Was heißt »Feu­er« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Feu­er« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • vuur (sächlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Feuerwehrmänner haben das Feuer gelöscht.

De brandweerlieden hebben het vuur gedoofd.

Das Feuer ist in der Küche ausgebrochen.

De brand begon in de keuken.

Da er keine Möglichkeit hatte, Feuer zu machen, aß er den Fisch roh.

Gezien hij geen mogelijkheid had om vuur te maken, at hij de vis rauw.

Wo Rauch ist, ist auch Feuer.

Waar rook is, is vuur.

Meine Großnichte hat mit dem Feuer gespielt.

Mijn achternicht speelde met vuur.

Die Kohlen glühten im Feuer.

De kolen gloeiden in het vuur.

Geh nicht zu nah ans Feuer.

Kom niet te dicht bij het vuur.

Das Feuer ist ausgegangen.

Het vuur is uitgegaan.

Für jemanden die Kastanien aus dem Feuer holen.

Voor iemand de kastanjes uit het vuur halen.

Gebrannte Kinder scheuen das Feuer.

Een verbrand kind is bang voor het vuur.

Der Mensch ist das einzige Tier, das Feuer benutzt.

De mens is het enige dier dat gebruikmaakt van vuur.

Feuer! Los weg!

Brand! Maak dat je wegkomt!

Weil es kalt war, haben wir ein Feuer gemacht.

Omdat het koud was, hebben we een vuur gemaakt.

Das Feuer vernichtete zehn Häuser.

Het vuur heeft tien huizen vernietigd.

Das Feuer brennt.

Het vuur brandt.

Lösch das Feuer!

Doof het vuur!

Laut Zeitung gab es heute Nacht ein großes Feuer.

Volgens de krant was er gisteren een grote brand.

Das Feuer zerstörte das hohe Gebäude.

Het vuur verwoestte het hoge gebouw.

Bei Feuer den Aufzug nicht benutzen.

Gebruik niet de lift in geval van brand.

Hast du von dem gestrigen Feuer gehört?

Heb je over de brand van gisteren gehoord?

Ben hat gelernt, wie man ohne Streichhölzer Feuer macht.

Ben heeft geleerd hoe hij vuur kan maken zonder lucifers.

Für ihn würde ich die Hand ins Feuer legen.

Voor hem zou ik mijn hand in het vuur steken.

Wir brauchen Feuer.

We hebben vuur nodig.

Es ist immer gut, mehrere Eisen im Feuer zu haben.

Het is altijd goed, meerdere ijzers in het vuur te hebben.

Warum denkst du, dass Tiere Angst vor Feuer haben?

Waarom denk je dat dieren angst voor vuur hebben?

Feuer! Lauf!

Vuur! Maak dat je wegkomt!

Du holtest für andere die Kastanien aus dem Feuer.

Jij haalde voor anderen de kastanjes uit het vuur.

Es ist das erste Mal, dass ich mich an einem Feuer wärme.

Het is de eerste keer dat ik mezelf bij een vuur warmde.

Feuer ist sehr gefährlich.

Vuur is heel gevaarlijk.

Töte es durch Feuer!

Dood het met vuur!

Es ist gefährlich, nahe am Feuer zu spielen.

Het is gevaarlijk dicht bij het vuur te spelen.

Spiele nicht mit dem Feuer!

Speel niet met vuur!

Feuer!

Vuur!

Es ist gefährlich, mit dem Feuer zu spielen.

Het is gevaarlijk om met vuur te spelen.

Im Falle eines Feuers Scheibe einschlagen.

In geval van brand, breek het venster.

Lass das Feuer nicht ausgehen!

Laat het vuur niet uitgaan!

Es gibt keinen Rauch ohne ein Feuer.

Er is geen rook zonder vuur.

Alle haben ein Haus, das sie aufnimmt, ein Heim, in dem sie Zuflucht finden. Mein Haus ist die Wüste, mein Heim ist die magere Heide. Allein der Nordwind ist mein Feuer, der Regen allein mein Bad.

Allen hebben een huis waar ze terecht kunnen, een thuis waar ze toevlucht vinden. De woestijn is mijn huis, de magere heide is mijn thuis. De noordenwind alleen is mijn vuur, de regen alleen is mijn bad.

Du gießt Öl ins Feuer.

Je giet olie op het vuur.

Sie gießen Öl ins Feuer.

Ze gooien olie op het vuur.

Toms erster Wunsch an die gute Fee war eine Zigarette. Unmittelbar darauf bat er um Feuer.

Toms eerste wens aan de goede fee was een sigaret. Onmiddellijk daarop vroeg hij om een vuurtje.

Sie arbeiteten zusammen, um das Feuer zu löschen.

Ze werkten samen om het vuur te blussen.

Hast du das Feuer gesehen?

Heb je de brand gezien?

Synonyme

Be­schuss:
beschieting
Ei­fer:
ijver
Ener­gie:
energie
Glanz:
glans
glorie
Herz­blut:
hartebloed
Lei­den­schaft:
bevlogenheid
Schwung:
zwier
Verve:
bezieling
geestdrift
gloed
verve

Niederländische Beispielsätze

  • Niet opnieuw! Zie hoe die twee elkaar kussen. Ze staan echt in vuur en in vlam voor elkaar. Ik kan dit niet langer aanzien.

  • Ik tel tot drie, en dan vuur ik!

  • Je hebt me in vuur en vlam gezet.

Übergeordnete Begriffe

Ka­ta­s­t­ro­phe:
catastrofe
ramp
Si­g­nal:
sein
teken

Untergeordnete Begriffe

Leucht­turm:
vuurtoren

Feuer übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Feuer. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Feuer. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 360546, 361418, 362088, 365694, 367544, 369149, 399795, 404197, 443967, 455232, 455617, 604950, 657211, 675065, 718525, 732663, 778366, 782141, 787299, 874658, 923478, 1129805, 1165544, 1419675, 1507898, 1509550, 1707095, 1729407, 1731444, 1833363, 1869908, 1929243, 1958697, 2260040, 2300347, 2516037, 3426690, 3659631, 3697705, 4834369, 5800937, 7778293, 11404948, 700998, 1478259 & 7462763. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR