Was heißt »lei­den« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

In letzter Zeit leide ich unter Schlafmangel.

De laatste tijd lijd ik aan gebrek aan slaap.

Ein echter deutscher Mann mag keinen Franzosen leiden, doch ihre Weine trinkt er gern.

Een echte Duitse man kan geen Fransman verdragen, maar toch drinkt hij graag zijn wijnen.

Ich leide immer noch am Jetlag.

Ik heb nog steeds last van jetlag.

Meine Frau leidet an einer Lungenentzündung.

Mijn vrouw lijdt aan een longontsteking.

Ich hasse es, Tiere leiden zu sehen.

Ik haat het, dieren te zien lijden.

Mein armes Herz leidet.

Mijn arme hart lijdt.

Wer schön sein will, muss leiden.

Wie mooi wil wezen, moet pijn lijden.

Rund eine Milliarde Menschen leidet an Hunger und Elend.

Ongeveer een miljard mensen lijdt aan honger en ellende.

Ich kann nicht dulden, Tiere leiden zu sehen.

Ik kan er niet tegen dieren te zien lijden.

Griechenland leidet unter einer wirtschaftlichen und gesellschaftlichen Krise.

Griekenland lijdt onder een economische en maatschappelijke crisis.

Leben heißt leiden.

Leven is lijden.

Ich litt.

Ik leed.

Tom wird leiden.

Tom zal lijden.

Fünf Jahre lang hatte er unter einer Depression gelitten, und keinerlei Therapie oder Medikament konnte ihm helfen.

Vijf jaar lang heeft hij geleden onder depressie, en geen therapie of medicijnen konden hem helpen.

Weil er schon drei Jahre an Krebs litt, konnte seine Frau seinen Tod kommen sehen.

Omdat hij al drie jaar aan kanker leed kon zijn vrouw zijn dood zien aankomen.

Tom litt unter ständigen Schmerzen.

Tom had constant pijn.

„Ich traue mich nicht, Maria anzusprechen. Was, wenn sich herausstellt, dass sie mich nicht leiden mag?“ – „Dann hast du wenigstens Gewissheit.“

"Ik durf Maria niet aan te spreken. Wat als blijkt dat ze me niet leuk vindt?" - "Dan weet je het tenminste."

Millionen Menschen in diesem Land leiden an Informationsüberfütterung.

Miljoenen mensen in dit land lijden aan informatie-obesitas.

„Gibt es jemanden, den du gerne leiden magst, Tom?“ – „Es gibt schon jemanden, aber es beruht leider nicht auf Gegenseitigkeit.“

"Is er iemand die je leuk vindt, Tom?" "Ja hoor. Al is het wel onbeantwoord."

Der bekannte Kinderbuchautor Eduard Uspenski, der Schöpfer der Zeichentrickfigur Tscheburaschka, sagte in einem Interview mit dem Fernsehsender „Der Regen“, dass 90 Prozent der Staatsbürger Russlands an Schwachsinn leiden.

De bekende auteur van kinderboeken Eduard Uspensky, schepper van de stripfiguur Tsjeboersajka, zei in een interview met het tv-kanaal „De regen”, dat 90 percent van alle inwoners van Rusland aan waanzin lijden.

Unter der Massenproduktion leidet oft die Qualität.

De kwaliteit heeft vaak onder de massaproductie te lijden.

Ich kann deinen Vater nicht leiden.

Ik kan je vader niet uitstaan.

Er kann Spinnen nicht leiden.

Hij verafschuwt spinnen.

Ich leide unter Lampenfieber.

Ik lijd aan plankenkoorts.

Er litt höllische Qualen.

Hij leed helse pijnen.

Er litt fürchterliche Qualen.

Hij leed duivelse pijnen.

Tom leidet.

Tom lijdt.

Er leidet an Nierenversagen.

Hij lijdt aan nierfalen.

Wenn du an Erschöpfung leidest, dann hast du totale Ruhe nötig.

Als je aan uitputting lijdt dan heb je totale rust nodig.

Tom leidet unter Nachtängsten.

Tom lijdt aan nachtmerries.

Er litt an Kopfschmerzen.

Hij had last van hoofdpijn.

Mehr Frauen als Männer leiden an Autoimmunerkrankungen.

Meer vrouwen dan mannen lijden aan auto-immuunziekten.

Tom leidet unter Gedächtnisverlust.

Tom lijdt aan geheugenverlies.

Hatten Sie in den letzten zwei Wochen engeren Kontakt mit einer Person, die an grippeähnlichen Symptomen litt?

Hebt u in de afgelopen twee weken nauw contact gehad met iemand met griepachtige verschijnselen?

Menschen, die regelmäßig im Freien arbeiten, leiden nicht unter Schlaflosigkeit.

Mensen die regelmatig in de open lucht werken, lijden niet aan slapeloosheid.

Es geht das Gerücht um, dass Tom dich leiden mag.

Er gaat een gerucht rond dat Tom je leuk vindt.

Synonyme

ent­täuscht:

teleurgesteld

ha­ben:

hebben

krank:

ziek

mö­gen:

mogen

quä­len:

kwellen

trau­ern:

rouwen

Antonyme

ge­nie­ßen:

genieten

has­sen:

haten

Niederländische Beispielsätze

Untergeordnete Begriffe

er­lei­den:

ondergaan