Was heißt »Arzt« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Arzt« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • arts (männlich)
  • dokter (männlich)
  • geneesheer (männlich)
  • medicus (männlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er ist kein Arzt.

Hij is geen dokter.

Ich bin Arzt.

Ik ben arts.

Ik ben geneesheer.

Wenn ich groß bin, möchte ich Arzt werden.

Wanneer ik groot ben, wil ik dokter worden.

Ich bin kein Arzt, sondern Lehrer.

Ik ben geen dokter, maar leraar.

Ik ben geen dokter, maar een leraar.

Der Arzt riet ihr, zu Hause zu bleiben.

De dokter raadde haar aan om thuis te blijven.

De arts adviseerde haar thuis te blijven.

Ich habe dem Arzt ein paar Fragen gestellt.

Ik heb enkele vragen gesteld aan de dokter.

Ich dachte, er wäre ein Arzt.

Ik dacht dat hij een arts was.

Geh zum Arzt, um dein Rezept zu bekommen!

Ga naar de dokter om je recept te halen!

Der Arzt nahm meinen Puls.

De dokter nam mijn pols.

Bist du Arzt?

Ben je arts?

Ich habe einen Termin beim Arzt.

Ik heb een afspraak met de dokter.

Der verstorbene Herr Schmidt war Arzt.

De overleden heer Schmidt was geneesheer.

Herr Tanaka ist Arzt, oder?

Mijnheer Tanaka is een dokter, nietwaar?

Ist ein Arzt an Bord?

Is er een arts aan boord?

Er ist Arzt.

Hij is een dokter.

Er hatte drei Söhne, die Ärzte wurden.

Hij had drie zonen die dokter werden.

Sie sind Ärzte.

Zij zijn artsen.

Ihr seid Ärzte.

Jullie zijn dokters.

Er entschied sich, Arzt zu werden.

Hij heeft besloten om dokter te worden.

Er sah aus wie ein Arzt.

Hij zag eruit als een dokter.

Die Ärzte hielten ihn für tot, aber heute ist er immer noch lebendig und gesund und hat Arbeit und eine Familie.

De dokters dachten dat hij dood was, maar vandaag is hij gezond en wel en hij heeft werk en een familie.

Ich brauche einen Arzt!

Ik heb een dokter nodig!

Der Arzt hat dem Patienten ein Medikament verschrieben.

De dokter heeft de patiënt medicijnen voorgeschreven.

De dokter schreef medicijnen voor voor de patiënt.

Sie ließen den Arzt kommen.

Ze lieten de dokter komen.

Er entschied sich Arzt zu werden.

Hij besloot om arts te worden.

Wir sind Ärzte.

Wij zijn dokters.

Sein Arzt riet ihm, mit dem Rauchen aufzuhören.

Zijn dokter raadde hem aan te stoppen met roken.

Ich brauche einen Arzt.

Ik heb een dokter nodig.

Jim mag den Arzt.

Jim houdt van de dokter.

Du bist Arzt.

Je bent een dokter.

Sie war bereits eine Woche lang krank, als man den Arzt rief.

Ze was al een week ziek toen de dokter werd gebeld.

Mein Arzt hat mir geraten, dieses Medikament abzusetzen.

Mijn dokter heeft me aangeraden om de inname van dit geneesmiddel te staken.

Ist der wohl ein richtiger Arzt? Der spricht so normal.

Is hij wel een echte dokter? Hij praat zo normaal.

Du musst sofort einen Arzt aufsuchen.

Je moet onmiddellijk een arts raadplegen.

Ein Arzt untersuchte Herrn Brown.

Een dokter onderzocht meneer Brown.

Ich will Arzt werden.

Ik wil dokter worden.

Ich bin kein Arzt.

Ik ben geen dokter.

Sie dachte, ich sei Arzt.

Ze dacht dat ik dokter was.

Sind Sie Arzt?

Zijt ge dokter?

Bent u een dokter?

Ich weiß nicht, ob er ein Arzt ist.

Ik weet niet of hij dokter is.

Ich werde Arzt.

Ik word dokter.

Der Arzt hat mir eine Spritze gegeben.

De dokter heeft mij een inspuiting gegeven.

Er will nicht zum Arzt gehen, obwohl er Schmerzen hat.

Hij wil niet naar de dokter hoewel hij pijn heeft.

Sie will nicht zum Arzt gehen, obwohl sie Schmerzen hat.

Ze wil niet naar de dokter hoewel ze pijn heeft.

Was hat der Arzt gesagt?

Wat heeft de dokter gezegd?

Ich gehe heute Nachmittag zum Arzt.

Ik ga vanmiddag naar de dokter.

Der Arzt stellte seinen Tod fest.

De arts verklaarde hem dood.

Sie dachte, dass ich der Arzt wäre.

Ze dacht dat ik de dokter was.

Nur weil mein Vater Arzt ist, brauche ich nicht auch einer zu werden.

Omdat mijn vader dokter is, moet ik het nog niet worden.

Der junge Mann ist Arzt.

De jongeman is een dokter.

Kennst du einen guten Arzt?

Ken je een goede dokter?

Mein Vater ist kein Lehrer, sondern Arzt.

Mijn vader is geen leraar, maar een arts.

Sie betrachteten ihn als den besten Arzt in der Stadt.

Ze beschouwden hem als de beste dokter in de stad.

Er ist nicht nur Arzt, sondern auch ein überaus berühmter Romanschriftsteller.

Hij is niet alleen arts, maar ook een heel beroemde romanschrijver.

Mein Traum ist es, Arzt zu werden.

Ik droom ervan dokter te worden.

Ik droom ervan arts te worden.

Am Montag muss ich leider zum Arzt.

Helaas moet ik maandag naar de dokter.

Befrage deinen Arzt.

Raadpleeg je arts.

Der Patient zeigte dem Arzt seine Zunge.

De patiënt toonde zijn tong aan de dokter.

Stell dir vor: Er ist Arzt und raucht trotzdem.

Stel je even voor: hij is arts en toch rookt hij.

Ärzte sollten bei allen neuen Entwicklungen in der Medizin auf dem Laufenden bleiben.

Artsen moeten op de hoogte blijven van alle nieuwe ontwikkelingen in de geneeskunde.

Ist er Arzt?

Is hij geneesheer?

Die Ärzte weigerten sich, eine zweite Operation durchzuführen.

Dokters weigerden om een tweede operatie uit te voeren.

Tom ist Arzt.

Tom is een dokter.

Sah er wie ein Arzt aus?

Leek hij op een dokter?

Ist Ihr Vater Arzt?

Is je vader dokter?

Is jullie vader een dokter?

Tom versuchte sich an den Namen des Arztes zu erinnern, aber es gelang ihm nicht.

Tom probeerde zich aan de naam van de dokter te herinneren maar het lukte hem niet.

Ihr Arzt will sie zu einem Spezialisten schicken.

Haar dokter wil haar naar een specialist verwijzen.

Der Arzt riet Tom, wenigstens drei alkoholfreie Tage pro Woche einzuhalten.

De dokter raadde Tom aan om ten minste drie alcoholvrije dagen per week te voorzien.

Tom ist kein Arzt.

Tom is geen dokter.

Der Arzt hat Ihnen Medizin verschrieben.

De dokter heeft u medicatie voorgeschreven.

Tom tat so, als wäre er Arzt.

Tom deed alsof hij een dokter was.

Tom deed zich als een dokter voor.

Der Arzt arbeitet im Krankenhaus.

De arts werkt in een ziekenhuis.

Ist ein Arzt im Flugzeug?

Is er een arts in het vliegtuig?

Ist ein Arzt da, der Japanisch kann?

Is er een arts die Japans spreekt?

Tom will Arzt werden.

Tom wil dokter worden.

Wie lange sind Sie hier schon Arzt?

Hoelang bent u hier al arts?

Sie ließen sofort einen Arzt kommen.

Ze stuurden er meteen een arts heen.

Tom wollte nicht zum Arzt gehen.

Tom wilde niet naar de dokter gaan.

Mein Arzt sagte mir, ich müsse mehr Wasser trinken.

Mijn dokter zei me dat ik meer water moet drinken.

Ich war ein Arzt.

Ik was arts.

Ik was geneesheer.

Ik was een dokter.

Er ist Arzt, oder?

Hij is dokter, toch?

An deiner Stelle würde ich einen Arzt anrufen.

Als ik jou was, zou ik een arts bellen.

Der Arzt behandelt, die Natur heilt.

De dokter behandelt, de natuur geneest.

Tom wollte Arzt werden.

Thomas wilde dokter worden.

Geh auf der Stelle zum Arzt!

Ga onmiddellijk naar de dokter!

Der Arzt riet ihm ihm, mit dem Rauchen aufzuhören.

De arts raadde hem aan met roken te stoppen.

Sie ist beim Arzt.

Ze is bij de dokter.

Tom wollte weder Rechtsanwalt noch Arzt werden.

Tom wou noch arts noch advocaat worden.

Ich würde einen Arzt anrufen.

Ik zou een arts moeten bellen.

Der beste Arzt ist derjenige, der die Wertlosigkeit der meisten Medikamente kennt.

De beste arts is diegene die de waardeloosheid van de meeste geneesmiddelen kent.

Wer hat Ihnen diesen Arzt empfohlen?

Wie heeft u deze dokter aanbevolen?

Ärzte retten Leben.

Artsen redden levens.

Der Arzt benutzte einen Zungenspatel, um den Hals des Patienten zu untersuchen.

De arts gebruikte een tongspatel om de keel van de patiënt te onderzoeken.

Tom sah aus wie ein Arzt.

Tom zag eruit als een dokter.

Wie kann ich mit einem Japanisch sprechenden Arzt Kontakt aufnehmen?

Hoe kan ik contact opnemen met een Japans sprekende dokter?

Ich war schon bei zehn Ärzten, und keiner konnte mir helfen.

Ik was al bij tien artsen en niemand kon me helpen.

Mein Vater war Arzt.

Mijn vader was arts.

Die Ärzte glaubten, dass die frische Bergluft die beste Behandlung gegen Erkrankungen der Lunge bieten würde.

De artsen geloofden dat de frisse berglucht de beste behandeling tegen longziektes zou bieden.

Ich gehe zum Arzt.

Ik ga naar de dokter.

Ich bin Arzt, Jim. Kein Anwalt.

Ik ben arts, Jim. Geen advokaat.

Weibliche Wortform

Ärz­tin:
arts
doktores

Synonyme

Dok­tor:
doctor
Dok­to­rin:
dokteres

Antonyme

Pa­ti­ent:
patiënt

Niederländische Beispielsätze

  • Ik kwam te weten dat de vrouw die ik als verpleegster gezien had, eigenlijk dokter was.

  • Is zij een dokter?

  • Ben ik ziek dokter?

  • Ze vertelde me dat haar moeder dokter was geweest.

  • De dokter zei tegen meneer Smith dat hij roken moest opgeven als hij lang wilde leven.

  • Ik wil arts, verpleegkundige of lerares worden.

  • De dokter heeft een uitstrijkje van het slijmvlies genomen.

  • Wat denkt u, dokter?

  • De dokter zette haar op een streng dieet.

  • Zijt ge naar de dokter geweest?

  • Ik zou graag een afspraak maken bij de dokter.

  • Ze is dokter.

  • De dokter onderzocht de patiënten.

  • De dokter zei mij dat ik zou moeten stoppen met roken.

  • Wat denkt ge, dokter?

  • Jim is geen advokaat, maar dokter.

  • Dank u wel, dokter.

  • Mijn vrouw is arts.

  • Is zij geen arts?

  • Mijn jongste zus is lerares, mijn oudste dokter.

Untergeordnete Begriffe

Chi­r­urg:
chirurg
Feld­scher:
heelmeester
Haus­arzt:
huisarts
Kar­dio­lo­ge:
cardioloog
Kin­der­arzt:
kinderarts
Leib­arzt:
lijfarts
Or­tho­pä­de:
orthopedist
Pä­di­a­ter:
kinderarts
Schiffs­arzt:
scheepsarts
Tier­arzt:
dierenarts
Zahn­arzt:
tandarts

Arzt übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Arzt. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Arzt. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 357763, 360804, 363319, 365538, 366374, 368266, 370296, 397503, 397968, 444858, 477555, 532297, 534576, 554572, 561080, 569219, 591309, 596138, 623692, 630181, 636758, 642201, 642203, 699697, 712066, 742187, 744289, 782051, 818979, 823356, 824443, 843924, 920548, 929092, 981899, 1070206, 1195798, 1288874, 1341262, 1372199, 1391324, 1394670, 1415859, 1415873, 1425853, 1474674, 1521419, 1542195, 1590938, 1642293, 1678326, 1695369, 1715907, 1790773, 1821773, 1919510, 1974866, 1994086, 2110164, 2262558, 2270971, 2323898, 2363627, 2505983, 2579964, 2769392, 3293801, 3497294, 3543770, 3655666, 3699741, 3755301, 3793256, 3948861, 4087629, 4164025, 4262236, 4281692, 4415014, 4925751, 4931994, 5106817, 5275300, 5285710, 5689204, 5855853, 5912597, 5943543, 6079908, 6127199, 6780258, 7354561, 7544941, 7636054, 7954218, 8063649, 8097160, 8229766, 8240963, 10501954, 1984772, 7898376, 8157264, 8298490, 8406686, 8418685, 8427868, 1124378, 1119038, 981763, 847575, 836054, 781843, 769147, 741238, 700140, 554363, 450301, 419049 & 405990. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR