Was heißt »schon« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Ich mochte mysteriöse Charaktere schon immer mehr.

Ik heb altijd meer van mysterieuze personages gehouden.

Es ist schon 11 Uhr.

Het is al elf uur.

Er ist schon ein Mann.

Hij is al een man.

Hast du schon einen Bart?

Heb je al een baard?

Heb jij al een baard?

Warst du schon einmal in Kobe?

Ben jij ooit in Kobe geweest?

Es ist schon dunkel.

Het is al donker.

Hast du schon zu Mittag gegessen?

Heb je al geluncht?

Hebt ge al middageten gehad?

Hebt ge al gegeten deze middag?

Ich war schon zweimal in Amerika.

Ik ben al twee keer in Amerika geweest.

Sie war überrascht, dass es schon so spät war.

Ze was verbaasd dat het al zo laat was.

Ja, er hat es schon geschrieben.

Ja, hij heeft het al geschreven.

Hast du dieses Buch schon gelesen?

Heb je dat boek al gelezen?

Haben Sie schon die Zeitung von heute gelesen?

Heeft u de krant van vandaag al gelezen?

Habt ihr schon die Zeitung von heute gelesen?

Hebben jullie de krant van vandaag al gelezen?

Gestern traf ich einen alten Freund, den ich schon lange nicht mehr gesehen hatte.

Gisteren heb ik een oude vriend ontmoet, die ik al lang niet meer gezien had.

Ich habe dich schon lange nicht mehr gesehen, Bill.

Ik heb je lang niet gezien, Bill.

Die Kinder sind schon in die Schule gegangen.

De kinderen zijn al naar school vertrokken.

De kinderen zijn al naar school.

Es ist schon neun Uhr.

Het is al negen uur.

Wie lange lernen Sie schon Englisch?

Hoelang leert u al Engels?

Warst du schon mal im Ausland?

Ben je ooit in het buitenland geweest?

Warst du schon einmal in Okinawa?

Ben je ooit in Okinawa geweest?

Ich bin schon satt, vielen Dank.

Ik heb genoeg gehad, erg bedankt.

Ich habe sie schon seit einer Ewigkeit nicht mehr gesehen.

Ik heb haar in geen eeuwigheid gezien.

Leider hat sie schon einen festen Freund.

Jammer genoeg heeft ze al een vaste vriend.

Hast du schon mal Bananenkuchen gegessen?

Heb je ooit bananentaart gegeten?

Haben wir uns nicht schon einmal getroffen?

Hebben wij elkaar niet al eerder ontmoet?

Hast du schon alle Probleme gelöst?

Heb je al alle problemen opgelost?

Sie schon wieder?

U weer?

Habe ich Sie nicht schon mal getroffen?

Heb ik u al niet eens eerder ontmoet?

Warst du schon einmal in Amerika?

Zijt ge al eens in Amerika geweest?

Ich habe meine Arbeit schon erledigt.

Ik heb mijn werk al gedaan.

Hast du ihn schon schwimmen sehen?

Heb je hem ooit zien zwemmen?

Ich habe selbst schon mehrmals Bußgelder für widerrechtliches Parken bezahlt.

Ik heb zelf ook al een paar keer parkeerboetes betaald.

Vor dem Kino stehen schon viele Leute Schlange.

Er staan al veel mensen in de rij voor de cinema.

Im vierten Stock gibt es kein warmes Wasser, aber im Erdgeschoss schon.

Op de vierde verdieping is er geen warm water, maar op de begane grond wel.

Du hast das Buch vielleicht schon gelesen.

Misschien heb je dat boek al gelezen.

Ich habe schon viel von Ihnen gehört.

Ik heb veel over u gehoord.

Ich bin schon seit zwei Stunden hier.

Ik ben hier al twee uur.

Hast du schon mal einen Wal gesehen?

Hebt ge al een walvis gezien?

Es ist schon sieben Uhr.

Het is al zeven uur.

Het is al 7 uur.

Hast du ihm schon eine Weihnachtskarte geschickt?

Heb je hem al een kerstkaart gestuurd?

Ich hab ihn schon seit Jahren nicht mehr gesehen.

Ik heb hem al jaren niet gezien.

"Nein," erwiderte der Ladenbesitzer, "das meine ich schon ernst. Sie haben doch das Preisschild gesehen."

"Nee," antwoordde de winkelier. "Ik meen het. U heeft het prijskaartje gezien."

Mein Sohn kann schon bis hundert zählen.

Mijn zoon kan al tot honderd tellen.

Ist er schon zurück?

Is hij al terug?

Der letzte Zug ist schon weg.

De laatste trein is al weg.

Haben Sie schon gewählt?

Heeft u al gekozen?

Hebt ge al gestemd?

Heeft u al gestemd?

Warst du schon mal in Frankreich?

Ben je ooit in Frankrijk geweest?

Waren Sie schon mal in Frankreich?

Bent u ooit in Frankrijk geweest?

Wart ihr schon mal in Frankreich?

Zijn jullie ooit in Frankrijk geweest?

Ich habe meine Hausaufgaben schon gemacht.

Ik heb mijn huiswerk al af.

Hast du schon gegessen?

Heb je al gegeten?

Bist du schon mal im Flugzeug geflogen?

Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?

Steh auf. Es ist schon sehr spät.

Sta op. Het is al heel laat.

Das war schon immer so.

Dat is altijd zo geweest.

Unsere blaue Bettwäsche ist bügelfrei und sehr kuschelig, da freut man sich abends schon immer aufs Bett!

Ons blauwe beddengoed hoeft niet gestreken te worden en is heel lekker zacht; je verheugt je er 's avonds altijd al op om naar bed te gaan!

Haben Sie schon mal rohen Fisch gegessen?

Heeft u ooit rauwe vis gegeten?

Hebt u ooit rauwe vis gegeten?

Er ist schon gegangen.

Hij is al vertrokken.

Hij is al weg.

Mit meinem Wohnwagen habe ich schon viele Esperantokongresse besucht.

Met mijn caravan heb ik al dikwijls esperantocongressen bezocht.

Nicht schon wieder! Schau, wie die zwei sich küssen. Die sind wirklich scharf aufeinander. Ich kann es nicht mehr mit ansehen.

Niet opnieuw! Zie hoe die twee elkaar kussen. Ze staan echt in vuur en in vlam voor elkaar. Ik kan dit niet langer aanzien.

Hast du schon Winterreifen an deinem Auto?

Heb je al winterbanden op je auto?

Das Dienstmädchen war schon dabei, im Zimmer sauberzumachen, als Carol hereinkam.

De meid was de kamer al aan het kuisen toen Carol binnenkwam.

Ich bin schon verabredet.

Ik heb al een afspraak.

Ich glaube schon.

Ik denk van wel.

Hat Lucy schon angerufen?

Heeft Lucy al gebeld?

Heeft Lucy al getelefoneerd?

Ich kenne ihn schon lange.

Ik ken hem al lang.

In der niederländischen Stadt Maastricht soll es 53 Kirchen geben; einige davon werden schon als Läden, Cafés oder Museen genutzt.

In de Nederlandse stad Maastricht zouden er 53 kerken moeten zijn; enkelen daarvan worden inmiddels als winkel, café of museum gebruikt.

Es ist schon viel Zeit vergangen, seit ich meine Großmutter besucht habe.

Er is al veel tijd voorbij sinds ik mijn grootmoeder bezocht heb.

Er ist schon seit zwei Jahren geschieden.

Hij is al twee jaar gescheiden.

Warst du schon mal in dieser Wirtschaft?

Ben je al eerder in dit eetcafé geweest?

Ich habe schon gefrühstückt.

Ik heb al ontbeten.

Die Maschine war schon abgeflogen, als ich den Flugplatz erreichte.

Het vliegtuig was al weg toen ik op de vlieghaven aankwam.

Hat sie das Buch schon ausgelesen?

Heeft ze het boek al uitgelezen?

Die Birkenblätter sind schon gelb geworden.

De bladeren van de berk zijn al vergeeld.

Hast du schon ein Bier bekommen?

Hebt ge al een bier gekregen?

Ich habe es schon gekauft.

Ik heb het al gekocht.

Es ist schon sechs Uhr.

Het is al zes uur.

Es ist schon zehn Uhr abends.

Het is al tien uur 's avonds.

Am Ende der Exkursion hatten wir schon großen Durst.

Tegen het einde van de excursie hadden we al erg veel dorst.

Die Sonne geht schon auf.

De zon gaat al op.

Ich habe dieses Buch früher schon mal gelesen.

Ik heb dit boek vroeger al eens gelezen.

Es ist unnötig den Kuchen zu suchen, weil ich ihn schon gegessen habe.

Het heeft geen zin naar de cake te zoeken: ik heb hem al opgegeten.

Wird schon schiefgehen.

Daar gaan we dan.

Haben Sie schon gefrühstückt?

Heeft u reeds ontbeten?

Es regnet schon seit letztem Donnerstag.

Het regent sinds de vorige donderdag.

Ist heute schon Samstag?

Is het vandaag al zaterdag?

Wie lange wohnst du schon hier?

Hoelang woon je al hier?

Wie groß sie schon ist! Bald ist sie so groß wie ihre Mutter.

Hoe groot ze al is! Straks is ze zo groot als haar moeder.

Um zehn Uhr abends schlafe ich schon.

Om tien uur 's avonds slaap ik al.

Sie ist erst zwei Jahre alt, aber schon in der Lage, bis hundert zu zählen.

Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.

Was du diesem Kerl auch sagst, ist vergebens, also mische ich mich schon gar nicht mehr ein.

Wat je ook tegen die kerel zegt, het is vergeefs, dus ik bemoei me er helemaal niet meer mee.

Ich bin nicht schwul, aber mein Freund schon.

Ik ben geen homo, maar mijn vriend is het wel.

Ich bin schon bereit.

Ik ben er klaar voor.

Zwei Monate sind es nun schon, seit er nach Frankreich gezogen ist.

Twee maanden zijn voorbij sinds hij naar Frankrijk gegaan is.

Habt ihr schon gegessen?

Hebben jullie al gegeten?

Es regnet schon seit zwei Tagen.

Het regent al twee dagen.

Ist der Außenminister schon angekommen?

Is de minister van buitenlandse zaken al aangekomen?

Du hast den Kuchen schon gegessen.

Je hebt al taart gegeten.

Tom ist schon hier, aber Bill ist noch nicht gekommen.

Tom is er al, maar Bill is nog niet aangekomen.

Es war schon spät, also bin ich nach Hause gegangen.

Het was al laat, dus ik ben naar huis gegaan.

Ich bin schon zufrieden, wenn er nur ein kleines bisschen weiser geworden ist.

Ik ben al tevreden als hij maar een klein beetje wijzer is geworden.

Synonyme

al­ler­dings:

echter

durch­aus:

volstrekt

frei­lich:

weliswaar

zwar:

wel

weliswaar

Niederländische Beispielsätze