Was heißt »Ein­gang« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Wo ist der Eingang des Museums?

Waar is de ingang van het museum?

Kein Eingang!

Geen ingang!

Wo ist der Eingang?

Waar is de ingang?

Man muss seine Schuhe am Eingang ausziehen.

Bij de ingang moet het schoeisel uitgedaan worden.

Bij de ingang moeten de schoenen worden uitgetrokken.

Am Eingang eines japanischen Hauses werden Besucher meistens gebeten, ihre Schuhe auszuziehen.

Bij de ingang van een Japans huis worden bezoekers meestal verzocht hun schoenen uit te trekken.

Ich suche den Eingang.

Ik zoek de ingang.

Ik ben op zoek naar de ingang.

Das ist der einzige Eingang.

Dit is de enige ingang.

Gibt es noch einen anderen Eingang?

Is er nog een andere ingang?

Synonyme

Auf­nah­me:

begin

Ein­tritt:

intrede

Haus­tür:

voordeur

In­tro­i­tus:

introïtus

Tor:

doelpunt

poort

Niederländische Beispielsätze

• "Je zou beter binnenkomen", zei de man.

• Mag ik binnenkomen?

• De ontvangst is niet goed.

• Nu mag je binnenkomen.

• Je mag nu binnenkomen.

• Met haar klein inkomen kan ze de eindjes nauwelijks aan elkaar knopen.

• "Mag ik binnenkomen?" "Ja, kom maar."

• Weet iemand hoe aan een inkomen te geraken in crisistijd?

• Je mag niet binnenkomen.

• Hij heeft heel zijn inkomen opgezopen.

• De trein vanuit Genève zal het station binnenkomen.

• Kan ik binnenkomen?

• Dit gebeurde voor de ontvangst van je brief.

• Hoe was de ontvangst?

• Ik heb geen ontvangst.

• Gelieve de ontvangst te bevestigen!

• Mijn gsm heeft geen ontvangst.