Was heißt »dumm« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Du bist nicht wirklich dumm.

Je bent niet echt dom.

Du siehst dumm aus.

Ge ziet er dom uit.

Je ziet er dom uit.

Alles, was zu dumm ist, um gesagt zu werden, wird gesungen.

Alles wat te stom is om te zeggen, wordt gezongen.

Ich war dumm genug, es zu glauben.

Ik was dom genoeg om het te geloven.

Sei nicht dumm.

Doe niet zo stom.

Doe niet zo dom.

Doe niet zo gek.

Wees niet dom.

Du bist dumm.

Je bent dom.

Jij bent stom.

Da die Lichtgeschwindigkeit höher ist als die Schallgeschwindigkeit, sehen einige Leute brillant aus, bevor sie dumm klingen.

Dat sommige mensen er geniaal uitzien voordat ze dom klinken, komt doordat licht zich sneller voortplant dan geluid.

Er ist nicht dümmer als du.

Hij is niet dommer dan jij.

Sei nicht dumm!

Doe niet zo dwaas!

Er ist nicht dumm, sondern taub.

Hij is niet dom, maar doof.

Ich war so dumm, ihm zu glauben.

Ik was zo dom om hem te geloven.

Du bist wirklich nicht dumm.

Je bent echt niet dom.

Stell dich nicht dumm! Ich kenne dich.

Hou je niet van de domme. Ik ken je!

Ich bin so dumm. Ich hasse mich!

Ik ben zo dom. Ik haat mezelf.

Die dümmsten Bauern ernten die dicksten Kartoffeln.

De domste boeren hebben de dikste aardappelen.

Es ist nicht dumm.

Het is niet dom.

Sie ist nicht dumm.

Ze is niet dom.

Maria hat zwei Brüder. Der ältere ist dumm, und der jüngere ist klug.

Maria heeft twee broers, de oudste is dom en de jongste slim.

Es ist dumm alle Rosen zu hassen, weil eine von ihnen dich gestochen hat.

Het is dom alle rozen te haten omdat één ervan je geprikt heeft.

Ich war dumm genug, ihm zu glauben.

Ik was dom genoeg om hem te geloven.

Niemand lässt sich gern als dumm bezeichnen.

Niemand vindt het leuk om dom genoemd te worden.

War dir klar, wie dumm er war?

Besefte je hoe dom hij was?

Vielleicht bin ich dumm, aber ich habe ein Gespür für das Leben.

Misschien ben ik dom, maar ik heb een gevoel voor het leven.

Synonyme

al­bern:

onnozel

Ba­na­ne:

banaan

be­scheu­ert:

gestoord

niet goed wijs

blöd:

stom

stompzinnig

bö­se:

boos

kwaad

däm­lich:

suf

doof:

stom

ein­fäl­tig:

argeloos

naïef

schlecht:

slecht

zwak

schreck­lich:

schrikkelig

verschrikkelijk

Antonyme

schlau:

sluw

Niederländische Beispielsätze

• Dat was een dom idee.

• Wat was ik toch dom!

• Ze gedroeg zich heel dom.

• Je zou nogal dom moeten zijn om dat te doen.

• Zou je jezelf dom noemen?

• Niemand wil zijn zinnen vertalen, omdat ze dom zijn.

• Het is dom gelopen.

• Hoe dom!

• Hij moet dom zijn om dat te doen.

• Het is dom van u, een luchtkasteel te bouwen en ondertussen te vergeten palen in te heien voor de grondvesten.

• Man, wat ben je dom! Ik moet je alles uitleggen!

• Hij is niet dom.

• Ik vind dat een echt dom idee.

• Taalscholen zijn dom.

• Zo dom als een varkenskont!

• Zo dom als het achterste van een koe!

• Vuvuzela's zijn dom!

• Als je niet dom wilt worden gevonden, moet je ophouden met domme dingen te zeggen.

• Zo dom is hij niet.

• Dat was dom.