Was heißt »Fuß« auf Niederländisch?

Das Substantiv »Fuß« (auch: Fuss; ver­altet: Fuss) lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:

  • voet (männlich)

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich gehe zu Fuß.

Ik ga te voet.

Ich gehe zu Fuß zur Schule.

Ik ga lopend naar school.

Ik ga te voet naar school.

Ich musste zu Fuß nach Hause gehen.

Ik moest te voet naar huis gaan.

Ich gehe lieber zu Fuß als Rad zu fahren.

Ik ga liever lopen dan met de fiets.

Gehst du jeden Tag zu Fuß zur Schule?

Ga jij elke dag te voet naar school?

Mein linker Fuß ist eingeschlafen.

Mijn linkervoet slaapt.

Die Leute waren es früher gewohnt, zu Fuß zu reisen.

Vroeger waren de mensen gewend te voet te reizen.

Sie hat kleine Füße.

Zij heeft kleine voeten.

Meine Füße tun weh.

Mijn voeten doen pijn.

Er ist fast sechs Fuß groß.

Hij is bijna zes voet groot.

Er ist zu Fuß nach Hause gegangen.

Hij is te voet naar huis gegaan.

Gehen wir zu Fuß oder fahren wir mit dem Auto?

Zullen we lopen of met de auto gaan?

Es stellte sich heraus, dass das Gerücht weder Hand noch Fuß hatte.

Het bleek dat dit gerucht noch kop noch staart had.

Sie geht zu Fuß zur Schule.

Ze gaat te voet naar school.

Der entflohene Häftling ist noch immer auf freiem Fuß.

De ontsnapte gevangene is nog steeds op vrije voeten.

Der Mörder ist noch auf freiem Fuß.

De moordenaar loopt nog altijd op vrije voeten.

Wir sind auf dem falschen Fuß aufgestanden.

We zijn met het verkeerde been uit bed gestapt.

Masako geht normalerweise zu Fuß zur Schule.

Masako gaat gewoonlijk te voet naar school.

Er geht oft zu Fuß zur Schule.

Hij gaat dikwijls te voet naar school.

Die meisten Schüler gehen zu Fuß zur Schule.

De meeste studenten gaan te voet naar school.

Sie verletzte sich am Fuß, als sie vom Fahrrad fiel.

Ze heeft haar voet bezeerd toen ze van haar fiets viel.

Einige gingen zu Fuß, andere fuhren mit dem Fahrrad.

Sommigen gingen te voet, anderen gingen met de fiets.

Ich gehe immer zu Fuß zur Schule.

Ik loop altijd naar school.

Er kommt zu Fuß oder mit dem Fahrrad.

Hij komt te voet of met de fiets.

Geht er zu Fuß zur Schule oder fährt er mit dem Fahrrad?

Gaat hij te voet naar school of met de fiets?

Wasch dir die Füße.

Was je voeten.

Ich gehe normalerweise zu Fuß.

Normaal ga ik te voet.

Normaal loop ik.

Wieso geht ihr nicht zu Fuß hin?

Waarom lopen jullie niet?

Ich ging zu Fuß.

Ik ging te voet.

Das hat weder Hand noch Fuß.

Daar is kop noch staart aan te krijgen.

Ich gehe gerne allein zu Fuß.

Ik ga graag alleen te voet.

Au! Mein Fuß!

Ow! Mijn voet!

Auch Schlümpfe haben nur zwei Füße.

Ook smurfen hebben maar twee voeten.

Ich bin heute mit dem linken Fuß zuerst aufgestanden.

Ik ben vandaag met het verkeerde been uit bed gestapt.

Gehst du zu Fuß zur Schule?

Loop jij naar school?

Mein Haus ist nur fünf Minuten zu Fuß vom Bahnhof.

Mijn huis ligt op slechts vijf minuten lopen van het station.

Tom hat sich den Fuß verstaucht.

Tom heeft zijn enkel verstuikt.

Ich gehe jeden Tag zu Fuß.

Ik loop iedere dag.

Die Bushaltestelle ist zu Fuß fünf Minuten von hier entfernt.

De bushalte is op vijf minuten lopen van hier.

Er geht jeden Tag zu Fuß zur Arbeit, außer, wenn es regnet.

Hij gaat iedere dag te voet naar zijn werk, behalve als het regent.

Warum gehst du zu Fuß, wenn du ein Auto hast?

Waarom ga je te voet, als je een auto hebt?

Füße vom Tisch!

Voeten van de tafel!

Der Bauernhof wurde am Fuß des Hügels erbaut.

De boerderij is onderaan de heuvel gebouwd.

Er hat kleine Füße.

Hij heeft kleine voeten.

Tom geht zu Fuß.

Tom loopt.

Zu Fuß kommen wir recht spät an.

Als we lopen komen we veel te laat.

Der Junge ist mir absichtlich auf den Fuß getreten.

De jongen stapte met opzet op mijn voet.

Ich gehe gerne zu Fuß.

Ik wandel graag.

Tom geht von der Arbeit gewöhnlich zu Fuß nach Hause.

Vanuit zijn werkplek gaat Tom meestal te voet naar huis.

Der rechte Arm der Freiheitsstatue ist 42 Fuß lang.

De rechterarm van het Vrijheidsbeeld heeft een lengte van tweeënveertig voet.

Mir tut der Fuß weh.

Mijn voet doet pijn.

Ich lebe an einem Ort, von wo ich zu Fuß zur Schule gehen kann.

Ik woon op een plaats vanwaar ik te voet naar school kan gaan.

Der Himmel breitet sich unter unseren Füßen genauso wie über unseren Häuptern aus.

De hemel is onder onze voeten alsmede boven onze hoofden.

Ist es zu Fuß zu weit?

Is het te ver om te lopen?

Sie gingen zu Fuß.

Ze liepen.

Ze hebben gelopen.

Sie ist schlechter Laune, weil sie die U-Bahn verpasste und zu Fuß zur Arbeit gehen musste.

Zij is chagrijnig, omdat ze de metro gemist had en naar het werk moest lopen.

Ich bin gut zu Fuß.

Voor mij is tevoet gaan OK!

Tom geht morgen zu Fuß zur Schule.

Morgen gaat Tom te voet naar school.

Er ist mir absichtlich auf den Fuß getreten.

Hij ging expres op mijn voet staan.

Meine Füße sind gefroren.

Mijn voeten zijn bevroren.

Tom ist mit dem falschen Fuß aufgestanden.

Tom is met het verkeerde been uit bed gestapt.

Ein Fuß hat fünf Zehen.

Een voet heeft vijf tenen.

Achten Sie auf ihren Fuß.

Let op voor uw voet.

Die Arbeiterin geht zu Fuß in die Fabrik.

De werkneemster gaat lopend naar de fabriek.

Tom geht zu Fuß nach Hause.

Tom gaat te voet naar huis.

Seine Füße waren eingeschlafen.

Zijn voeten sliepen.

Ich habe heute keinen Fuß vor das Haus gesetzt.

Ik heb vandaag nog geen voet buiten de deur gezet.

Die Schüler gehen ihren Schulweg zu Fuß.

De leerlingen gaan te voet naar school.

Ich wusch mir die Füße.

Ik waste mijn voeten.

Die Kinder wuschen sich die Füße.

De kinderen wasten hun voeten.

Tom tat es stehenden Fußes.

Hij deed het op staande voet.

Tom ist zu Fuß nach Hause gegangen.

Tom ging te voet naar huis.

Er ist noch immer auf freiem Fuß.

Hij is nog steeds op vrije voeten.

Ich fahre lieber mit dem Rad, statt zu Fuß zu gehen.

Ik fiets liever dan dat ik wandel.

Sie gehen zu Fuß zur Schule.

Ze gaan lopend naar school.

Benutze deine Füße.

Gebruik je voeten.

Wir sind zu Fuß gegangen, weil das nichts kostete.

We zijn er te voet heen gegaan omdat dat niets kostte.

Tom kam zu Fuß an.

Tom is te voet aangekomen.

Synonyme

Bein:
been
Bo­den:
bodem
Grün­dung:
oprichting
So­ckel:
sokkel
Un­ter­la­ge:
ondergrond
onderlegger

Antonyme

Hand:
hand

Niederländische Beispielsätze

  • Ik ga liever te voet dan de bus te nemen.

  • De stad ligt aan de voet van de berg.

  • Hij staat op goede voet met meneer Brown.

  • De jongen was zo moe dat hij geen voet meer kon verzetten.

  • ?Hoe ben je gekomen?“ „Te voet.“

  • Ze kwamen aan de voet van de berg aan.

  • Hij volgt je op de voet.

  • Er is een oud kasteel aan de voet van de berg.

Übergeordnete Begriffe

Kör­per­teil:
lichaamsdeel
Maß:
maat
Maß­ein­heit:
meeteenheid

Untergeordnete Begriffe

Klump­fuß:
klompvoet

Fuß übersetzt in weiteren Sprachen:

Quellen:
  1. [Übersetzungen] Wiktionary-Autoren: Fuß. In: Wiktionary – Das freie Wörterbuch, 2023, [online] de.wiktionary.org, CC BY-SA 3.0
  2. [Synonyme] OpenThesaurus-User: Fuß. In: OpenThesaurus – Das freie Wörterbuch für Synonyme, 2023, [online] openthesaurus.de, CC BY-SA 4.0
  3. [Beispielübersetzungen] User-generated content: Satz Nr. 182037, 351765, 353276, 362188, 363961, 384899, 395147, 406915, 408555, 408558, 431402, 431445, 457098, 520750, 561062, 609941, 693433, 698162, 753198, 761258, 778341, 782159, 824829, 826037, 905064, 928989, 932117, 1074766, 1219390, 1246912, 1274438, 1312710, 1367694, 1387415, 1471539, 1475761, 1476559, 1528495, 1552394, 1802431, 1808062, 1928833, 1984634, 2146816, 2203910, 2297264, 2366167, 2375654, 2817153, 3125971, 3256958, 3492818, 3518815, 4691027, 4941698, 4955358, 5354394, 5484687, 5777354, 5855836, 5992832, 6021636, 6023266, 6103642, 6555518, 6634764, 6687069, 6839933, 6840230, 6840231, 6976991, 7636372, 8132090, 8592552, 8807752, 9211831, 10714987, 11163805, 736942, 764509, 1477833, 4404817, 5696147, 6041369, 8137317 & 9526282. In: tatoeba.org, CC BY 2.0 FR