Was heißt »ru­hig« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Egal was passiert, bleiben Sie ruhig.

Wat er ook gebeurt, blijf rustig.

Alles ist ruhig.

Het is overal stil.

Einkaufsstraßen sind werktags sehr ruhig.

Winkelstraten zijn zeer rustig op werkdagen.

Nach dem Sturm wurde das Meer wieder ruhig.

Na de storm werd de zee terug kalm.

Ich war ruhig, bis ich die Spritze sah.

Ik was kalm totdat ik de spuit zag.

Ik was rustig totdat ik de injectienaald zag.

Bleib ruhig.

Blijf rustig.

Houd je rustig.

Hou je rustig.

Blijf kalm.

Blijf stil.

Sei ruhig und hör mir zu.

Wees stil en luister naar mij.

Sei ruhig während der Stunde.

Wees rustig tijdens de les.

So lange du ruhig bist, kannst du hierbleiben.

Je mag hier blijven zolang je rustig bent.

Wir müssen ruhig bleiben.

We moeten rustig blijven.

Ich bin ruhig.

Ik ben rustig.

Verhalte dich bitte ruhig!

Houd je alsjeblieft rustig.

Stelle ruhig Fragen!

Aarzel niet om vragen te stellen!

Stel gerust vragen!

Könntest du bitte ruhig sein?

Zou je stil kunnen zijn?

Tom blieb ruhig.

Tom bleef kalm.

Sie sind ruhig.

Ze zijn stil.

Zij zijn stil.

Wenn du Hilfe brauchst, dann ruf mich ruhig an!

Als je hulp nodig hebt, wees dan zo vrij me op te bellen.

Du musst nur hier sitzen und dich ruhig verhalten.

Je hoeft alleen maar hier te zitten en je rustig te houden.

Nach dem Sturm war die See ruhig.

Na de storm was de zee kalm.

Frag ruhig Tom.

Vraag maar aan Tom.

Seid ruhig!

Wees stil!

Bleib hier und verhalte dich ruhig.

Blijf hier en blijf kalm.

Wir haben versucht, ruhig zu bleiben.

We hebben geprobeerd rustig te blijven.

Tom ist ruhig.

Tom is rustig.

Generationen haben hier ruhig und in Frieden gelebt.

Generaties hebben hier in alle rust en vrede geleefd.

Wir sind ruhig.

Wij zijn rustig.

Sie verhalten sich viel zu ruhig.

Ze zijn veel te kalm.

Du hast versucht, ruhig zu bleiben.

Je probeerde kalm te blijven.

Du kannst mich ruhig duzen.

Je kunt me gerust tutoyeren.

Je mag me gerust met ''je'' aanspreken, hoor.

Synonyme

all­mäh­lich:

geleidelijk

langzamerhand

be­we­gungs­los:

onbeweeglijk

roerloos

ein­fach:

eenvoudig

ge­fasst:

beheerst

kalm

lang­sam:

langzaam

sloom

traag

lei­se:

fijn

flauw

gering

stil

stilletjes

zacht

zachtjes

zwak

zwakjes

lo­cker:

doorlaatbaar

nüch­tern:

nuchter

sto­isch:

stoïcijns

ver­nünf­tig:

verstandig

Niederländische Beispielsätze

• Ik droom van een rustig leven op het platteland.

• Waarom praat je zo rustig?

• Blijf rustig!

• Doe alsjeblieft rustig aan.

• Doe rustig aan, alsjeblieft.