraar, maar een arts.

Ich habe nie daran gedacht, Lehrer zu werden.

Ik heb er nooit aan gedacht om leraar te worden.

Ich muss den Namen des Lehrers wissen.

Ik moet de naam van de leraar weten.

Sie hat großen Respekt vor ihrem Lehrer.

Ze heeft veel respect voor haar leraar.

Der Lehrer kann so etwas nicht gesagt haben.

De leraar kan zoiets niet gezegd hebben.

Hört zu, was der Lehrer sagt.

Luister naar wat de leraar zegt.

Herr Baker ist eher Gelehrter als Lehrer.

Mr Baker is niet zozeer een leraar als wel een geleerde.

Er war seinem alten Lehrer gegenüber gänzlich undankbar.

Hij was helemaal niet dankbaar aan zijn oude leraar.

Er verbeugte sich vor seinem Lehrer.

Hij boog voor zijn leerkracht.

Sie sind Lehrer.

Zij zijn leraren.

Der Lehrer hat drei Mal so viele Bücher wie ich.

De leraar heeft drie keer zo veel boeken als ik.

De leraar heeft driemaal zoveel boeken als ik.

Der Lehrer wurde von einem Geschoss getroffen.

De leraar werd geraakt door een projectiel.

De leraar werd getroffen door een projectiel.

Du bist ein großartiger Lehrer!

Je bent een fantastische leraar!

Sie sind ein großartiger Lehrer!

U bent een fantastische leraar!

Sie war in ihren Lehrer verliebt.

Ze was op haar leraar verliefd.

Die Schule brauchte einen neuen Lehrer.

De school had een nieuwe leraar nodig.

Der Lehrer gab uns Hausaufgaben.

De leraar gaf ons huiswerk.

Tom sieht eher wie ein Lehrer als wie ein Schüler aus.

Tom lijkt meer op een leraar dan op een leerling.

Er achtet nie sehr auf das, was der Lehrer sagt.

Hij let nooit goed op wat de leraar zegt.

Ich habe Angst vor dem, was der Lehrer sagen wird.

Ik heb schrik van wat de leraar zal zeggen.

Tom ist kein Lehrer mehr.

Tom is geen leraar meer.

Die meisten seiner Lehrer mag Tom.

Tom vindt de meeste van zijn leraren aardig.

De meeste van zijn leraars vindt Tom aardig.

Ich habe es geschafft, dem Lehrer meinen Gedanken verständlich zu machen.

Ik ben erin geslaagd de leraar mijn idee te laten verstaan.

Er ist Lehrer an unserer Schule.

Hij is een leraar op onze school.

Der Lehrer lief die Treppe hinauf.

De docent liep de trap op.

Der Lehrer sagte, dass wir diese ganzen Ausdrücke auswendig lernen sollten.

De leraar zei dat we al die uitdrukkingen vanbuiten moesten leren.

Wir sind Lehrer.

We zijn leraren.

Der Lehrer hat überhaupt keine Autorität bei seinen Schülern.

De leraar heeft helemaal geen gezag over zijn leerlingen.

Du widersprachst dem Lehrer.

Jij sprak de leraar tegen.

Der Lehrer sagte: "Morgen schreiben wir einen Test."

De leraar zei: "Morgen maken jullie een toets".

Der Lehrer gebot Tom zu schweigen.

De leraar zei tegen Tom dat hij zijn mond moest houden.

Tom moest van zijn leraar zijn mond houden.

Unser Lehrer ist ein Experte in orientalischen Kampfkünsten.

Onze leraar is een expert in oosterse vechtsporten.

Ich bin fünfzehn Jahre lang Lehrer gewesen.

Ik ben 15 jaar lang leraar geweest.

Tom ist Lehrer an einer öffentlichen Schule.

Tom is leraar op een openbare school.

Der alte Lehrer hat ein altes Fahrrad.

De oude leraar heeft een oude fiets.

Der Lehrer hat angefangen, uns Fragen zu stellen.

De leraar was begonnen ons vragen te stellen.

Tom ist Marias Lehrer.

Tom is Maria's leraar.

Der Lehrer war völlig ausgebrannt.

De leraar had een burn-out.

Tom hat noch nicht viel Erfahrung als Lehrer.

Tom heeft nog weinig ervaring als leraar.

Ich spreche mal mit dem Lehrer.

Ik zal met de leraar spreken.

Der Lehrer kann mit seinen Schülern gut umgehen.

De leraar kan goed met zijn leerlingen omgaan.

Dieser Lehrer ist letztes Jahr gestorben.

Die leraar is vorig jaar gestorven.

Unser Lehrer wohnt in der Nähe.

Onze leraar woont vlakbij.

Onze leraar woont in de buurt.

Onze leraar woont dichtbij.

Und du bist Lehrer, stimmt’s?

En het klopt dat jij leraar bent?

Die Lehrer unterrichten den ganzen Tag.

De leraren geven de hele dag les.

Selbst ein Lehrer kann Fehler machen.

Ook een leraar maakt al eens een fout.

Meine Lehrer mögen mich.

Mijn leraren vinden me aardig.

Synonyme

In­struk­teur:
instructeur
Meis­ter:
baas
groot vakman
kampioen
meester
patroon

Sinnverwandte Wörter

Trai­ner:
trainer

Antonyme

Schü­ler:
scholier

Niederländische Beispielsätze

  • Wie is jouw favoriete leraar?

  • Er was geen leraar Duits in onze dorpsschool.

  • Ik ben leraar Japans.

  • Tom was mijn eerste leraar Frans.

  • Mijnheer Tanaka is onze leraar Engels.

  • Hij is onze leraar Engels.

  • Tom is een leraar Frans.

  • Hij is een leraar Italiaans.

  • Spreekt je leraar Frans Engels?

  • Hij is leraar Engels.

  • Meneer Green is leraar geschiedenis.

  • Onze leraar Engels is altijd op tijd.

  • Mijn leraar Chinees is een man.

  • Ik weet dat je leraar bent.

  • De leraar beeldende kunst schildert 's nachts.

  • De leraar beeldende kunst schildert de nacht.

  • Meneer Brown is onze leraar Engels.

  • Ik hoorde dat de nieuwe leraar Engels een knappe man is, die op Tom Cruise lijkt.

  • Ik wilde eigenlijk leraar worden.

  • Je kunt ook advies aan je leraar vragen.

Untergeordnete Begriffe

Lehrer übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Lehrer. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Lehrer. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 332157, 344852, 349824, 349860, 358390, 360314, 360828, 361024, 362142, 362153, 365538, 372401, 380066, 380067, 396246, 401691, 406763, 412209, 419359, 432346, 441044, 450238, 475419, 478083, 533408, 576259, 581454, 592976, 596888, 646815, 728069, 764158, 768977, 780147, 785312, 802280, 915251, 934403, 966118, 1021312, 1081448, 1224916, 1282608, 1366666, 1399282, 1406984, 1467553, 1483679, 1524576, 1528528, 1549140, 1616821, 1692911, 1695369, 1713506, 1745952, 1787577, 1813553, 1833216, 1890240, 1994065, 2054768, 2174972, 2300349, 2338003, 2385991, 2385992, 2472110, 2946109, 3007090, 3083492, 3264585, 3315305, 3664572, 3783316, 4213397, 4242658, 4277959, 4583007, 4776719, 5064919, 5102274, 5385407, 5710040, 5855878, 6165900, 6765457, 6786879, 6855874, 6892852, 6952743, 7366764, 7680999, 7856620, 7926235, 8088422, 8093229, 8162939, 8310359, 8332641, 4914744, 5920642, 1549153, 7428251, 7457154, 7848327, 7902606, 7906641, 7911195, 784703, 627024, 608903, 554453, 8246259, 403753, 403752, 384479, 8402339, 8503310 & 8574099. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR