Was heißt »Plan« auf Niederländisch?

Das Substantiv Plan lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • plan (sächlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Leben ist das, was dir zustößt, während du gerade damit beschäftigt bist, andere Pläne zu machen.

Leven is wat je gebeurt terwijl je andere plannen maakt.

Er führte den Plan aus.

Hij voerde het plan uit.

Dieser Plan sollte durchgeführt werden.

Dit plan moet uitgevoerd worden.

Er fasste den Entschluss, seinen Plan geheim zu halten.

Hij besloot zijn plan geheim te houden.

Er protestierte gegen den neuen Plan.

Hij protesteerde tegen het nieuwe plan.

Ich weiß überhaupt nichts von diesem Plan.

Ik weet helemaal niets over dat plan.

Ik weet absoluut niets over dat plan.

Der neue Plan funktionierte gut.

Het nieuwe plan werkte goed.

Der Plan ist nicht ausgereift.

Het plan is nog niet rijp.

Mein Plan ist anders als deiner.

Mijn plan verschilt van het jouwe.

Der Plan wird funktionieren.

Het plan zal werken.

Hast du irgendwelche Einwände gegen diesen Plan?

Heb je enig bezwaar tegen dat plan?

Was halten Sie von diesem Plan?

Wat denkt u van dat plan?

Seinen Plan kannte ich nicht.

Ik kende zijn plan niet.

Er lehnte den Plan ab.

Hij was tegen het plan.

Was hältst du von diesem Plan?

Wat denk je van dat plan?

Was haltet ihr von diesem Plan?

Wat denken jullie van dat plan?

Wir müssen unseren Plan ändern.

We moeten ons plan veranderen.

Hast du einen Plan?

Heb je een plan?

Erzähle niemandem von unserem Plan.

Vertel niemand over ons plan.

Es wäre besser, den Plan nicht zu ändern.

Het zou beter zijn het plan niet te wijzigen.

Wir brauchen einen Plan.

We hebben een plan nodig.

Mehr als die Hälfte der Einwohner sind gegen den Plan.

Meer dan de helft van de bewoners is tegen het plan.

Sein Plan ist es, eine Brücke über diesen Fluss zu bauen.

Zijn plan is, een brug over die rivier te bouwen.

Der Plan ist in der Diskussion.

Het plan is in discussie.

Ich musste meinen Plan aufgeben.

Ik moest mijn plan opgeven.

Der Plan verlief im Sande.

Het plan is vastgelopen.

Stimmst du diesem Plan nicht zu?

Ga je niet akkoord met dat plan?

Ben je het niet eens met dit plan?

Wie behaglich ist es zu träumen, wenn wir unsere Pläne nicht verwirklichen müssen.

Hoe aangenaam is het te dromen, als we onze plannen niet moeten realiseren.

Alles lief nach Plan.

Alles is volgens plan verlopen.

Wirf den Plan in den Papierkorb!

Gooi het plan in de prullenbak.

Mir scheint, Ihr Plan ist gut.

Dat lijkt me een goed plan van u.

Brauchen wir einen Plan B?

Hebben we een plan B nodig?

Ich rechne damit, dass alles nach Plan laufen wird.

Ik verwacht dat alles volgens plan zal verlopen.

Hätten sie gewusst, was passieren würde, hätten sie ihre Pläne geändert.

Hadden ze geweten wat er ging gebeuren, dan hadden ze hun plannen veranderd.

Sein Plan ist gefährlich!

Zijn plan is gevaarlijk!

Tom sagt, dass er unseren Plan ernsthaft in Erwägung ziehe.

Tom zegt dat hij ons plan serieus in overweging neemt.

Er beschloss, den Plan weiter voranzutreiben.

Hij besloot het plan verder uit te voeren.

Alles läuft nach Plan.

Alles gaat volgens plan.

Erzähl mir von deinem Plan.

Vertel me over je plan.

Wir haben keinen Plan.

We hebben geen plan.

Das war ein wohlüberlegter Plan.

Dat was een weloverwogen plan.

Ich habe einen neuen Plan.

Ik heb een nieuw plan.

Ihr Plan ist gefährlich.

Haar plan is gevaarlijk.

Es ist mein Plan, ein Auto zu kaufen.

Ik ben van plan een auto te kopen.

Was denkst du von meinem Plan?

Wat vind je van mijn plan?

Er hat seinen Plan nicht ausführen können.

Hij heeft zijn plan niet kunnen uitvoeren.

Nichts wird meinen heimtückischen Plan aufhalten.

Niets zal mijn snood plan belemmeren.

Er hat Pläne.

Hij heeft plannen.

Ich habe keine spezifischen Pläne.

Ik heb geen specifieke plannen.

Hast du Pläne?

Heb jij plannen?

Halten Sie Ihre Pläne wirklich für realistisch?

Gelooft u echt dat uw plannen realistisch zijn?

Ich habe bereits einen Plan.

Ik heb al een plan.

Ich entwerfe gerade einen Plan.

Ik ben een plan aan het ontwerpen.

Dein Plan ist ein guter.

Je plan is goed.

Tom hat Pläne.

Tom heeft plannen.

Sie hat Pläne.

Ze heeft plannen.

Maria hat Pläne.

Maria heeft plannen.

Er sah sich gezwungen, den Plan fallen zu lassen.

Hij was genoodzaakt het plan op te geven.

Sie sah sich gezwungen, den Plan fallen zu lassen.

Zij was genoodzaakt het plan op te geven.

An der Schwelle zu einem neuen Jahr wendet man sich neuen Projekten und neuen Plänen zu.

Aan de drempel van een nieuw jaar wendt men zich tot nieuwe projecten, nieuwe plannen.

Deck das Holz mit einer Plane ab!

Bedek dat hout met een zeildoek.

Ich brauche einen Plan.

Ik heb een plan nodig.

Habt ihr schon Pläne für euren Urlaub?

Hebben jullie al vakantieplannen?

Und was ist Plan B?

En wat is plan B?

Ich habe den Plan etwas geändert.

Ik heb het plan een beetje aangepast.

Es war nicht wirklich ein Plan.

Het was niet echt een plan.

Ich will nicht vom Plan abweichen.

Ik wil niet afwijken van het plan.

Ich habe schon Pläne geschmiedet.

Ik heb al plannen gemaakt.

Synonyme

Ab­sicht:
opzet
Dreh­buch:
draaiboek
Ent­wurf:
ontwerp
Idee:
idee
In­ten­ti­on:
intentie
Kar­te:
kaart
Kon­zept:
concept
Mo­dell:
model
Pla­nung:
opzet
planning
Sche­ma:
patroon
schema
Skiz­ze:
schets
Vor­ge­hens­wei­se:
handelwijze
modus procedendi
werkwijze
Zweck:
doel

Niederländische Beispielsätze

  • Ze zei alleen dat die kerel van plan was haar te ontvoeren.

  • We zijn van plan om morgen te vertrekken.

  • Hoe laat ben je van plan weg te gaan?

  • Ik was van plan om in de Verenigde Staten medicijnen te studeren.

  • We zijn niet van plan om dat samen te doen.

  • Toms ouders keurden zijn plan niet goed.

  • Tom was van plan om alles te proberen.

  • Wat zijn jullie van plan?

  • Ben je van plan aan de vergadering deel te nemen?

  • Niemand heeft ons verteld dat Tom van plan was om te trouwen.

  • Ik was vandaag van plan naar het strand te gaan, maar het begon te regenen.

  • Wat zijn jullie daarmee van plan?

  • Wat ben je daarmee van plan?

  • Tom was niet van plan dat ooit te doen.

  • We zijn allemaal van plan dat te doen.

  • Ik was niet van plan om het iemand te vertellen.

  • Ik heb geen plan B.

  • Ben je van plan dat te gebruiken?

  • Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.

  • Zij is van plan het met haar vriend uit te maken.

Übergeordnete Begriffe

tech­nisch:
technisch

Untergeordnete Begriffe

Ab­fahrts­plan:
schema van vertrek
Lehr­plan:
leerplan
Stadt­plan:
stadsplan
stadsplattegrond

Plan übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Plan. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2024, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Thesaurus] OpenThesaurus-User: Plan. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2024, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Satzbeispiele] User-generated content: Satz Nr. 474, 362182, 369837, 383897, 441764, 444911, 451137, 480339, 540464, 551560, 589890, 702228, 711932, 818918, 823401, 823402, 871901, 904938, 910465, 1006531, 1039198, 1152543, 1286237, 1453383, 1524097, 1533336, 1537252, 1601117, 1768941, 1976394, 1994072, 2056062, 2325931, 2504594, 2728486, 2971966, 3440508, 3572614, 3975855, 4107986, 4108007, 4284153, 4284208, 4765826, 4853429, 5055229, 5267585, 5686038, 5845950, 6014366, 6166765, 6312327, 6832807, 6864323, 7139423, 7139428, 7139429, 8044049, 8044052, 8052396, 8079057, 8225117, 8634091, 8895241, 9202255, 11712820, 11767696, 12417724, 11105773, 11552946, 9206596, 8981492, 12059615, 12101074, 8289996, 8260206, 8128806, 7946433, 7463491, 7418695, 7418693, 6903041, 6889738, 6286194, 5859955, 4170762, 3504524 & 3295449. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR