Was heißt »Blind­gän­ger« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Blind­gän­ger« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • pocher
  • eenling
  • impotent (impotente)
  • mislukkelinge (weiblich)
  • fout (weiblich)
  • wanprestatie (weiblich)
  • mislukking (weiblich)
  • grootsprekster (weiblich)
  • echtbrekster (weiblich)
  • blindganger (männlich)
  • doodloper (männlich)
  • mislukkeling (männlich)
  • flop (männlich)
  • misslag (männlich)
  • misser (männlich)
  • dienstweigeraar (männlich)
  • grootspreker (männlich)
  • einzelgänger (männlich)
  • vrijgezel (männlich)
  • man (männlich)
  • echtbreker (männlich)

Synonyme

Kahl­schlag:
kaalslag
Krücke:
kruk
Maul­held:
opschepper
Op­fer:
offer
Ver­lie­rer:
verliezer
Wurst:
worst

Sinnverwandte Wörter

Ama­teur:
niet-professioneel
An­ge­ber:
dik nek
opschepper
Au­gust:
augustus
oogstmaand
Aus­fall:
uitval
verlies
Bla­ma­ge:
blamage
Blind­darm:
blinde darm
Di­let­tant:
amateur
beginneling
beginner
dilettant
nieuweling
Durch­fall:
buikloop
diarree
Ein­spän­ner:
eenspan
enkelspan
emo­ti­o­nal:
emotioneel
Ent­täu­schung:
teleurstelling
Faux­pas:
blunder
Flö­te:
achtkaart
fluit
Grün­specht:
groene specht
Gur­ke:
augurk
komkommer
Ham­mer:
hamer
Held:
held
Ka­ta­s­t­ro­phe:
catastrofe
ramp
Ler­che:
leeuwerik
Miss­er­folg:
echec
falen
Nuss:
noot
Pan­ne:
panne
Pat­zer:
blunder
foutje
Pau­se:
pauze
Pflau­me:
pruimenboom
Plei­te:
bankroet
Rü­be:
knol
Säug­ling:
zuigeling
Schiff­bruch:
schipbreuk
Schlag:
hok
Schlot:
diatreem
schoorsteen
schouw
sloot
vulkanische pijp
Schne­cke:
bolus
griet
krul
mokkel
slak
slakkenhuis
slekke
wenteltrap
Schnee­mann:
sneeuwman
sneeuwpop
Schnit­zer:
blunder
Schrott:
schroot
Son­der­ling:
zonderling
spöt­tisch:
spottend
spottenderwijs
Strumpf:
kous
Trä­ne:
traan
Tul­pe:
tulp
We­cker:
wekker
Witz:
grap
Zwerg:
dwerg

Niederländische Beispielsätze

  • Soms gaat alles fout.

  • Nu ben ik een oude man.

  • De oude man noemde de houten pop Pinokkio.

  • Tom is mijn man.

  • Dit is de tweede vrouw van mijn eerste man.

  • Hij is de man van mijn zus. Hij is mijn zwager.

  • Tom is een typisch Canadese man.

  • Jullie hebben een fout gemaakt.

  • Je hebt een fout gemaakt.

  • U heeft een fout gemaakt.

  • Ze trouwde met een rijke oude man.

  • De man gedroeg zich vreemd.

  • Hij is een rijke maar saaie man.

  • Komt een man in een café ...

  • Er was eens een arme man en een rijke vrouw.

  • Wie was de man die op de heuvel werd gedood?

  • Die grijsharige man is de vader van Tom.

  • Deze oude man is grijs.

  • Tom ging tussen Maria en haar man zitten.

  • De oude man zat daar met gekruiste benen.

Übergeordnete Begriffe

Ar­bei­ter:
arbeider
werker
werkkracht
werkman
männ­lich:
mannelijk
Mensch:
mens
Per­son:
persoon
Sol­dat:
militair
soldaat

Blindgänger übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Blindgänger. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2022, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Blindgänger. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 7951331, 7980031, 7906461, 7902643, 7861561, 8079533, 7814536, 7814205, 7814204, 7814203, 7814173, 8120197, 8132666, 8157262, 7748224, 8204507, 7708969, 7708937, 7706520 & 7694969. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR