Was heißt »Kat­ze« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Kat­ze« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • kat (weiblich)
  • wijfjeskat (weiblich)
  • poes (weiblich)
  • geldgordel (männlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Sie hat eine Katze. Diese Katze ist weiß.

Ze heeft een kat. Die kat is wit.

Nachts sind alle Katzen grau.

In de nacht zijn alle katjes grauw.

Meine Frau hasst Katzen.

Mijn vrouw haat katten.

In der Küche ist eine Katze.

In de keuken is een kat.

Eine Katze hat neun Leben.

Een kat heeft negen levens.

Ist eine Katze unter dem Tisch?

Zit er een kat onder de tafel?

Katzen können im Dunkeln sehen.

Katten kunnen in het donker zien.

Er hat eine Katze und zwei Hunde.

Hij heeft een kat en twee honden.

Sie ist traurig, seit ihre Katze gestorben ist.

Ze is ongelukkig sinds haar kat gestorven is.

Ich habe einen Hund und zwei Katzen.

Ik heb een hond en twee katten.

Er hat einen Hund und sechs Katzen.

Hij heeft een hond en zes katten.

Ich muss mich um diese Katze kümmern.

Ik moet voor die poes zorgen.

Darum mag ich keine Katzen.

Daarom hou ik niet van katten.

Wir liefen der Katze nach.

We liepen achter de kat aan.

Sie gab der Katze Milch.

Ze gaf melk aan de kat.

Eine Katze kam unter dem Auto hervor.

Een kat kwam van onder de auto tevoorschijn.

Katzen mögen kein Wasser.

Katten houden niet van water.

Lass die Katze nicht aus dem Sack.

Laat de kat niet uit de zak komen.

Auf dem Mars gibt es auch Katzen.

Ook op Mars zijn er katten.

Er zijn ook katten op Mars.

Wir haben zwei Katzen; die eine ist weiß und die andere schwarz.

We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart.

We hebben twee katten - Een is wit, en de ander is zwart.

Ich bin eine Katze. Ich habe noch keinen Namen.

Ik ben een kat. Ik heb nog geen naam.

Ken hat zwei Katzen.

Ken heeft twee katten.

Ist das eine Katze oder ein Hund?

Is dat een kat of een hond?

Katzen mögen lieber Fisch als Fleisch.

Katten hebben liever vis dan vlees.

Ist das eine Katze?

Is dat een kat?

Die Katze schläft auf dem Tisch.

De kat slaapt op tafel.

De kat slaapt op de tafel.

Sie liebt Katzen.

Ze houdt van katten.

Sitzt die Katze auf oder unter dem Stuhl?

Zit de kat op of onder de stoel?

Wir haben eine Katze und einen Hund.

We hebben een kat en een hond.

Ich habe keine Katze.

Ik heb geen kat.

Normalerweise hassen Katzen Hunde.

Gewoonlijk hebben katten een hekel aan honden.

Auf dem Stuhl saß eine Katze.

Er zat een kat op de stoel.

Das ist meine Katze.

Dat is mijn kat.

Das ist keine Katze. Das ist ein Hund.

Dat is geen kat. Dat is een hond.

Het is geen kat. Het is een hond.

Die Katze liegt auf der Matte.

De kat ligt op de mat.

Ihr habt drei Katzen.

Jullie hebben drie katten.

Katzen fangen Mäuse.

Katten vangen muizen.

Er spielte mit seiner Katze.

Hij speelde met zijn kat.

Die Katze schläft auf dem Stuhl.

De kat slaapt op de stoel.

Guck, da ist eine Katze in der Küche.

Kijk, er is een kat in de keuken.

Die Katze ist sehr niedlich.

De kat is heel lief.

De kat is heel schattig.

Eine Katze ist kein Mensch.

Een kat is geen mens.

Ich habe dreizehn Katzen.

Ik heb dertien katten.

Unter dem Tisch ist eine Katze.

Onder de tafel zit een kat.

Katzen hassen Staubsauger.

Katten haten stofzuigers.

Katten hebben een hekel aan stofzuigers.

Die Katze schläft auf dem Sofa.

De kat slaapt op de bank.

De kat is aan het slapen op de bank.

Magst du schwarze Katzen?

Houdt ge van zwarte katten?

Hou je van zwarte katten?

Er hat zwei Katzen.

Hij heeft twee katten.

Katzen sind wasserscheu.

Katten zijn bang voor water.

Eine Katze schläft auf einem Stuhl.

Een kat slaapt op een stoel.

Ich habe eine Katze und einen Hund.

Ik heb een kat en een hond.

Ich mag Katzen lieber als Hunde.

Ik heb liever katten dan honden.

Er hat zwei Katzen, eine weiße und eine schwarze.

Hij heeft twee katten: een zwarte en een witte.

Unsere Kinder lieben Hunde, aber ich bevorzuge Katzen.

Onze kinderen houden van honden, maar ik hou meer van katten.

Die Katze fing die Ratten.

De kat ving de ratten.

Katzen mögen es nicht, nass zu werden.

Katten zijn niet graag nat.

Der Hund rannte der Katze hinterher.

De hond zat achter de kat aan.

De hond rende achter de kat aan.

Meine Katze hat diese Maus getötet.

Mijn kat heeft die muis gedood.

Mijn kat heeft deze muis gedood.

Es macht nichts, ob die Katze schwarz oder weiß ist, solange sie Mäuse fängt.

Het maakt niet uit of de kat zwart is of wit, als ze maar muizen vangt.

Klabaster und Gizmo sind Katzen.

Klabaster en Gizmo zijn katten.

Es ist eine Katze in der Küche.

Er is een kat in de keuken.

Er zit een kat in de keuken.

Die Katze schlief auf dem Tisch.

De kat sliep op de tafel.

Ich mag Hunde und meine Schwester mag Katzen.

Ik hou van honden en mijn zus houdt van katten.

Tom hat eine schwarze Katze.

Tom heeft een zwarte kat.

Wir haben einen Hund und eine Katze.

We hebben een hond en een kat.

Sie sahen eine Katze den Baum hinaufklettern.

Ze zagen een kat in de boom klimmen.

Moderne Katzen essen keine Ratten.

Moderne katten eten geen ratten.

Die Kuh macht "muh", der Hahn macht "kikeriki, das Schwein macht "oink, oink", die Ente macht "quak" und die Katze macht "miau".

De koe zegt "boe", de haan zegt "kukelekuu", het varken zegt "knor", de eend zegt "kwak" en de kat zegt "miauw".

Die Katze ist weggelaufen.

De kat is weggelopen.

Sitzt da eine Katze auf dem Tisch?

Zit er een kat op tafel?

Katzen hassen Wasser.

Katten haten water.

Die Katze ist in ihrem Korb.

De kat ligt in haar mandje.

Sie hat Angst vor Katzen.

Ze is bang voor katten.

Wie viele Katzen gibt es in diesem Haus?

Hoeveel katten zijn er in dit huis?

Ich mag sowohl Katzen als auch Hunde.

Ik hou zowel van honden als van katten.

Da saß eine Katze auf dem Tisch.

Er zat een kat op de tafel.

Katzen tragen kein Halsband.

Katten dragen geen halsband.

Die Katze ist schwarz.

De kat is zwart.

Die Katze ist braun.

Die kat is bruin.

De kat is bruin.

Bei Nacht sind alle Katzen grau.

's Nachts zijn alle katten grijs.

In het donker zijn alle katten grijs.

Die Katze frisst.

De kat eet.

Sie hat eine weiße Katze.

Ze heeft een witte kat.

Wir haben eine weiße Katze.

We hebben een witte kat.

Ich liebe Katzen.

Ik hou van katten.

Meine Katze bellt.

Mijn kat blaft.

Die Katze jagte die Maus, aber konnte sie nicht fangen.

De kat joeg op de muis, maar kon ze niet vangen.

Eine Katze hat zwei Ohren.

Een kat heeft twee oren.

Meine Katze frisst nur Nassfutter.

Mijn kat eet alleen maar blikvoer.

Die Katze ist unter dem Tisch.

De kat zit onder de tafel.

De kat is onder de tafel.

Ich hätte gern eine Katze.

Ik zou graag een kat hebben.

Der Hund und die Katze schlafen zusammen in einem Körbchen.

De hond en de kat slapen samen in een mandje.

Diese dicke schwarze Katze schleicht hier öfters herum.

Deze dikke zwarte kat sluipt hier dikwijls rond.

Meg hat eine Katze als Haustier.

Meg heeft een kat als huisdier.

Ich habe Angst vor Katzen.

Ik ben bang voor katten.

Katzen sind schlau.

Katten zijn slim.

Katzen sind sehr reinliche Tiere.

Katten zijn heel propere beesten.

Sie hat zwei Katzen. Eine ist weiß, und die andere ist schwarz.

Ze heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.

Er hat eine weiße Katze.

Hij heeft een witte kat.

Die Katze schläft auf einem Stuhl.

De kat slaapt op een stoel.

Die Katze spielte mit einer lebenden Maus.

De kat was aan het spelen met een levende muis.

Synonyme

Pflau­me:
pruimenboom
Vul­va:
vulva

Niederländische Beispielsätze

  • Gooi geen steen naar een kat.

  • "Een kat?" vroeg de oude man.

  • "Een kat?" vroeg de bejaarde man.

  • Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

  • De koe loeit, de haan kraait, het varken knort, de eend kwaakt en de kat miauwt.

  • Zelfs een kat mag naar de koning kijken.

  • Tom heeft geen kat.

  • Een hond achtervolgt een kat, en de kat achtervolgt een muis.

  • Behandel de kat goed!

  • Georgia ziet een kat.

  • Laurie ziet een kat.

  • De ogen van een kat zijn zeer gevoelig voor licht.

  • Ik heb een kat.

  • Dat is Toms kat.

  • Arme kat.

  • Jouw kat is zwart.

  • Er wandelt een kat op het dak.

  • Ze heeft haar kat Tatoeba genoemd.

  • De kat begon zich vreemd te gedragen.

  • De kat at de muis.

Übergeordnete Begriffe

Ge­schlechts­or­gan:
geslachtsorgaan
Haus­tier:
huisdier
Per­son:
persoon
Raub­tier:
roofdier
Tier:
beest
dier
weib­lich:
vrouwelijk

Untergeordnete Begriffe

Falb­kat­ze:
Afrikaanse wilde kat
Ge­pard:
cheeta
cheetah
gepard
jachtluipaard
Ja­gu­ar:
jaguar
Le­o­pard:
luipaard
pardel
Lö­we:
leeuw
Leo
Ne­bel­par­der:
nevelpanter
Oze­lot:
ocelot
pardelkat
Pu­ma:
poema
Schnee­le­o­pard:
sneeuwluipaard
Ti­ger:
tijger
Un­ze:
ons

Katze übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Katze. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Katze. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 382538, 1191, 136441, 236456, 331658, 341366, 341579, 344877, 351707, 356568, 356588, 359535, 360586, 362669, 363118, 367433, 372459, 406173, 411234, 412263, 413523, 415520, 418865, 423828, 426452, 430944, 444050, 444125, 452575, 454090, 468317, 468332, 471840, 475490, 479549, 494268, 503654, 523651, 535182, 545869, 547828, 547833, 551579, 555845, 577457, 593131, 594550, 604579, 614024, 617861, 618954, 638459, 676345, 679921, 683269, 683297, 700912, 701709, 729905, 733966, 738831, 754413, 786356, 786873, 803647, 808242, 824166, 866276, 880842, 882396, 901158, 908103, 913594, 930237, 967969, 969220, 971197, 978126, 985097, 999106, 1001563, 1037499, 1045524, 1056431, 1120032, 1139125, 1187823, 1246969, 1284775, 1305545, 1309781, 1416555, 1443043, 1471036, 1479657, 1497167, 1500467, 1527427, 1579320, 1590474, 674159, 382074, 382073, 381281, 1479769, 1840936, 2412593, 2820205, 3255368, 3316994, 3316995, 3379507, 3396767, 3560101, 3600271, 3607708, 3800556, 4278291, 4298179 & 4359838. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR