Was heißt »wo« auf Niederländisch?
Das Adverb »wo« lässt sich wie folgt von Deutsch auf Niederländisch übersetzen:
- waar
Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen
Das ist das Haus, wo er wohnt.
Dat is het huis waar hij woont.
Weißt du, wo er seinen Fotoapparat gekauft hat?
Weet je waar hij zijn fototoestel gekocht heeft?
Der Ort, wo ein Fluss beginnt, ist seine Quelle.
De plaats waar een rivier begint, is haar bron.
Ich fragte ihn, wo ich mein Auto parken könne.
Ik vroeg hem waar ik mijn auto kon parkeren.
Ich weiß, wo du wohnst.
Ik weet waar je woont.
Niemand wusste, wo sie war.
Niemand wist waar ze was.
Ich werde ihn fragen, wo er letzten Sonntag hingegangen ist.
Ik zal hem vragen waar hij vorige zondag naartoe gegaan is.
Ich weiß, wo er wohnt.
Ik weet waar hij woont.
Wissen Sie, wo ich wohne?
Weet u waar ik woon?
Ich kann mich nicht erinnern, wo ich es gekauft habe.
Ik kan mij niet herinneren waar ik het gekocht heb.
Wie lebt man in einem Land, wo es keine Pressefreiheit gibt?
Hoe kan je leven in een land waar geen persvrijheid is?
Kennst du die Stadt, wo er lebt?
Ken jij de stad waar hij woont?
Jetzt, wo es nicht mehr regnet, können wir nach Hause gehen.
Nu dat het gestopt is met regenen, kunnen we naar huis gaan.
Ich suche Andy. Weißt du, wo der ist?
Ik zocht naar Andy. Weet je waar hij is?
Weißt du zufälligerweise, wo sie wohnt?
Weet je toevallig waar ze woont?
Das ist das Dorf, wo mein Vater geboren wurde.
Dit is dus het dorp waar mijn vader geboren is.
Entschuldigen Sie, wo ist die Bäckerei?
Excuseer. Waar is de bakkerij?
Weißt du, wo meine Uhr ist?
Weet je waar mijn horloge is?
Wann und wo hast du dieses Geschenk bekommen?
Wanneer en waar heb je dit geschenk gekregen?
Waar en wanneer heb je dit geschenk gekregen?
Wann und wo haben Sie diese alte Uhr gekauft?
Waar en wanneer hebt ge dat antiek horloge gekocht?
Wissen Sie, wo sie geboren wurde?
Weet jij waar ze geboren is?
Ich weiß nicht, wo meine Uhr ist.
Ik weet niet waar mijn horloge is.
Weißt du, wo sie wohnt?
Weet je waar ze woont?
Ich möchte wissen, wo er war.
Ik zou graag willen weten waar hij was.
Ich weiß nicht, wo es ist.
Ik weet niet waar het is.
Weißt du, wo er wohnt?
Weet gij waar hij woont?
Weet je waar hij woont?
Weet jij waar hij woont?
Sag mir, wo sie wohnt.
Zeg me waar ze woont.
Das Problem ist, dass ich mich nicht erinnern kann, wo ich das Auto geparkt habe.
Het probleem is, dat ik mij niet kan herinneren waar ik de auto heb geparkeerd.
Wir werden eine Fabrik besichtigen, wo Fernsehgeräte hergestellt werden.
We zullen een fabriek bezoeken, waar tv's worden geproduceerd.
Ich frage mich, wo sie wohnt.
Ik vraag me af waar zij woont.
Rate mal, wo ich gewesen bin.
Raad eens waar ik geweest ben?
Jeder weiß, wo ihn der Schuh drückt.
Iedereen weet waar de schoen wringt.
Iedereen weet waar het schoentje wringt.
London, wo ich wohne, war früher berühmt wegen seines Nebels.
Londen, waar ik woon, was vroeger beroemd om zijn mist.
Können Sie mir bitte sagen, wo der Bahnhof ist?
Kunt u mij alstublieft vertellen waar het treinstation is?
Ich weiß nicht mehr, wo ich das gekauft habe.
Ik weet niet meer waar ik het gekocht heb.
Tom kann nicht mit Sicherheit sagen, wo Maria wohnt.
Tom kan niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Wisst ihr, wo er wohnt?
Weten jullie waar hij woont?
Wissen Sie, wo er wohnt?
Weet u waar hij woont?
Tom fragte Mary, wo der Hund sei.
Tom vroeg Mary waar de hond was.
Ich weiß nicht, wo sie sind.
Ik weet niet waar ze zijn.
Pass auf, wo du hintrittst!
Kijk uit waar je loopt.
Der Historiker ist ein Reporter, der überall dort nicht dabei war, wo etwas passiert ist.
De historicus is een journalist die er nooit bij was toen er iets gebeurde.
Zeige mir auf der Karte, wo Puerto Rico liegt.
Toon mij op de kaart waar Puerto Rico ligt.
Wir wissen nicht, wo er ist.
We weten niet waar hij is.
Ich bin 1982 in Athen geboren, wo ich auch heute noch lebe.
Ik ben geboren in 1982 in Athene, waar ik vandaag nog steeds woon.
Er weiß, wo wir wohnen.
Hij weet waar we wonen.
Ich weiß jetzt nicht, wo ich es gelassen habe, aber ich weiß sicher, dass ich es noch heute in meinen Händen hatte.
Ik weet zo één, twee, drie niet waar ik het heb gelaten, maar ik weet zeker dat ik het vandaag nog in mijn handen heb gehad.
Heimat ist dort, wo ich nicht erklären muss, wer ich bin.
Thuis is daar waar ik niet hoef uit te leggen wie ik ben.
Niemand weiß, wo er ist.
Niemand weet waar het is.
Niemand weiß, wo sie ist.
Niemand weet waar ze is.
Ich frage mich, wo Yoko hingegangen ist.
Ik vraag me af waar Yoko heen is gegaan.
Ich weiß, wo sie wohnt.
Ik weet waar ze woont.
Die Frage ist, wo man das Buch kaufen kann.
De vraag is waar men het boek kan kopen.
Sie riet ihm, wo er bleiben sollte.
Zij adviseerde hem waar hij zou moeten blijven.
Wissen Sie, wo er hingegangen ist?
Weet jij waar hij naartoe is gegaan?
Zeig mir, wo ich eine Freundin finden kann!
Laat me zien waar ik een vriendin kan vinden!
Kommst du von einem Planeten, wo nur Frauen wohnen?
Kom jij van een planeet waar alleen vrouwen wonen?
Wissen Sie, wo Tom herkommt?
Weet jij waar Tom vandaan komt?
Was glaubst du, wo Tom ist?
Waar denk je dat Tom is?
Hast du irgendeine Ahnung, wo Tom die Schlüssel hingelegt hat?
Heb je enig idee waar Tom de sleutels gelegd heeft?
Wissen Sie, wo sie wohnt?
Weet u waar ze woont?
Es war in der Nähe vom Fluss, wo ich mich verirrte.
Ik was dicht bij de rivier, toen ik de weg kwijt raakte.
Tom, wo bist du?
Tom, waar ben je?
Gibt es auf diesem Bauernhof irgendwo ein Plätzchen, wo wir angeln können?
Heeft deze boerderij ergens een plekje waar we kunnen vissen?
Ich weiß nicht, wo ich anfangen soll.
Ik weet niet waar te beginnen.
Wir können unsere Zelte nicht da am Strand lassen, wo sie jetzt sind. Sonst stehen sie, wenn die Flut kommt, unter Wasser.
We kunnen onze tenten niet op het strand laten waar ze nu staan. Als we dat doen, zullen ze bij vloed onder water komen te staan.
Ich weiß nicht einmal, wo Tom wohnt.
Ik weet niet eens waar Tom woont.
Ich weiß nicht, wo ich bin.
Ik weet niet waar ik ben.
Ich habe endlich einen Platz gefunden, wo wir allein sein können.
Ik heb eindelijk een plek kunnen vinden waar we alleen kunnen zijn.
Haben Sie schon entschieden, wo Sie das Weihnachten feiern werden?
Hebt u al besloten waar u Kerstmis gaat doorbrengen?
Du kannst nicht mit Sicherheit sagen, wo Maria wohnt.
Je kunt niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Ich kann nicht mit Sicherheit sagen, wo Maria wohnt.
Ik kan niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Wir können nicht mit Sicherheit sagen, wo Maria wohnt.
Wij kunnen niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Ihr könnt nicht mit Sicherheit sagen, wo Maria wohnt.
Jullie kunnen niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Sie können nicht mit Sicherheit sagen, wo Maria wohnt.
Zij kunnen niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Er kann nicht mit Sicherheit sagen, wo Maria wohnt.
Hij kan niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Sie kann nicht mit Sicherheit sagen, wo Maria wohnt.
Zij kan niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Sie weiß nicht, wo Maria wohnt.
Ze weet niet waar Maria woont.
Schon zu Beginn des Zweiten Weltkriegs traf eine Bombe das Haus, wo die Familie Zamenhof wohnte, und zerstörte dort alle Dokumente zur Entwicklung der Sprache Esperanto.
Al bij het begin van de Tweede Wereldoorlog trof een bom het huis waar de familie Zamenhof woonde, en verwoestte daar alle documenten voor de ontwikkeling van de Esperanto taal.
Leg das Buch dorthin zurück, wo du es gefunden hast.
Leg het boek terug waar je het gevonden hebt.
Weiß jemand, wo Tom ist?
Weet iemand waar Tom is?
Ich will wissen, wo sie sind.
Ik wil weten waar zij zijn.
Ich frage mich, wo Tom wohl Französisch gelernt hat.
Ik vraag me af waar Tom Frans leerde.
Tom weiß, wo wir sind.
Tom weet waar we zijn.
Weiß jemand, wo ich eine finden könnte?
Weet iemand waar ik er een zou kunnen vinden?
Weißt du, wo Tom sich versteckt hat?
Weet je waar Tom zich verstopt had?
Können Sie mir auf der Karte zeigen, wo ich gerade bin?
Kan u op de kaart aanduiden waar ik me bevind?
Tom glaubt zu wissen, wo Maria hingegangen ist.
Tom denkt dat hij weet waar Mary naartoe is.
Weißt du, wo Tom auf uns wartet?
Weet jij waar Tom op ons wacht?
Niemand weiß, wo Tom ist.
Niemand weet waar Tom is.
Ich habe keine Ahnung, wo sie jetzt ist.
Ik heb geen idee waar ze nu is.
Ich weiß, wo sie sind.
Ik weet waar ze zijn.
Können Sie mir auf dieser Karte zeigen, wo Sie wohnen?
Kunt u me op deze kaart laten zien waar u woont?
Ich weiß, wo du bist.
Ik weet waar je bent.
Ich weiß, wo ihr seid.
Ik weet waar jullie zijn.
Ich weiß, wo Sie sind.
Ik weet waar u bent.
Ich lebe an einem Ort, von wo ich zu Fuß zur Schule gehen kann.
Ik woon op een plaats vanwaar ik te voet naar school kan gaan.
Ehe Sie sich in einem Hotel schlafen legen, schauen sie erst nach, wo sich der Notausgang befindet!
Vooraleer te gaan slapen in een hotel, ga eerst na waar de nooduitgang zich bevindt.
Weißt du, wo mein Schlüssel ist?
Weet je waar mijn sleutel is?
Tom strich den Zaun an den Stellen, wo die Farbe abgeblättert war.
Tom verfde het tuinhek op de plekken waar de verf was afgebladderd.
Synonyme
Niederländische Beispielsätze
O! Echt waar?
Is het cliché waar?
Het is ongelofelijk maar waar.
Weten je ouders waar je bent?
Wat over mensen wordt gezegd, of het nu waar is of niet, is vaak even belangrijk voor hun leven, en vooral voor hun lot, als wat zij doen.
Allen hebben een huis waar ze terecht kunnen, een thuis waar ze toevlucht vinden. De woestijn is mijn huis, de magere heide is mijn thuis. De noordenwind alleen is mijn vuur, de regen alleen is mijn bad.
Ik ga niet beweren verstand te hebben van iets waar ik geen idee van heb.
Ik ga niet doen alsof ik iets weet waar ik geen idee van heb.
Tom wilde weten waar hij kurkuma kon kopen.
Dat zou waar kunnen zijn.
Tom en Maria wisten niet waar ze heen moesten.
Is het waar dat jij Toms eerste vriendin was?
Ik wil weten waar ik fruit kan kopen.
Ik denk dat jij het bent waar ik al die jaren op heb gewacht.
Delila vroeg aan Simson: "Zeg me, waar haal je je kracht vandaan?"
Ik geloof niet dat zijn verhaal waar is.
Echt waar? Dat had ik niet gemerkt.
Er is een stuwmeer vlakbij waar ik woon.
De slechtste vruchten zijn niet waar de wespen aan knagen.
Ik zal je vertellen waar het is.