Was heißt »Hil­fe« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Hil­fe« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • hulp

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich brauche seine Hilfe.

Ik heb zijn hulp nodig.

Mit ärztlicher Hilfe hat sie ihre Krankheit überwunden.

Met de hulp van dokters is ze genezen.

Ken rief um Hilfe.

Ken riep om hulp.

Ich erwarte deine Hilfe.

Ik wacht op je hulp.

Ik verwacht jouw hulp.

Danke für Ihre Hilfe.

Bedankt voor uw hulp.

Er hilft jedem, der ihn um Hilfe bittet.

Hij helpt gelijk wie die hem om hulp vraagt.

Sie braucht Hilfe.

Ze heeft hulp nodig.

Ohne ihre Hilfe könnte ich meinen Auftrag nicht beenden.

Zonder haar hulp kon ik mijn opdracht niet volbrengen.

Zonder haar hulp kon ik mijn taak niet afmaken.

Sein Stolz hielt ihn davon ab, um Hilfe zu bitten.

Zijn trots weerhield hem ervan om hulp te vragen.

Wir brauchen deine Hilfe.

We hebben jouw hulp nodig.

Wir brauchen eure Hilfe.

Wij hebben uw hulp nodig.

We hebben jullie hulp nodig.

Wir brauchen seine Hilfe.

Wij hebben zijn hulp nodig.

Hilfe!

Help!

Ich bin dir dankbar für deine Hilfe.

Ik ben je dankbaar voor je hulp.

Danke für deine Hilfe.

Bedankt voor je hulp.

Sie bat mich um Hilfe.

Ze vroeg mij om hulp.

Ich danke Ihnen im Voraus für Ihre Hilfe.

Alvast bedankt voor uw hulp.

Dein Bruder braucht Hilfe.

Jouw broer heeft hulp nodig.

Ohne seine Hilfe wäre sie ertrunken.

Zonder zijn hulp zou ze verdronken zijn.

Sie braucht unsere Hilfe.

Ze heeft onze hulp nodig.

Ich werde dir jede mögliche Hilfe geben.

Ik zal u helpen zoveel ik kan.

Wir brauchen ihre Hilfe.

We hebben haar hulp nodig.

Wij hebben hun hulp nodig.

Hilfe! Ich ertrinke!

Hulp! Ik verdrink!

Ich brauche Hilfe.

Ik heb hulp nodig.

Er rief laut um Hilfe.

Hij riep luid om hulp.

Auf seine Hilfe kann man nicht rechnen.

Op zijn hulp kan men niet rekenen.

Ich kann das auch ohne seine Hilfe.

Ik kan dat ook zonder zijn hulp doen.

Ik kan dat ook zonder zijn hulp aan.

Meinen Erfolg habe ich größtenteils Ihrer Hilfe zu verdanken.

Mijn succes heb ik grotendeels te danken aan uw hulp.

Ich habe deine Hilfe nötig.

Ik heb je hulp nodig.

Brauchst du Hilfe?

Heb je hulp nodig?

Tom zählte auf Marys Hilfe.

Tom rekende op Mary's hulp.

Ich brauche deine Hilfe nicht.

Ik heb jouw hulp niet nodig.

Du warst eine große Hilfe für deine Familie.

Je was een grote hulp voor je familie.

Ich zähle auf deine Hilfe.

Ik reken op jouw hulp.

Ich gab ihm drei Bücher im Austausch für seine Hilfe.

Ik gaf hem drie boeken in ruil voor z'n hulp.

Tom bat um Hilfe.

Tom vroeg om hulp.

Du brauchst Hilfe.

Je hebt hulp nodig.

Du bist hier, weil wir deine Hilfe brauchen.

Je bent hier, omdat we jouw hulp nodig hebben.

Hilf jedem, der Hilfe benötigt.

Help iedereen die het nodig heeft.

Ohne seine Hilfe wäre ich gescheitert.

Zonder zijn hulp, was ik mislukt.

Ohne euere Hilfe wäre ich ertrunken.

Zonder uw hulp was ik verdronken.

Wir brauchen Hilfe.

We hebben hulp nodig.

Danke für die Hilfe!

Bedankt voor de hulp.

Er war dankbar für Ihre Hilfe.

Hij was dankbaar voor uw hulp.

Tom hat niemanden, an den er sich um Hilfe wenden kann.

Tom heeft niemand tot wie hij zich kan wenden voor hulp.

Tom bringt ohne Marias Hilfe nichts zustande.

Tom krijgt zonder hulp van Maria niets voor elkaar.

Die Helfer brauchen Hilfe.

De hulpverleners hebben hulp nodig.

Wenn ihre Hilfe nicht gewesen wäre, hätten Sie es niemals geschafft.

Zonder haar hulp zou u het nooit gered hebben.

Als zij niet te hulp was geschoten, zou u het nooit gemaakt hebben.

Ich brauche ein wenig Hilfe.

Ik heb een beetje hulp nodig.

Ruf mich, wenn du Hilfe brauchst!

Roep me als je hulp nodig hebt.

Ich bin Ihnen für Ihre Hilfe sehr dankbar.

Ik ben zeer dankbaar voor jouw hulp.

Wenn du Hilfe brauchst, sag’s einfach!

Als je hulp nodig hebt, bel dan gewoon.

Wenn du Hilfe brauchst, dann ruf mich ruhig an!

Als je hulp nodig hebt, wees dan zo vrij me op te bellen.

Ich benötige Ihre Hilfe.

Ik heb uw hulp nodig.

Ein Kind schrie um Hilfe.

Een kind schreeuwde om hulp.

Das Kind schrie um Hilfe.

Het kind schreeuwde om hulp.

Ein Kind hat um Hilfe geschrien.

Een kind had om hulp geroepen.

Ich glaube, wir sollten Hilfe holen.

Ik denk dat we hulp moeten halen.

Ich glaube, Tom brauchte meine Hilfe.

Ik denk dat Tom mijn hulp nodig had.

Falls du meine Hilfe benötigst, dann brauchst du es mir nur zu sagen.

Als je mijn hulp nodig hebt, hoef je dat alleen maar te vragen.

Hilfe ist unterwegs.

Hulp komt eraan.

Die Hilfe kam zu spät.

De hulp kwam te laat.

Ich benötige Hilfe!

Ik heb hulp nodig!

Hol Hilfe!

Ga voor hulp.

Ich benötigte deine Hilfe nicht.

Jouw hulp was niet nodig.

Tom scheint derzeit keine große Hilfe nötig zu haben.

Het ziet er niet naar uit dat Tom nu veel hulp nodig heeft.

Kann ich auf Ihre Hilfe zählen?

Kan ik op uw hulp rekenen?

Warum bittest du Tom nicht um Hilfe?

Waarom vraag je Tom niet om hulp?

Ich glaube, du bist der Einzige, der Hilfe braucht.

Ik denk dat jij de enige bent die hulp nodig heeft.

Sie kam mir zu Hilfe.

Ze kwam me te hulp.

Ich werde Tom fragen, ob er irgendeine Hilfe braucht.

Ik ga Tom vragen of hij hulp nodig heeft.

Brauchen wir ihre Hilfe?

Hebben we haar hulp nodig?

Hebben we hun hulp nodig?

Ich brauche dringend deine Hilfe.

Ik heb jouw hulp hard nodig.

Tom wollte meine Hilfe nicht.

Tom wilde mijn hulp niet.

Ich hätte es ohne eure Hilfe nicht gekonnt.

Ik had het, zonder uw hulp, niet gekund.

Er braucht Hilfe.

Hij heeft hulp nodig.

Warum fragte Tom nicht um Hilfe?

Waarom vroeg Tom niet om hulp?

Ich bin mir sicher, dass wir das mit Toms Hilfe tun könnten.

Ik ben zeker dat we dat zouden kunnen doen als we Toms hulp hadden.

Hilfe! Polizei! Zu Hülf!

Help! Politie! Help!

Bist du sicher, dass du meine Hilfe nicht brauchst?

Ben je zeker dat je mijn hulp niet nodig hebt?

Ohne seine Hilfe hätte ich es nicht auf die Reihe bekommen.

Zonder zijn hulp had ik het niet voor elkaar gekregen.

Tom brauchte Hilfe.

Tom had hulp nodig.

Ich brauche eure Hilfe nicht.

Ik heb jullie hulp niet nodig.

Ich brauche Ihre Hilfe nicht.

Ik heb uw hulp niet nodig.

Tom braucht sofort ärztliche Hilfe!

Tom heeft onmiddellijke medische hulp nodig!

Hast du von Tom Hilfe erbeten?

Heb je Tom om hulp gevraagd?

Hast du Hilfe erbeten?

Heb je om hulp gevraagd?

Hat Tom von dir Hilfe erbeten?

Heeft Tom je om hulp gevraagd?

Hat Tom Hilfe erbeten?

Heeft Tom om hulp gevraagd?

Tom meint, er habe gehört, dass Maria Hilfe brauche.

Tom meent gehoord te hebben dat Marie hulp nodig heeft.

Brauchen Sie Hilfe?

Hebben jullie hulp nodig?

Heeft u hulp nodig?

Ich kann das nicht ohne deine Hilfe tun.

Ik kan dat niet doen zonder jouw hulp.

Tom war der allererste, der mir je Hilfe angeboten hat.

Tom was de allereerste die me zijn hulp heeft aangeboden.

Wir brauchten Hilfe.

We hadden hulp nodig.

Sie brauchen Hilfe.

Zij hebben hulp nodig.

Ich hatte Hilfe.

Ik had hulp.

Ich danke Ihnen für Ihre Hilfe.

Ik dank u voor uw hulp.

Maria braucht Hilfe.

Maria heeft hulp nodig.

Ich zähle auf eure Hilfe.

Ik reken op jullie hulp.

Ich zähle auf Ihre Hilfe.

Ik reken op uw hulp.

Synonyme

Be­treu­ung:
begeleiding
verzorging
Er­leich­te­rung:
opluchting
verademing
För­de­rung:
bescherming
subsidie
Hilfs­mit­tel:
hulpmiddel
Mit­hil­fe:
assistentie
medewerking
Un­ter­stüt­zung:
ondersteuning

Niederländische Beispielsätze

  • Ik slaag er niet in hulp te krijgen van iemand.

  • "Dank u wel voor de hulp." "Graag gedaan."

  • Ze bedankte ons voor onze hulp.

  • De recherche vraagt ​​de bevolking om hulp.

  • De gerechtelijke politie vraagt ​​de bevolking om hulp.

  • Het land heeft uw hulp nodig.

  • Het land heeft jullie hulp nodig.

  • Het land heeft jouw hulp nodig.

  • Ik had hulp nodig.

  • Zij hadden hulp nodig.

  • Heeft Tom nog hulp nodig?

  • In ga met je mee voor het geval je mijn hulp nodig hebt.

  • Jouw advies was een grote hulp.

  • Hebben we zijn hulp nodig?

  • Hij reed net met zijn fiets voorbij toen hij om hulp hoorde roepen.

  • Ik heb meer hulp nodig.

  • Ze boden hulp aan.

  • Ik heb met de hulp van een tolk gesproken.

  • U kunt me altijd om hulp vragen.

  • Tom is te trots om iemand om hulp te vragen.

Übergeordnete Begriffe

Un­ter­stüt­zung:
ondersteuning

Untergeordnete Begriffe

Ers­te Hil­fe:
eerste hulp
Mit­hil­fe:
assistentie
medewerking

Hilfe übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Hilfe. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Hilfe. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 351626, 364463, 367099, 369152, 409619, 413666, 424769, 451305, 501282, 555871, 555872, 568376, 575889, 594882, 605800, 614737, 675445, 740575, 794943, 804902, 864736, 906415, 907752, 913855, 929016, 983668, 1032669, 1066101, 1137097, 1166320, 1308838, 1450300, 1498678, 1591078, 1611881, 1688404, 1691182, 1712473, 1784645, 1790772, 1794359, 1894265, 1902288, 1923117, 1944663, 1957480, 2160320, 2187431, 2201577, 2238139, 2367155, 2462767, 2462775, 2526016, 2560078, 2560080, 2560084, 2581158, 2581212, 2601112, 2650238, 2783446, 2800263, 2911816, 3011477, 3060542, 3162223, 3556019, 3608812, 3702236, 3885844, 4694467, 4910118, 4914402, 5324320, 5707194, 5877792, 5945830, 6083620, 6316297, 6362084, 6615501, 6677888, 6677889, 6741545, 6767557, 6767559, 6767561, 6767563, 6822349, 7158431, 7251381, 7327363, 7413712, 7413758, 7456452, 7533821, 7635505, 7814943, 7814951, 841205, 3195653, 4919804, 7327559, 7327588, 7481269, 7481270, 7481271, 7799005, 7799104, 8074236, 8083014, 8092646, 8194414, 8317559, 8389248, 8570051, 9296317, 9866531 & 10747656. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR