Was heißt »Tor« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Tor« (veraltet: Thor) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Er kickte den Ball ins Tor.: Hij schopte de bal in het doel.
Das Tor war zu eng für den Lastwagen.: De poort was te smal voor de vrachtwagen.
Da steh’ ich nun, ich armer Tor, und bin so klug als wie zuvor.: Daar sta ik nu, ik arme dwaas en ben nog even wijs als vroeger.
Das Tor wurde offen gelassen.: De deur werd opengelaten.
Das Tor ist jetzt geöffnet.: De poort is nu open.
Tor!: Goal!; Doel!
Dieses Tor muss gestrichen werden.: Die poort moet worden geschilderd.
Das Auto fuhr durch ein Tor.: De auto reed door een poort.
Singen öffnet das Tor zur Seele.: Zingen opent de poort naar de ziel.
Wie viele Tore hat er bis jetzt geschossen?: Hoeveel doelpunten heeft hij tot nu toe gemaakt?
Die französische Mannschaft schoss genauso viele Tore wie die englische.: Het Franse team scoorde evenveel goals als het Engelse team.
Tom hat ein Tor geschossen!: Tom scoorde een doelpunt.
Gift in den Händen eines Weisen ist ein Heilmittel, ein Heilmittel in den Händen eines Toren ist ein Gift.: Gif in de handen van een wijze is een remedie, een remedie in de handen van een dwaas is gif.
Er sagt, es wäre kein Tor.: Hij zegt dat het geen doelpunt was.

Ik heb de poort blauw geverfd.
Messi had bijna een doelpunt gemaakt, maar de scheidsrechter floot voor buitenspel.