Was heißt »Tür« auf Niederländisch?
Das Substantiv »Tür« (veraltet: Thür) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- deur
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Warte mal, jemand klopft an meiner Tür.
Wacht, er wordt aan mijn deur geklopt.
Wacht, iemand klopt aan mijn deur.
Er bat mich, die Tür zu öffnen.
Hij vroeg me de deur open te doen.
Öffne die Tür nicht.
Doe de deur niet open.
Lass die Tür nicht offen.
Laat de deur niet open.
Die Tür schließt automatisch.
De deur sluit automatisch.
Ich klopfte an die Tür, aber niemand machte auf.
Ik klopte aan de deur, maar niemand deed open.
Öffnen Sie bitte die Tür.
Doe de deur open alstublieft.
Mach mal die Tür zu, es zieht hier.
Doe de deur eens dicht, het tocht hier.
Könnte bitte jemand die Tür öffnen?
Kan iemand de deur opendoen alsjeblieft?
Es ist jemand an der Tür.
Er is iemand aan de deur.
Die Tür war von innen verschlossen.
De deur was van binnenaf gesloten.
Die Tür war von außen verschlossen.
De deur was van buitenaf gesloten.
Das erklärt, wieso die Tür offen war.
Dat verklaart hoe het komt dat de deur open was.
Dat verklaart waarom de deur open was.
Die Türen waren geschlossen.
De deuren waren gesloten.
Ein lautes Klopfen an der Tür weckte ihn auf.
Hij werd wakker door luid geklop op de deur.
Mach die Tür zu.
Doe de deur toe.
Er hat an die Tür geklopft.
Hij klopte op de deur.
Die Tür schließt nach dem Rausgehen automatisch.
De deur sluit automatisch na het buitengaan.
Habt ihr die Tür offen gelassen?
Heeft u de deur open gelaten?
Wir standen vor der Tür und warteten.
We stonden voor de deur en wachtten.
Geld öffnet alle Türen.
Geld maakt alle deuren open.
Jemand hat die Tür geöffnet.
Iemand heeft de deur opengedaan.
Er schloss die Tür.
Hij sloot de deur.
Ich habe die Tür offen gelassen.
Ik liet de deur open.
Komm herein, die Tür ist offen.
Kom binnen, de deur is open.
Kommen Sie herein, die Tür ist offen.
Komt u binnen, de deur is open.
Mein Vater bat mich, die Tür zu öffnen.
Mijn vader vroeg mij de deur open te doen.
"Möchten Sie einen Anzug kaufen?" fragt die Ladeninhaberin Dima, der die Gerüche der letzten Nacht mit sich brachte, als er durch die Tür ging.
"Wilt u een pak kopen?" vroeg de verkoopster aan Dima, die de geuren van de nacht ervoor met zich meebracht toen hij door de deur liep.
Die Tür geht nicht auf.
De deur gaat niet open.
Vor Luise öffnen sich alle Türen.
Voor Louise gaan alle deuren open.
Er ruckte am Schrank, um ihn vor die Tür zu schieben.
Hij verplaatste de kast om hem voor de deur te duwen.
Er versteckte sich hinter der Tür.
Hij verborg zich achter de deur.
Alle Türen des Hauses waren zu.
Alle deuren van het huis waren gesloten.
Alle deuren van het huis waren dicht.
Plötzlich fiel die Tür mit einem lauten Geräusch zu.
De deur viel plots dicht met veel lawaai.
Das Fahrrad neben der Tür ist meins.
De fiets bij de deur is van mij.
Mach die Tür auf.
Doe de deur open.
Er stand hinter der Tür.
Hij stond achter de deur.
Jemand klopft an der Tür.
Iemand klopt op de deur.
Ich kann die Tür nicht öffnen. Hast du den Schlüssel?
Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?
Ein zweiter Spiegel hängt neben der Tür.
Er hangt een tweede spiegel naast de deur.
Zwei verwirrte Spatzen flogen durch die Tür herein und durch das Fenster heraus.
Twee verwarde mussen vlogen binnen langs de deur en buiten langs het raam.
Diese Tür geht nicht auf.
Deze deur gaat niet open.
Die Tür ist zu.
De deur is toe.
Er stand an der Tür.
Hij stond aan de deur.
Die Tür ist abgeschlossen.
De deur is op slot.
Mach die Tür nicht zu.
Sluit de deur niet.
Doe de deur niet dicht.
Die Wände haben Ohren, die Türen haben Augen.
De muren hebben oren, de deuren hebben ogen.
Ich habe eine neue Klinke an die Tür gemacht.
Ik heb een nieuwe klink op de deur gezet.
Es war noch nicht acht Uhr morgens, als jemand an die Tür klopfte und meinen Namen rief.
Het was nog geen acht uur in de ochtend toen iemand aan de deur klopte en mijn naam riep.
Ein jeder kehre vor seiner Tür, und rein ist jedes Stadtquartier.
Als iedereen voor zijn eigen deur veegt, dan is heel de straat schoon.
Sie schlug die Tür zu.
Ze sloeg de deur dicht.
Ich muss diese Tür abschließen.
Ik moet deze deur op slot doen.
Die Tür ging auf.
De deur ging open.
Sie ging zur Tür, um ihre Freunde zu begrüßen.
Ze ging naar de deur om haar vriendinnen te begroeten.
Ich habe die Tür blau angestrichen.
Ik heb de poort blauw geverfd.
Ich kann die Tür nicht öffnen.
Ik krijg de deur niet open.
Öffne die Tür!
Open de deur.
Der Stuhl ist in der Nähe der Tür.
De stoel staat dicht bij de deur.
Ich habe meinen Sohn die Tür reparieren lassen.
Ik liet mijn zoon de deur repareren.
Seine Tür war ein wenig geöffnet, und ich konnte in sein Zimmer schauen.
Zijn deur stond een weinig open en ik kon in zijn kamer kijken.
Sie schimpfte ihn aus, weil er die Tür hat offen stehen lassen.
Ze gaf hem een standje omdat hij de deur had opengelaten.
Ich öffnete die Tür.
Ik deed de deur open.
Die Tür muss noch ein weiteres Mal gestrichen werden.
De deur moet nog een keer worden geverfd.
Es muss noch eine weitere Farbschicht auf die Tür aufgetragen werden.
Er moet nog een laagje verf op de deur worden gezet.
Ich hörte ein Klopfen an der Tür.
Ik hoorde iemand op de deur kloppen.
Die Tür ist jetzt offen.
De deur is nu open.
Ein goldener Schlüssel öffnet alle Türen.
Een gouden sleutel maakt alle deuren open.
Sie schließt die Tür.
Ze sluit de deur.
Er schloss die Tür und ging nach oben.
Hij sloot de deur en ging naar boven.
Ich habe die Tür nicht offengelassen.
Ik heb de deur niet opengelaten.
Tom löschte das Licht und schloss die Tür.
Tom deed het licht uit en de deur dicht.
An der Tür hängt ein Schild mit der Aufschrift „Betreten nur auf eigene Gefahr!“
Op de deur staat een bordje met de tekst "Toegang op eigen risico!"
Niemand klopft an meine Tür.
Niemand klopt aan mijn deur.
Sie öffnete die Tür.
Ze deed de deur open.
Zij opende de deur.
Ein Vorteil automatischer Türen ist sicher, dass Menschen ihre ansteckenden Krankheiten nicht durch das Anfassen von Türklinken weiter verbreiten können.
Een voordeel van automatische deuren is zeker dat mensen hun besmettelijke ziektes niet kunnen verder verspreiden door het aanraken van deurklinken.
Eine Tür muss entweder geschlossen oder offen sein.
Een deur moet of open zijn, of toe.
Er öffnete die Tür.
Hij opende de deur.
Wir mussten die Tür aufbrechen.
We moesten de deur openbreken.
Schließ die Tür ab, wenn du weggehst.
Sluit de deur wanneer je vertrekt.
Ich hätte gerne, dass du die Tür schließt, wenn du nach draußen gehst.
Ik zou graag hebben dat je de deur sluit wanneer je buiten gaat.
Ich hielt die Tür geschlossen.
Ik hield de deur op slot.
Machen Sie diese Tür auf.
Open deze deur.
Er schlug die Tür krachend zu.
Hij sloeg de deur dreunend dicht.
Sieh zu, dass diese Tür abgeschlossen bleibt.
Let erop dat die deur op slot blijft.
Er lief ganz schnell zur Tür.
Hij liep heel snel naar de deur.
Tom bemerkte, dass die Tür nicht verschlossen war.
Tom merkte dat de deur niet op slot was.
Der Winter steht vor der Tür.
De winter staat voor de deur.
Diese Tür ist von innen verriegelt.
Die deur is vanbinnen vergrendeld.
Er machte die Tür auf.
Hij deed de deur open.
Die Tür muss gestrichen werden.
Die deur moet worden geverfd.
Diese Tür ist abgeschlossen.
Deze deur is gesloten.
Deze deur is op slot.
Die Tür ist geschlossen.
De deur is gesloten.
Schließe die Tür ab, bevor du gehst.
Doe de deur op slot vooraleer je vertrekt.
Einen Moment bitte, jemand klopft an die Tür.
Een ogenblik alsjeblief. Er klopt iemand aan de deur.
Ich bat Tom, die Tür zuzumachen.
Ik vroeg Tom om de deur dicht te doen.
Du hättest alle Türen abschließen oder wenigstens zumachen sollen.
Je had alle deuren op slot of tenminste dicht moeten doen.
Du bist vor die Tür gesetzt worden.
Je bent buitengegooid.
Je bent aan de deur gezet.
Ich öffnete die Türen.
Ik deed de deuren open.
Ik heb de deuren opengedaan.
Ich habe die Tür aufgemacht.
Ik heb de deur opengedaan.
Ich machte die Tür hinter mir zu.
Ik deed de deur achter me dicht.
Sinnverwandte Wörter
Niederländische Beispielsätze
Als u op dit knopje drukt, gaat de deur open.
Vind je het goed als ik de deur opendoe?
Ik opende een deur.
Houd de deur in de gaten.
Ik heb vandaag nog geen voet buiten de deur gezet.
Ik deed de deur dicht, zodat ze ons niet konden horen.
Iemand heeft de deur opengelaten.
Mijn deur is altijd open.
Ik sta voor de deur.
Heeft u de deur gesloten?
Zou u alstublieft de deur dicht willen doen?
Hou de deur in de gaten.
We zullen de deur niet zonder sleutel kunnen openen.
Ik dacht dat ik vergeten was de deur op slot te doen.
Doe die deur dicht!
De deur ging vanzelf toe.
Hij zag een hond bij de deur.
Sluit de deur bij het weggaan.
Tom opende de deur en schrok toen er twee politieagenten voor stonden.
Sluit de deur achter je.
Übergeordnete Begriffe
Untergeordnete Begriffe
- Flügeltür:
- vleugeldeur
- Haustür:
- voordeur