Was heißt »Esel« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Esel« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Pferdestärken eines Autos helfen nichts, wenn ein Esel sie bedient.: De paardenkrachten van een auto helpen niet als 't een ezel is die hem stuurt.
Ein Esel ist grau.: Een ezel is grijs.
Wen nennst du einen Esel?: Wie noem jij een ezel?
Ein Esel stolpert nicht zweimal über denselben Stein.: Een ezel stoot zich geen twee maal aan dezelfde steen.
Von seiner Würde abweichen ist wie sein Pferd gegen einen Esel tauschen.: Zijn waardigheid laten waaien is als zijn paard inruilen voor een ezel.
In Notzeiten machen wir sogar einen Esel zum König.: In tijden van nood maken we zelfs een ezel de koning.
Du Esel!: Idioot!; Jij ezel!
Ich habe einen Esel.: Ik heb een ezel.
Man soll den Karren nicht vor den Esel spannen.: Je moet het paard niet achter de wagen spannen.