Was heißt »be­zah­len« auf Niederländisch?

Deutsch/Niederländische Beispielübersetzungen

Kann ich mit Kreditkarte bezahlen?

Kan ik met een creditcard betalen?

Dafür musst du nichts bezahlen, das ist kostenlos.

Ervoor heb je niets te betalen, het is gratis.

Ich werde meine Schulden so schnell wie möglich bezahlen.

Ik zal zo spoedig mogelijk mijn schulden betalen.

Nachdem er drei Wochen lang nach einem Job gesucht hatte, fand er eine gut bezahlte Stelle.

Na drie weken op zoek te zijn geweest naar een baan, vond hij een goedbetaalde betrekking.

Ich habe zweihundert Dollar Steuern bezahlt.

Ik heb $200 aan belastingen betaald.

Warum bestehst du darauf, selbst die Studiengebühren zu bezahlen, obwohl deine Eltern dich gerne finanziell unterstützen würden?

Waarom wil je per se je schoolkosten zelf betalen, terwijl je ouders bereid zijn je financieel te steunen?

Ich habe selbst schon mehrmals Bußgelder für widerrechtliches Parken bezahlt.

Ik heb zelf ook al een paar keer parkeerboetes betaald.

Ich habe zweitausend Yen für das Buch bezahlt.

Ik heb tweeduizend yen voor dat boek betaald.

Ich kann es mir nicht leisten, so viel zu bezahlen.

Ik kan me niet veroorloven zoveel te betalen.

Ich werde es tun, wenn sie mich bezahlen.

Ik doe het als ze me betalen.

Natürlich musst du bezahlen. Was hast du dir denn gedacht?

Natuurlijk moet je betalen! Wat dacht jij dan?

Ich habe um die 50 Dollar bezahlt.

Ik heb ongeveer vijftig dollar betaald.

Lass mich bezahlen.

Laat mij betalen.

Wie viel muss ich bezahlen?

Hoeveel moet ik betalen?

Wie viel hast du dafür bezahlt?

Hoeveel hebt ge ervoor betaald?

Hoeveel heb je daarvoor betaald?

Wer wird das Essen bezahlen?

Wie gaat het eten betalen?

Sich Sorgen machen ist wie eine Schuld bezahlen, die du nicht hast.

Je zorgen maken, is als een schuld betalen die je niet hebt.

Muss ich im Voraus bezahlen?

Moet ik vooraf betalen?

Lass mich das Abendessen bezahlen.

Laat mij voor het diner betalen.

Laat mij voor het avondeten betalen.

Lass mich meinen Teil bezahlen.

Laat mij mijn deel betalen.

Du musst im Voraus bezahlen.

Je moet vooraf betalen.

Für alle seine Bemühungen wurde er nicht gut bezahlt.

Voor al zijn inspanningen werd hij niet goed betaald.

Ich habe zehn Dollar für das Buch bezahlt.

Ik heb tien dollar betaald voor dit boek.

Ich möchte mit Scheck bezahlen.

Ik wil met een cheque betalen.

Ich habe ihn vorige Woche bezahlt.

Ik heb hem vorige week betaald.

Das ist okay, wir können heute getrennt bezahlen.

Dat is goed, we kunnen vanavond allemaal apart betalen.

Experten sagen, dass der Kaffeepreis hauptsächlich deshalb steigt, weil die Leute bereit sind, mehr zu bezahlen.

Experts zeggen dat de koffieprijzen voornamelijk stijgen omdat mensen bereid zijn er meer voor te betalen.

Wir müssen immer mehr bezahlen.

We moeten steeds meer betalen.

Tom ist mal wieder völlig abgebrannt. Er kann nicht einmal den Busfahrschein bezahlen.

Tom is weer helemaal blut. Hij kan niets eens zijn buskaartje betalen.

Ich bezahle die Rechnung.

Ik betaal de rekening.

Ik betaal de factuur.

Ich muss die Rechnung bezahlen.

Ik moet de rekening betalen.

Niemand kann das bezahlen.

Niemand kan dat betalen.

Tom bezahlt gewöhnlich alles in bar.

Tom betaalt doorgaans alles contant.

Wir bezahlen.

Wij betalen.

Wer bezahlt?

Wie betaalt?

Fürs Denken wirst du nicht bezahlt.

Je krijgt niet betaald om te denken.

Sie vergessen immer, die Rechnungen zu bezahlen.

Ze blijven vergeten de rekeningen te betalen.

Tom bezahlt.

Tom betaalt.

Sie bezahlen uns dafür.

U betaalt ons daarvoor.

Du willst nicht mehr bezahlen als unbedingt notwendig, oder?

Je wilt niet meer betalen dan strikt noodzakelijk, nietwaar?

Warum habt ihr Tom nicht einfach bezahlt?

Waarom heb je Tom niet gewoon betaald?

Hat Tom die Miete bezahlt?

Heeft Tom de huur betaald?

Ihm wurde die Mitgliedschaft gekündigt, weil er seinen Beitrag nicht rechtzeitig bezahlt hatte.

Men heeft hem als lid uitgesloten om dat hij het lidgeld niet op tijd betaald had.

Wie sollen wir die Miete bezahlen?

Hoe gaan we de huur betalen?

Ich habe im Voraus bezahlt.

Ik heb vooraf betaald.

Wir haben in den vergangenen Jahren zu viel Steuer bezahlt. Aber wir können das jetzt auf sich beruhen lassen.

Wij hebben in de voorbije jaren te veel belasting betaald. Maar we kunnen dat nu laten rusten.

Ich habe Schuld zu bezahlen.

Ik heb schulden die betaald moeten worden.

Ich habe dafür sowieso schon bezahlt.

Ik heb er toch al voor betaald.

Sie weigerte sich zu bezahlen.

Zij weigerde te betalen.

In Deutschland muss man für alles bezahlen, vielerorts sogar für die Nutzung öffentlicher Toiletten.

In Duitsland moet men voor alles betalen, op veel plekken zelfs voor het gebruik van openbare toiletten.

Ich bezahle Steuern.

Ik betaal belastingen.

Ich bezahlte noch fünf Dollar zusätzlich.

Ik betaalde nog vijf dollar extra.

Es ist sicherlich nicht die einfachste Arbeit, aber gut bezahlt.

Het is zeker niet de makkelijkste job, maar het betaalt goed.

Er hat für dieses Buch 1000 Yen bezahlt.

Hij heeft 1000 yen betaald voor dit boek.

Ich habe nicht bezahlt.

Ik heb niet betaald.

Tom bezahle ich gut.

Ik betaal Tom goed.

Tom bezahlen wir gut.

We betalen Tom goed.

Sie bezahlen Tom gut.

U betaalt Tom goed.

Ze betalen Tom goed.

Du wirst dafür bezahlen.

Jij zult ervoor betalen.

Leyla bezahlte fürs Taxi.

Leyla betaalde voor de taxi.

Wer hat bezahlt?

Wie heeft er betaald?

Hast du schon bezahlt?

Heb je al betaald?

Sie bezahlen zu viel.

U betaalt te veel.

Zij betalen te veel.

Ze betalen te veel.

Gestern brauchte ich nicht zu bezahlen.

Gisteren hoefde ik niet te betalen.

Wir haben für diesen Ausflug bezahlt.

We hebben betaald voor deze trip.

Sie werden wöchentlich bezahlt.

Ze worden per week betaald.

U wordt per week betaald.

Tom hat die Zeche zusammen mit Maria bezahlt.

Tom heeft de rekening met Maria betaald.

Sie haben mir nicht viel bezahlt.

Ze hebben me niet veel betaald.

Wir haben in Deutschland immer mit Reiseschecks bezahlt.

We hebben in Duitsland altijd met reischeques betaald.

Darf man nur bar bezahlen?

Mag je alleen contant betalen?

Darf man mit Scheck bezahlen?

Mag men met een cheque betalen?

Mag je met een cheque betalen?

Wir brauchten nichts zu bezahlen.

We hoefden niets te betalen.

Dieser Herr bezahlt alles.

Deze meneer betaalt alles.

Ich habe bezahlt.

Ik heb betaald.

Man kann bar bezahlen.

Men kan contant betalen.

Dafür bezahle ich nicht!

Ik betaal daar niet voor.

Sie haben mich nicht bezahlt.

Ze hebben me niet betaald.

Strom, Wasser, Versicherungen, Grundbesitzabgaben, Krankenkasse – alles muss bezahlt werden.

Stroom, water, verzekeringen, onroerend-goedbelastingen, ziektekostenverzekering - alles moet betaald worden.

Ich habe bereits bezahlt.

Ik heb al betaald.

Wie viel bezahlt ihr?

Hoeveel betalen jullie?

Tom möchte später bezahlen.

Tom wilde later betalen.

Ich bin diejenige, die bezahlt.

Ik ben degene die betaalt.

Wirst du nicht dafür bezahlt?

Word je hier niet voor betaald?

Weißt du, wie viel sie dafür bezahlt haben?

Weet je hoeveel ze daarvoor betaald hebben?

Synonyme

ab­füh­ren:

afdragen

afvoeren

purgeren

wegvoeren

aus­glei­chen:

compenseren

bü­ßen:

boeten

ent­loh­nen:

bezoldigen

salariëren

uitbetalen

vergoeden

er­stat­ten:

terugbetalen

ge­ben:

geven

verstrekken

tra­gen:

dragen

Antonyme

ein­neh­men:

gebruiken

Niederländische Beispielsätze

• Ik zal later betalen.

• Moet ik voor de benzine betalen?

• Ik wil betalen.

• Of je nu ploegt of niet, de pacht moet je betalen.

• Hij weigerde te betalen.

• Tom had een goede reden om zijn huur niet op tijd te betalen.

• Hij moest een hoge geldboete betalen.

• Ik moet de huur betalen.

• De huur is morgen te betalen.

• Kelner, ik zou willen betalen!

• Ik moet nog twee maanden huur betalen voor mijn kamer.