Was heißt »Frage« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Frage« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- vraag
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Ich muss dir eine dumme Frage stellen.
Ik moet je een domme vraag stellen.
Musst du wirklich die Frage stellen, um die Antwort zu erfahren?
Moet je echt de vraag stellen om het antwoord te weten te komen?
Gute Frage.
Goeie vraag.
Beantworte die Frage.
Beantwoord de vraag.
Ich habe eine Frage.
Ik heb een vraag.
Kann ich ein paar Fragen stellen?
Mag ik enkele vragen stellen?
Mag ik een paar vragen stellen?
Er stellte mir eine Frage.
Hij stelde me een vraag.
Bob kann alle Fragen beantworten.
Bob kan alle vragen beantwoorden.
Darf ich Ihnen eine Frage stellen?
Mag ik u een vraag stellen?
Haben Sie Fragen?
Hebt u vragen?
Ich habe dem Arzt ein paar Fragen gestellt.
Ik heb enkele vragen gesteld aan de dokter.
Ich fand die Frage sehr einfach.
Ik vond de vraag erg eenvoudig.
Weich meiner Frage nicht aus.
Ontwijk mijn vraag niet.
Er hat mir ein paar Fragen zum Mathetest gestellt.
Hij stelde enige vragen over het wiskundeproefwerk.
Er hat ihr Fragen gestellt.
Hij heeft haar vragen gesteld.
Es kommt nicht in Frage, bei diesem Regen rauszugehen.
Geen sprake van om met deze regen weg te gaan.
Sein oder Nichtsein, das ist hier die Frage.
Te zijn of niet te zijn, dat is de kwestie.
Zijn of niet zijn, dat is de vraag.
Bitte beantworte die Frage.
Antwoord op de vraag alstublieft.
Beantworte die folgenden Fragen auf Englisch.
Geef in het Engels antwoord op de volgende vragen.
Hätten Sie mir diese Frage gestellt, wenn ich ein Mann wäre?
Zoudt ge mij deze vraag gesteld hebben als ik een man was?
Haben Sie weitere Fragen?
Heeft u nog vragen?
Diese Frage ist nicht einfach.
Deze vraag is niet makkelijk.
Wir stellen hier eine Liste der häufigsten Fragen, die Esperanto betreffen, zur Verfügung.
We presenteren hier een lijst met vaak gestelde vragen over Esperanto.
In Bezug auf diese Frage gibt es drei Probleme.
Met betrekking tot deze vraag zijn er drie problemen.
Ich würde gern zwei Fragen stellen.
Ik zou twee vragen willen stellen.
Ik zou graag twee vragen willen stellen.
Beantworte meine Fragen.
Beantwoord mijn vragen.
Er kann ihre Fragen nicht beantworten.
Hij kan niet antwoorden op hun vragen.
Hij kan haar vragen niet beantwoorden.
Hij kan hun vragen niet beantwoorden.
Kein Student konnte die Frage beantworten.
Geen enkele student kon de vraag beantwoorden.
Ich habe da eine dumme Frage.
Ik heb een domme vraag.
Die Frage ist die.
De vraag is dit.
Alles, was man sich vorstellen kann, ist real. Aber die einzig wahre Frage ist: Was ist wirklich real?
Alles wat we ons kunnen voorstellen is echt, maar wat echt echt is, is de echte vraag.
Man konnte seine Fragen nicht verstehen.
Men kon zijn vragen niet begrijpen.
Es war unmöglich, seine Fragen zu verstehen.
Het was onmogelijk zijn vragen te begrijpen.
Das ist eine gute Frage.
Het is een goede vraag.
Die Frage ist, ob er den Brief lesen wird oder nicht.
De vraag is of hij de brief zal lezen of niet.
Der Mann zeigte auf, um eine Frage zu stellen.
De man stak zijn hand op om een vraag te stellen.
Es gibt noch eine andere Frage, die wir erörtern müssen.
Er is nog een andere kwestie die we moeten bespreken.
Fragen kostet nichts.
Het kost niets om vragen te stellen.
Ich kann Ihre Frage nicht beantworten.
Ik kan uw vraag niet beantwoorden.
Sie konnte immer auf alle Fragen antworten.
Ze kon altijd op alle vragen antwoorden.
Antworte auf die Frage.
Antwoord op de vraag.
Frau Ionescu, ich würde Ihnen gern eine Frage stellen.
Mevrouw Ionescu, ik zou u iets willen vragen.
Es gab keine Antwort auf meine Frage.
Er was geen antwoord op mijn vraag.
Darf ich Ihnen ein paar Fragen stellen?
Mag ik u een aantal vragen stellen?
Er konnte auf diese Frage nicht antworten.
Hij kon deze vraag niet beantwoorden.
Er stellt oft dumme Fragen.
Hij stelt vaak domme vragen.
Entschuldigung, ich habe eine Frage.
Neem me niet kwalijk, ik heb een vraag.
Es gibt keine Antwort auf Ihre Frage.
Er is geen antwoord op uw vraag.
Es gibt keine Antwort auf eure Frage.
Er is geen antwoord op jullie vraag.
Das ist keine einfache Frage.
Dit is geen gemakkelijke vraag.
Dat is geen makkelijke vraag.
Ich verstehe deine Frage nicht.
Ik begrijp je vraag niet.
Ich verstehe eure Frage nicht.
Ik begrijp jullie vraag niet.
Ich verstehe Ihre Frage nicht.
Ik begrijp uw vraag niet.
Ich würde gerne eine Frage stellen.
Ik wil graag een vraag stellen.
Ik zou iets willen vragen.
Diese Frage wird mir häufig gestellt.
Die vraag wordt me dikwijls gesteld.
Das ist eine seltsame Frage.
Dat is een rare vraag.
Die Frage ist und bleibt unbeantwortbar.
De vraag is en blijft onbeantwoordbaar.
Es bleibt eine Frage, über die noch diskutieren werden muss.
Er resteert een vraag waarover nog gediscussieerd moet worden.
Eine interessante Frage blieb unbeantwortet.
Een interessante vraag bleef onbeantwoord.
Das ist eine Frage des Geldes.
Het is een kwestie van geld.
Ich stelle dir dieselbe Frage.
Ik vraag je dezelfde vraag.
Ik stel je dezelfde vraag.
Du musst die Fragen nicht beantworten.
Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.
Eine gute Frage.
Een goede vraag.
Kontaktieren Sie sie, wenn Sie Fragen haben.
Neem contact op met haar als u vragen hebt.
Stell deine Frage.
Stel je vraag.
Stellt eure Frage.
Stel jullie vraag.
Niemand antwortete auf die Frage.
Niemand antwoordde op de vraag.
Die Frage ist, wo man das Buch kaufen kann.
De vraag is waar men het boek kan kopen.
Ich weigere mich, eine so dumme Frage zu beantworten.
Ik weiger antwoord te geven op zo'n domme vraag.
Nur ich konnte die Frage richtig beantworten.
Alleen ik kon de vraag juist beantwoorden.
Alleen ik kon de vraag correct beantwoorden.
Was für eine Frage ist das? Erwartest du wirklich, dass ich darauf antworte?
Wat voor een vraag is dat? Verwacht je echt dat ik daar antwoord op geef?
Die Frage ist vielleicht zu schwierig für dich.
De vraag is misschien te ingewikkeld voor jou.
Sie brauchen diese Fragen nicht beantworten.
U moet die vragen niet beantwoorden.
Ich habe keine weiteren Fragen.
Ik heb geen verdere vragen.
Jeder Student kann diese Frage beantworten.
Elke student kan die vraag beantwoorden.
Tom verstand die Frage nicht.
Tom begreep de vraag niet.
Stelle ruhig Fragen!
Aarzel niet om vragen te stellen!
Stel gerust vragen!
Ich beantworte gerne derartige Fragen.
Ik antwoord graag op dergelijke vragen.
Sie stellte ihm einige Fragen.
Zij stelde hem een paar vragen.
Habt ihr noch weitere Fragen?
Hebben jullie verder nog vragen?
Ich habe nur eine Frage.
Ik heb maar één vraag.
Fragen ist frei.
Vragen staat vrij.
Vragen kost niets.
Ich kann die Frage echt nicht verstehen.
Ik versta die vraag echt niet.
Ich beantwortete die Frage.
Ik heb de vraag beantwoord.
Muss ich alle Fragen beantworten?
Moet ik alle vragen beantwoorden?
Irgendwelche Fragen?
Zijn er vragen?
Ich will dir einige Fragen stellen.
Ik wil je een paar vragen stellen.
Kommt nicht in Frage!
Geen sprake van!
Sie verstand die Frage nicht.
Ze begreep de vraag niet.
Wir haben die Frage nicht verstanden.
We hebben de vraag niet verstaan.
We hebben de vraag niet begrepen.
Ich werde versuchen, Ihre Frage zu beantworten.
Ik zal proberen uw vraag te beantwoorden.
Die Frage kann ich nicht beantworten.
Ik kan niet antwoorden op die vraag.
Op die vraag kan ik niet antwoorden.
Sein oder nicht sein, lautet nun die Frage.
Zijn of niet zijn is de vraag.
Das ist eine Frage des Geschmacks.
Dat is een kwestie van smaak.
Het is een kwestie van smaak.
Hast du noch Fragen?
Heb je nog vragen?
Ich möchte Ihnen eine grundsätzliche Frage stellen.
Ik wil u een fundamentele vraag stellen.
Tom stellte sich die gleiche Frage.
Tom vroeg zich hetzelfde af.
Stelle mir keine Frage, auf die es keine Antwort gibt!
Stel mij geen vraag waarop er geen antwoord is!
Ich wette, wir haben uns alle schon mehr als einmal eben diese Frage gestellt.
Ik durf erop wedden dat we ons allen die vraag al meermaals hebben gesteld.
Ich habe Fragen.
Ik heb vragen.
Synonyme
- Geschichte:
- geschiedenis
- Problem:
- probleem
Antonyme
- Antwort:
- antwoord
Niederländische Beispielsätze
Dat vraag ik me ook af.
Ik vraag me af, hoe morgen het weer zal zijn.
Ik vraag me af waarom karaoke zo geliefd is.
Ik ben vijftien. Waarom vraag je dat?
Ik vraag mij af, wie ik zou uitnodigen.
Ik vraag mij af wanneer Anna komt.
Waarom vraag je je leerkracht niet om raad?
Ik vraag me af welke taal men spreekt in Brazilië.
Zelfs een kind kan op die vraag antwoorden.
Ik vraag mij af waarom eieren per dozijn verkocht worden.
Ik vraag mij af wat er met Paul gebeurd is.
Ik vraag mij af hoelang dit zal duren.
Ik vraag mij af of ik zijn brief moet beantwoorden.
Ik vraag mij af van wie de schaar is.
Ik vraag mij af of er iets met hem gebeurd is.
Ik vraag mij af waarom tennis in minirokjes gespeeld wordt.
Ik vraag mij af waarom het hier vandaag zo vol is.
Ik vraag mij af waarom hij te laat is.
Ik vraag me af of de zeespiegel echt stijgt, wanneer het ijs op de Noordpool smelt.
Ik vraag me af wat het eerste land zal zijn dat Tatoeba zal censureren.
Untergeordnete Begriffe
- Anfrage:
- aanvraag
- Gretchenfrage:
- Gretchenvraag
- rhetorische Frage:
- retorische vraag
- Rückfrage:
- wedervraag