Was heißt »nah« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Die Schule beginnt nächsten Montag.

De school start de volgende maandag.

Wir müssen das Spiel auf nächsten Sonntag verschieben.

We moeten het spel naar de volgende zondag verplaatsen.

Das Konzert findet im nächsten Sommer statt.

Het concert zal de volgende zomer plaatshebben.

Het concert vindt de volgende zomer plaats.

Ich ziehe nächsten Monat um.

Volgende maand ga ik verhuizen.

Beim nächsten Mal bist du an der Reihe.

Hierna is het jouw beurt.

Ich wohne kilometerweit entfernt vom nächsten Bahnhof.

Ik woon kilometers van het volgende station.

Geh nicht zu nah ans Feuer.

Kom niet te dicht bij het vuur.

Ich steige an der nächsten Haltestelle aus.

Op de volgende halte stap ik uit.

Ich steige an der nächsten Station aus.

Ik stap uit in het volgende station.

Steigen Sie an der nächsten Haltestelle um.

U moet op het volgende station overstappen.

Ich werde am nächsten Meeting teilnehmen.

Ik zal de volgende vergadering bijwonen.

Sie müssen an der nächsten Station umsteigen.

In het volgende station moet u overstappen.

Er ist todkrank, er wird den nächsten Tag nicht überleben.

Hij is doodziek. Hij zal de volgende dag niet overleven.

Das Heidentum ist viel näher an der Natur als das Christentum.

Het heidendom staat veel dichter bij de natuur dan het christendom.

Ich werde nächsten Monat umziehen.

Ik ga volgende maand verhuizen.

Kann ich dich in den nächsten zwanzig Minuten zurückrufen?

Kan ik je over twintig minuten terugbellen?

Kan ik je binnen twintig minuten terugbellen?

Im nächsten Frühling will ich nach Hawaii.

Ik wil volgend voorjaar naar Hawaï.

Am nächsten Tag hatten wir alle einen schrecklichen Kater.

De dag daarna zaten we allen met een verschrikkelijke kater.

De dag daarna hadden we allen een verschrikkelijke kater.

Er kündigte den nächsten Sänger an.

Hij kondigde de volgende zanger aan.

Sie bekommt nächsten Monat ein Baby.

De volgende maand zal ze bevallen.

Er kommt näher.

Hij komt dichterbij.

Ich nehme den nächsten Bus.

Ik zal de volgende bus nemen.

Halte nächsten Sonntag frei.

Hou volgende zondag vrij.

Im nächsten Sommer will ich nach Hawaii.

Volgende zomer wil ik naar Hawaï.

Es ist praktisch, so nah am Bahnhof zu wohnen.

Het is handig om zo dicht bij het station te wonen.

Wir ziehen nächsten Monat um.

We verhuizen volgende maand.

Aber nun zu unserem nächsten Thema.

Maar nu het volgende onderwerp.

Das Hemd ist näher als der Rock.

Het hemd is nader dan de rok.

Über Details werden wir in der nächsten Woche diskutieren.

Over details zullen we volgende week discussiëren.

In den nächsten zwei Stunden geht die Sonne unter.

De zon gaat onder over twee uur.

Binnen twee uur gaat de zon onder.

Eine aktualisierte Ausgabe der Enzyklopädie wird im nächsten Monat erscheinen.

Een geactualiseerde versie van de encyclopedie zal de volgende maand verschijnen.

Er sagte mir, er würde am nächsten Tag anfangen.

Hij zei mij dat hij de volgende dag zou beginnen.

Am nächsten Morgen war er fort.

De volgende ochtend was hij weg.

Beim nächsten Halt müssen Sie umsteigen.

Op het volgende station moet u overstappen.

U moet in het volgende station overstappen.

Am nächsten Morgen war der Schneemann vollständig geschmolzen.

De volgende morgen was de sneeuwman volledig gesmolten.

Ich will im nächsten Frühling nach Hawaii.

In de volgende lente wil ik naar Hawaï.

Hält der Zug an der nächsten Station?

Stopt de trein bij het volgende station?

Er wird die nächsten Wahlen wohl gewinnen.

Hij zal waarschijnlijk winnen bij de volgende verkiezingen.

Mir war schwindlig, als ich am nächsten Tag aufstand.

Ik voelde me duizelig toen ik de volgende dag op stond.

Steigen Sie an der nächsten Haltestelle aus.

Stap uit bij de volgende halte.

Er wird nächsten April 10 Jahre.

In april wordt hij tien jaar.

Tom wird nächsten Monat nicht hier sein.

Tom zal de volgende maand niet hier zijn.

Toms Führerschein läuft im nächsten Monat ab.

Toms rijbewijs verloopt volgende maand.

Die Zukunft ist näher, als du denkst.

De toekomst is dichterbij dan je denkt.

Ich möchte an der nächsten Haltestelle aussteigen.

Ik zou willen afstappen aan de volgende halte.

Ik zou willen uitstappen bij de volgende halte.

Ik wil bij de volgende halte uitstappen.

In den nächsten zwei Jahren sollen dreißigtausend Wohnungen gebaut werden.

In de komende twee jaar moeten dertigduizend woningen worden gebouwd.

Im nächsten Monat fahren wir in Urlaub.

De volgende maand gaan wij op vakantie.

In der Nacht hatte es ordentlich geschneit. Am nächsten Morgen erschienen Großmütter mit ihren Enkelkindern auf Schlitten auf den Straßen, und am Nachmittag brachen nach der Schule die Schneeballschlachten im Park aus.

's Nachts viel er een flink pak sneeuw. De volgende morgen verschenen op de straten oma's met kleinkinderen op sleetjes, en 's middags na schooltijd barstten in het park de sneeuwballengevechten los.

Was machst du nächsten Montag?

Wat doe je de volgende maandag?

Weihnachten rückt näher.

Kerstmis komt dichterbij.

In der nächsten Stunde werden wir die Wochentage, die Monate und die Jahreszeiten lernen.

In de volgende les gaan we de dagen van de week studeren, de maanden en de jaargetijden.

Kommen Sie näher.

Kom dichterbij.

Ich werde innerhalb der nächsten drei Tage antworten.

Ik zal binnen drie dagen antwoorden.

Kann ich dich nächsten Montag sehen?

Kan ik je komende maandag zien?

Ich bin verblüfft! Emmanuel wird die nächsten Wahlen wahrscheinlich gewinnen.

Ik ben verbaasd! Emmanuel zal waarschijnlijk de volgende verkiezingen winnen.

Möchtest du nächsten Sommer mit mir nach Boston fahren?

Wil je de volgende zomer met mij naar Boston gaan?

Dieser Zug ist rappelvoll, lasst uns den nächsten nehmen.

Deze trein is overvol, laten we de volgende nemen.

Am nächsten Sonntag geht die Sommerzeit zu Ende.

De volgende zondag eindigt het zomeruur.

„Treffen wir uns nächsten Freitag in demselben Café?“ – „Einverstanden.“

"Zien we elkaar volgende week vrijdag terug in het hetzelfde café?" - "Goed."

Tom frühstückt seit sieben Jahren jeden Tag an diesem Tisch. Für die nächsten sieben Tage sitze ich im Speisesaal neben ihm.

Tom ontbijt sinds zeven jaar elke dag aan deze tafel. De komende zeven dagen zit ik in de ontbijzaal naast hem.

Es ist nah.

Het is dichtbij.

Ich möchte dich fragen, ob du Lust hast mit mir nächsten Monat Urlaub zu machen.

Ik wil je vragen of je zin hebt om met mij op vakantie te gaan volgende maand.

„Wann kommen Sie?“ – „Wir kommen nächsten Monat.“

?Wanneer komt u?” – „We komen de volgende maand.”

Lass uns das nächsten Montag machen!

Laten we dat komende maandag doen.

Tom heiratet nächsten Monat.

Tom trouwt volgende maand.

Die nächsten vier bis sechs Wochen sind entscheidend dafür, den enormen Ebolaausbruch unter Kontrolle zu bringen.

De komende vier tot zes weken zijn cruciaal om de enorme ebola-uitbraak onder controle te krijgen.

Synonyme

eng:

eng

nauw

Antonyme

fern:

ver

kri­tisch:

cruciaal

kritisch

Niederländische Beispielsätze

• Bijna niemand heeft dit dier van dichtbij gezien.

• Ze wonen dichtbij.

• Onze leraar woont dichtbij.

• Mijn appartement is dichtbij.

• Blijf dichtbij.

• Tom werkt dichtbij.

• Is er een ziekenhuis dichtbij?

• Het station is dichtbij.

• Het treinstation is dichtbij.

• Het ziekenhuis is hier dichtbij.

• De post is hier dichtbij.