Was heißt »wann« auf Niederländisch?

Das Adverb »wann« (ver­altet: wan) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • wanneer

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Es ist unvermeidbar, dass ich eines Tages nach Frankreich gehe, ich weiß nur nicht, wann.

Het is onvermijdelijk dat ik ooit een keer naar Frankrijk ga, ik weet alleen niet wanneer.

Ich weiß nicht, wann sie kommen kann.

Ik weet niet wanneer zij kan komen.

Seit wann ist sie krank?

Sinds wanneer is zij ziek?

Ah, wann werden sie sich wiedersehen?

Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?

Ich weiß nicht, wann er hier sein wird.

Ik weet niet wanneer hij hier zal zijn.

Ich weiß nicht, wann er kommt.

Ik weet niet wanneer hij komt.

Ich weiß nicht, wann Bob nach Japan gekommen ist.

Ik weet niet wanneer Bob naar Japan gekomen is.

Weißt du, wann sie kommt?

Weet je wanneer ze komt?

Erinnerst du dich, wann ich dich zum letzten Mal gesehen habe?

Herinner je je wanneer ik je voor het laatst zag?

Du kannst mich anrufen, wann du willst.

Je kunt me bellen wanneer je wilt.

Ich weiß nicht, wann er aus Frankreich zurückkam.

Ik weet niet wanneer hij terug is gekomen uit Frankrijk.

Seit wann leben Sie in Tokio?

Sinds wanneer woont u in Tokio?

Ich erinnere mich nicht, wann ich das letzte Mal auf einen Baum geklettert bin.

Ik herinner mij niet wanneer ik voor het laatst in een boom geklommen ben.

Ich weiß nicht genau, wann ich zurückkomme.

Ik weet niet juist wanneer ik terugkom.

Ik weet niet precies wanneer ik terug zal zijn.

Ich weiß nicht, wann er hierher kommen wird.

Ik weet niet wanneer hij hier zal komen.

Ich kann mich nicht erinnern, wann ich ihn zum ersten Mal getroffen habe.

Ik kan mij niet herinneren wanneer ik hen voor de eerste keer ontmoet heb.

Ich will wissen, wann mein Gepäck ankommt.

Ik wil weten wanneer mijn bagage zal aankomen.

Tom kann nicht mit Sicherheit sagen, wann Mary ankommen wird.

Tom kan niet met zekerheid zeggen wanneer Maria zal aankomen.

Ich weiß nicht, wann man das Gerät abschalten muss.

Ik weet niet wanneer men dat apparaat moet afzetten.

"Ab wann gibt es Frühstück?" "Ab halb acht."

?Vanaf wanneer is het ontbijt?” “Vanaf half acht”.

Ich weiß nicht, wann er wiederkommt.

Ik weet niet wanneer hij weer komt.

Ik weet niet wanneer hij terugkomt.

Tom weiß nicht, wann Mary kommen soll.

Tom weet niet wanneer Marie zal komen.

Ich bin mir nicht sicher, wann er kommt.

Ik weet niet zeker wanneer hij zal komen.

Ich kann mich nicht entsinnen, wann er nach Boston zog.

Ik kan me niet herinneren wanneer hij naar Boston is verhuisd.

Seit wann?

Sinds wanneer?

Vanaf wanneer?

Ich weiß nicht, wann ich die Zeit haben werde, um den Rest des Buches zu lesen.

Ik weet niet wanneer ik de tijd zal hebben om de rest van het boek te lezen.

Ich kann mich nicht erinnern, wann ich zum letzten Mal einen Martini trank.

Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor de laatste keer een martini heb gedronken.

Ich frage mich, wann Anna kommt.

Ik vraag mij af wanneer Anna komt.

Frag ihn, wann der nächste Flug geht!

Vraag hem wanneer het volgende vliegtuig gaat.

Für wann haben wir gebucht?

Voor wanneer hebben we geboekt?

Sagst du mir Bescheid, wann er kommen wird?

Laat je me weten wanneer hij komt?

Bis wann wirst du in Japan bleiben?

Tot wanneer blijft u in Japan?

Seit wann macht ihr diese Arbeit?

Sinds wanneer doen jullie dit werk?

Weißt du, wann Tom Geburtstag hat?

Weet je wanneer het de verjaardag van Tom is?

Seit wann arbeitest du schon hier?

Sinds wanneer werk je hier al?

Tom kann sich nicht erinnern, wann er Maria zuletzt sah.

Tom kan zich niet herinneren wanneer hij Maria voor het laatst gezien had.

Es ist unmöglich zu sagen, wann genau die Erde entstanden ist.

Het is onmogelijk te zeggen wanneer de aarde precies ontstaan is.

Ich weiß nicht, wann der Ehemann angerufen hat.

Ik weet niet wanneer de echtgenoot gebeld heeft.

Seit wann lernst du Japanisch?

Sinds wanneer leer jij Japans?

Ich möchte wissen, wann das Treffen beginnt.

Ik wil weten wanneer de vergadering begint.

Ich kann mich nicht mehr entsinnen, wann ich ihn zum letzten Mal habe lächeln sehen.

Ik kan me niet herinneren wanneer ik hem voor het laatst zag glimlachen.

Wir gehen dann und wann in den Zoo.

We gaan nu en dan naar de zoo.

We gaan nu en dan naar de dierentuin.

Dann und wann schreibt sie ihrem Sohn.

Zij schrijft nu en dan naar haar zoon.

Ich weiß, wann mich jemand anlügt.

Ik weet wanneer iemand tegen mij liegt.

Tom schreibt mir noch dann und wann.

Tom schrijft me nog nu en dan.

Bis wann hat das Einkaufszentrum auf?

Tot hoe laat is het winkelcentrum open?

Niemand weiß genau, wann wir dasein müssen.

Niemand weet precies wanneer we daar moeten zijn.

Ich will wissen, wann das passiert.

Ik wil weten wanneer dat gaat gebeuren.

Ich weiß nicht, wann ich Windows zuletzt aktualisiert habe.

Ik weet niet wanneer ik Windows voor het laatst heb geüpdatet.

Seit wann tragt ihr Kontaktlinsen?

Wanneer begonnen jullie contactlenzen te dragen?

Ich weiß nicht, wann sie zurückkommt.

Ik weet niet wanneer ze terugkomt.

Ik weet niet wanneer ze terug zal zijn.

Ik weet niet wanneer ze terugkeert.

Niederländische Beispielsätze

  • Het is ons niet toegestaan om ons vastberadenheid ook maar een moment te laten rusten. Zelfs wanneer we wanhopig laten gebeuren wat er gebeurt, hebben we besloten niet te beslissen.

  • Mijn tante helpt me wanneer ik geld nodig heb.

  • Waar en wanneer heb je dit geschenk gekregen?

  • Hij zit in deze stoel wanneer hij tv-kijkt.

  • Ik heb altijd een helm op wanneer ik fiets.

  • Het is niet aan te raden een minirok te dragen wanneer men naar een begrafenis gaat.

  • Steeds wanneer we elkaar ontmoeten klaagt hij over zijn vrouw.

  • Altijd wanneer ze elkaar ontmoeten, hebben ze ruzie.

  • Een bezoek brengt dubbele vreugde: wanneer het komt en wanneer het weer gaat.

  • Ik haat het wanneer Tom en Mary ruzie hebben.

  • Iedere keer wanneer ik een eekhoorntje zie, ben ik gelukkig voor de rest van de dag.

  • Ik kan Tom niet omarmen wanneer hij dat niet wil.

  • Wist je dat, wanneer het zomer is op het noordelijk halfrond, het winter is op het zuidelijke?

  • Arme mensen worden niet rijker wanneer rijke mensen armer worden.

  • Geluk is het enige dat zich verdubbelt wanneer men het deelt.

  • Ik zal je als een volwassene behandelen, wanneer je begint je als zodanig te gedragen!

  • We doen dat, wanneer hij komt.

  • Je hebt me laten zien hoe het is wanneer alles goed verloopt.

  • Je hebt me doen realiseren hoe het is wanneer alles goed gaat.

  • Het is jammer wanneer iemand overlijdt.

Wann übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: wann. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 246, 344374, 352811, 352812, 367401, 370204, 397508, 450277, 513430, 540961, 555877, 561803, 588737, 663223, 737399, 738539, 999218, 1045459, 1082441, 1177469, 1177828, 1217666, 1544293, 1768831, 1892136, 1894756, 1967682, 2088768, 2121368, 2175111, 2400326, 3264550, 3421451, 3587330, 4287308, 4296295, 4328735, 4477945, 4492115, 4995615, 5301565, 5364483, 5364486, 5956728, 6079444, 7267765, 7327337, 8144759, 8252710, 10305601, 10520835, 10651198, 10061219, 9820227, 9754272, 9341864, 9178735, 8630148, 8601032, 8482456, 8360661, 8342591, 8337782, 8272878, 8230026, 8137316, 8113547, 8113538, 7452218, 7452204 & 7432131. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR